Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2000, AA6582, 98/04341
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2000, AA6582, 98/04341
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 juli 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6582
- Zaaknummer
- 98/04341
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Belastingkamer
Nr. 98/4341
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vijfde enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van mr. R te B tegen de beschikking van de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof d.d. 15 oktober 1999 inzake het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren te Heerlen van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aanslag.
1. Aanslag en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1992 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd van nihil, met verrekening van voorheffingen (hierna: de aanslag). Bij die verrekening ging het om een teruggave van fl. 2.174,-- aan dividendbelasting.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag een bezwaarschrift ingediend. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd. Die uitspraak is gedagtekend 8 juli 1998.
2. Loop van het geding
2.1. Het beroepschrift bevat de naam en het adres van de indiener. Het beroepschrift is gedagtekend 15 augustus 1998 en is op 18 augustus daarna bij het Hof binnengekomen. Het beroepschrift is gericht tegen de in 1.2 vermelde uitspraak, welke is gedagtekend 8 juli 1998. Het is voorzien van een motivering.
2.2. De griffier heeft bij brief van 2 april 1999 het ter zake van het beroep verschuldigde griffierecht ad fl. 80,-- geheven. De betaling van dat recht is op 13 april 1999 bij het Hof binnengekomen.
2.3. De Inspecteur heeft het beroep van belanghebbende bij vertoogschrift bestreden.
2.4. Met toepassing van het bepaalde in artikel 18a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken heeft de voorzitter van de Belastingkamer van dit Hof (hierna: de voorzitter) bij beschikking d.d. 15 oktober 1999 (hierna: de beschikking) belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Van de beschikking zijn op diezelfde dag aangetekend afschriften verzonden aan belanghebbende en de Inspecteur.
2.5. Belanghebbende heeft tegen de beschikking een verzetschrift ingediend. De Inspecteur naar aanleiding van het verzetschrift een vertoogschrift ingediend. Daarin heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep.
2.6. De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaats gevonden in raadkamer ter zitting van het Hof van 14 juni 2000, gehouden te Maastricht. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de Inspecteur drs.H. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en van die pleitnota een exemplaar verstrekt aan de Inspecteur en aan het Hof. De inhoud van dit stuk wordt als hier ingelast aangemerkt.
3. De beschikking
3.1. In de beschikking heeft de voorzitter belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep, daartoe overwegende dat - de ambtenaar de aanslag heeft vastgesteld naar een belastbaar inkomen van fl. 1.076,-- negatief en de aanslag bij de bestreden uitspraak heeft gehandhaafd;
- het door belanghebbende ingestelde beroep niet tot een voor hem gunstiger beslissing kan leiden;
- belanghebbende daarom, wegens het ontbreken van het belang, in het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
3.2. Belanghebbende, die ter zitting geen andere argumenten heeft aangevoerd dan die vermeld in zijn verzetschrift en in zijn pleitnota, is van oordeel dat de Inspecteur ten onrechte de aanslag heeft gehandhaafd en dat de Inspecteur hem niet-ontvankelijk had moeten verklaren in zijn bezwaar. Nu belanghebbende een verzetschrift heeft ingediend tegen de beschikking waarbij hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep, is belanghebbende klaarblijkelijk van oordeel dat hij wél ontvankelijk is in zijn beroep. Hij wenst in ieder geval een uitspraak van het Hof met betrekking tot de 2.1 vermelde uitspraak van de Inspecteur.
4. Beoordeling van het verzet
4.1. De Inspecteur heeft bij de bestreden uitspraak de onderhavige aanslag, zijnde een aanslag van nihil, gehandhaafd bij gebrek aan belang.
4.2. Gelet op het daaromtrent in 2.1 en 2.2 vermelde voldoet het beroepschrift aan de in de Algemene wet bestuursrecht gestelde vereisten en is belanghebbende tijdig in beroep gekomen. Ook heeft belanghebbende tijdig het ter zake van het beroep verschuldigde griffierecht ad fl. 80,-- voldaan.
4.3. Gelet op het daaromtrent in 4.2 vermelde had belanghebbende in zijn beroep moeten zijn ontvangen. In zoverre is de beschikking, waarin belanghebbende niet-ontvankelijk is verklaard in zijn beroep, onjuist. Om proceseconomische redenen overweegt het Hof evenwel het volgende.
4.4. In zijn arrest van 6 oktober 1999 (nr. 34 831), ondermeer gepubliceerd in BNB 1999/401, heeft de Hoge Raad een beslissing gegeven in de zaak van een belastingplichtige die van de belastingdienst een nihilaanslag had ontvangen en die door de belastingdienst niet-ontvankelijk was verklaard in het bezwaar tegen die aanslag. Na het tegen die uitspraak ingestelde beroep had het Hof ('s-Gravenhage) de bestreden uitspraak vernietigd, belanghebbende alsnog ontvankelijk verklaard in het bezwaar en de aanslag gehandhaafd en had de staatssecretaris van Financiën tegen die beslissing beroep in cassatie ingesteld.
4.5. In 3.2 van zijn in 4.4 vermelde arrest heeft de Hoge Raad het volgende overwogen respectievelijk beslist.
"Nu een aanslag van nihil is vastgesteld en de rechter in belastingzaken de aanslag niet kan verhogen heeft belanghebbende geen belang bij het door haar voorgestelde middel, aangezien het niet tot een voor haar gunstiger resultaat kan leiden. Derhalve treft het middel geen doel en dient het beroep verworpen te worden. Het Hof heeft - anders dan de staatssecretaris in zijn vertoogschrift stelt - terecht de uitspraak van de Inspecteur vernietigd (HR 23 augustus 1989, nr. 25 516, BNB 1990/2). In het geval dat is beslist in het arrest van de Hoge Raad van 16 december 1998, nr. 33 916, naar welk arrest de staatssecretaris verwijst, resteerde er na vernietiging van de navorderingsaanslag door het Hof geen aanslag meer.".
4.6. Ook belanghebbende had geen belang bij het door hem ingediende bezwaar. Dat bezwaar betrof eveneens een aanslag van nihil. Gelet op voormeld arrest van de Hoge Raad is er dan geen andere beslissing mogelijk dan dat de bestreden uitspraak, waarbij de nihilaanslag is gehandhaafd, wordt bevestigd.
De beroepsprocedure van belanghebbende heeft voor het jaar 1992 materieel derhalve geen belang. Belanghebbende kan het bij de nihilaanslag vastgestelde (negatieve) belastbare inkomen aan de orde stellen in een belastingjaar waarin hij door de werking van verliesverrekening een belang heeft.
4.7. Gelet op het daaromtrent in 4.6 vermelde kan het Hof bij het onderhavige beroep niet toekomen aan de beoordeling van de vraag of de onderwerpelijke aanslag juist is. Om proceseconomische redenen zal het Hof het verzet van belanghebbende ongegrond verklaren, ook al is belanghebbende in de beschikking ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
De beslissing
Het Hof verklaart het verzet van belanghebbende ongegrond.
Aldus vastgesteld op 10 juli 2000 door P.J.M. Bongaarts, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschift aan partijen verzonden op: 10 juli 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.