Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2000, AA6622, 98/00020
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 12-07-2000, AA6622, 98/00020
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 12 juli 2000
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2000:AA6622
- Zaaknummer
- 98/00020
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 98/00020
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer T te O tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te T van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur), op zijn bezwaarschrift betreffende zijn aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 1995.
1. De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden in raadkamer ter zitting van het Hof van 28 juni 2000 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en diens gemachtigde de heer P, verbonden aan Accountantskantoor D B.V. te T, alsmede, namens de Inspecteur, de heer K.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 12 juli 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
2. De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak
3. De gronden
3.1. Belanghebbende, geboren te H op 5 januari 1956, woont vanaf 3 januari 1995 met zijn echtgenote, mevrouw C, geboren te B op 24 januari 1955, in O.
3.2. Belanghebbende heeft, na in Q gewoond te hebben, vanaf zijn zesde jaar tot zijn vijftiende jaar in T gewoond, vervolgens tot zijn vijfentwintigste in O en daarna tot oktober 1989 in N. Belanghebbendes echtgenote is na haar veertiende jaar uit haar geboorteplaats B naar de gemeente V verhuisd, op achttienjarige leeftijd is zij vervolgens geëmigreerd naar België, waarna zij op 25 mei 1980 is verhuisd naar N. Na haar huwelijk aldaar met belanghebbende is zij met hem op 19 oktober 1989 verhuisd naar de gemeente Z, gelegen nabij EL. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben daar tot 22 juni 1994 gewoond.
3.3. Na zijn woning te Z te hebben verkocht hebben belanghebbende en zijn echtgenote met ingang van 22 juni 1994 hun intrek genomen bij belanghebbendes vader in A. In september 1994 heeft belanghebbende een woning te O, T-laan 0, gevonden, welke woning ultimo december 1994 aan hem is opgeleverd. Op 3 januari 1995 zijn belanghebbende en zijn echtgenote naar deze woning verhuisd.
3.4. Tot en met oktober 1995 was belanghebbende als inspecteur verzekeringen in loondienst bij de G- Bank N.V. te Rotterdam.
3.5. Op 10 augustus 1995 gaat belanghebbende - met terugwerkende kracht tot 1 juli 1995 - met zijn echtgenote een maatschap aan tot uitoefening van een onderneming in assurantiën. Deze maatschap is op 7 november 1995 omgezet in een vennootschap onder firma, eveneens met terugwerkende kracht tot 1 juli 1995. In de vennootschapsakte wordt een winstverdeling opgenomen van 60% voor belanghebbende en 40% voor zijn echtgenote.
3.6. Belanghebbende heeft als belastbaar inkomen voor het onderhavige jaar aangegeven
een bedrag van fl. 49.981,=
en in zijn beroepschrift aangegeven hierop alsnog een bedrag
aan verhuiskosten in mindering te willen brengen van
fl. 12.218,=
en geconcludeerd tot een belastbaar inkomen van fl. 37.763,=.
Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard dat,
gelet op voormelde winstverdeling, slechts 60% van het bedrag
aan verhuiskosten in aanmerking moet worden genomen en dat
mitsdien het belastbare inkomen moet worden verhoogd met 40%
hiervan of, afgerond, fl. 4.887,=
en worden vastgesteld op een bedrag van fl. 42.650,=.
3.7. In geschil is het antwoord op de vraag of 60% van genoemd bedrag aan verhuiskosten ten laste van de winst van belanghebbendes onderneming kan worden gebracht?
Deze vraag beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend.
3.8. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd verklaard geen beroep te doen op het gelijkheidsbeginsel en ook met de volzin in zijn bezwaarschrift: "In vergelijking met de bestaande jurisprudentie voor werknemers achten wij het alleszins billijk om de navolgende verhuiskosten alsnog op de fiscale winst in mindering te brengen." geen beroep op het gelijkheidsbeginsel te hebben willen doen.
3.9. De Inspecteur heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat ook indien veronderstellenderwijs ervan zou worden uitgegaan dat belanghebbende vanaf 1 januari 1995 als ondernemer zou moeten worden aangemerkt verhuiskosten, als hiervóór bedoeld, nog geen kosten zijn welke ten laste van de winst kunnen worden gebracht, omdat de aankoop van de woning in O door belanghebbende is ingegeven door persoonlijke motieven en het zakelijk belang van de onderneming hiermee niet was gediend.
3.10. Belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, daar het hier een aftrekpost betreft, heeft tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat vorenbedoelde verhuiskosten zijn gemaakt met het oog op belanghebbendes onderneming dan wel dat deze kosten de zakelijke belangen van bedoelde onderneming hebben gediend. De omstandigheid dat zowel belanghebbende als zijn echtgenote in hun jeugd- en jongerenjaren in (de omgeving van) O hebben gewoond en, naar hij stelt doch niet aannemelijk heeft gemaakt, uit die tijd in die gemeente een kennissenkring hadden, waardoor belanghebbende in O, naar hij verwachtte, op eenvoudige wijze een klantenkring kon vormen, is, ook indien zulks wèl aannemelijk zou zijn gemaakt, daartoe niet zonder meer voldoende.
3.11.Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken
3.12. Op grond van al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld te 's-Hertogenbosch op 12 juli 2000 door M.E. van Hilten , lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 14 juli 2000
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.