Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-11-2000, AA8727, 98/03041

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-11-2000, AA8727, 98/03041

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 november 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2000:AA8727
Zaaknummer
98/03041

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER.

Nr. 98/3041

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK.

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer J. te V tegen de uitspraak van het hoofd van de hoofdafdeling financiën van de gemeente V (hierna: de ambtenaar), op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de baatbelasting B- over 1996, aanslagnummer 100000000.

De mondelinge behandeling.

Deze heeft plaatsgevonden op woensdag 1 november 2000 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede mevrouw C. namens de ambtenaar.

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 15 november 2000, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing.

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de aanslag en gelast dat de ambtenaar aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van f. 80,--.

De gronden.

1. Met dagtekening 31 december 1996, aanslagnummer 1000000000, is aan belanghebbende een aanslag baatbelasting Begijnengang opgelegd ten bedrage van f. 9.174,38.

Aan de heffing ligt ten grondslag de Verordening baatbelasting B_ ( hierna: de verordening), alsmede het Bekostigingsbesluit B_ang.

De verordening is vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente V van 29 maart 1995 en goedgekeurd door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken bij besluit van 10 mei 1995.

2. De gemeente V heeft in de in het centrum gelegen B-gang en K-straat sierbestrating en sfeerverlichting laten aanbrengen. Belanghebbende is eigenaar van een in dit gebied gelegen onroerende zaak en heeft deze zaak in gebruik kapsalon. De voorzijde van belanghebbendes pand ligt aan de G-straat, de zijgevel ligt aan de B-gang en de achtergevel ligt aan de K-straat.

3. De maatstaf van heffing is het langs de grond gemeten aantal strekkende meters, waarmee een onroerende zaak grenst aan, of is gelegen binnen het in de verordening aangewezen gebied.

4. Belanghebbende stelt dat de aanslag baatbelasting dient te worden vernietigd omdat hij, voorzover het betreft de 21 meter lange zijgevel aan de B-gang, niet is gebaat bij de door de gemeente getroffen voorzieningen. Voorts stelt belanghebbende dat de maatstaf van heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, in het bijzonder het evenredigheidsbeginsel.

5. Het Hof stelt voorop dat de B-gang door de sierbestrating en sfeerverlichting aansluiting heeft gekregen op het voetgangersgebied in het centrum van de gemeente. Het Hof acht hiermee aannemelijk dat door die voorzieningen het gebied is gebaat.

6. Voorzover belanghebbende stelt dat zijn onroerende zaak niet door de voorzieningen in de B-gang is gebaat is het Hof van oordeel dat deze stelling moet worden verworpen.

Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat de beoordeling of een onroerende zaak is gebaat dient te geschieden ongeacht het gebruik van die onroerende zaak en dat volgens het bestemmingsplan in de betreffende onroerende zaak detailhandel in het algemeen is toegelaten. Gelet voorts op het feit dat de zijgevel vier ramen heeft, acht het Hof belanghebbendes onroerende zaak gebaat.

7. Ter onderbouwing van zijn stelling dat hij onevenredig zwaar in de baatbelasting wordt betrokken heeft belanghebbende aangevoerd dat in het gebied een onroerende zaak in de heffing is betrokken die 20 maal groter is dan de onroerende zaak van belanghebbende en dat voor die onroerende zaak aan baatbelasting is geheven ongeveer 2 ¼ maal het bedrag dat van belanghebbende is geheven. De ambtenaar heeft dit niet bestreden en heeft ook overigens niet aangegeven dat die vergelijking zo niet gemaakt kan worden. Het Hof acht dit een zo groot verschil in zwaarte van heffing dat het op de weg van de ambtenaar had gelegen hiervoor een verklaring te geven.

Gelet op het voorgaande en gelet op de ligging van belanghebbendes onroerende zaak aan twee zijden in het in de heffing betrokken gebied, is het Hof van oordeel dat de heffingsmaatstaf in de verordening ten opzichte van belanghebbende tot een onevenredig zware heffing leidt, zodanig dat die verordening met betrekking tot de onroerende zaak van belanghebbende wegens strijd met algemene rechtsbeginselen onverbindend is; de litigieuze aanslag kan derhalve niet in stand blijven.

8. Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende.

De proceskosten.

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken nu niet is gebleken dat belanghebbende zodanige kosten heeft gemaakt.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld te 's-Hertogenbosch op 15 november 2000 door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van H.J. van den Helm, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 16 november 2000

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).