Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-02-2001, AB0736, 98/03271
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-02-2001, AB0736, 98/03271
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 februari 2001
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2001:AB0736
- Zaaknummer
- 98/03271
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 98/03271
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1995 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 31 januari 2001 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, A, verbonden aan het kantoor te B van C, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, I, verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 14 februari 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
De gronden
(1) Uit de door belanghebbende overgelegde documentatie van D (hierna: D) leidt het Hof af dat belanghebbende D gelden ter beschikking heeft gesteld om daarmede voor zijn rekening en risico deviezen, edelmetalen of andere grondstoffen, alsmede opties, termijncontracten en futures op in het bijzonder dit soort goederen, aan te kopen en te verkopen.
In feite zijn met de door belanghebbende aan D ter beschikking gestelde gelden, na aftrek van commissies, futures op Duitse marken en US T-bonds gekocht en verkocht.
Naar het oordeel van het Hof zijn investeringen in dit soort objecten op zichzelf bezien vreemd aan belanghebbendes agrarische onderneming.
(2) Voor zover de onder (1) bedoelde investeringen zijn gedaan met tijdelijk overtollige liquide middelen, overweegt het Hof het volgende.
In de documentatie van D wordt er op verschillende plaatsen uitdrukkelijk op gewezen dat investeringen als de onderhavige zeer riskant zijn en dat zelfs de volledige inleg in betrekkelijk korte tijd verloren kan gaan. Ook wordt er in deze documentatie op gewezen dat het bij bepaalde marktomstandigheden zeer moeilijk of geheel onmogelijk is de posities te liquideren. Belanghebbende heeft tegenover D met zijn handtekening bevestigd dat hij de schriftelijke verklaring waarin op deze risico’s wordt gewezen, heeft gelezen en begrepen. Voorts is op pagina 21, punt 10, van het door belanghebbende ondertekende contract bepaald: “Gewinnversprechen oder - zusagen von Vertretern von D sind unzulässig.”.
Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende, tegenover de betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt dat het risico beperkt bleef tot de hoogte van de rendementen, noch dat hem enige garantie is verstrekt met betrekking tot de terugbetaling van zijn inleg (punt 19, 20, 25 en 28 van zijn pleitnota).
Gelet op het vorenstaande heeft belanghebbende evenmin aannemelijk gemaakt dat redelijkerwijze kon worden aangenomen dat de door hem geïnvesteerde gelden tijdig weer in zijn onderneming beschikbaar zouden zijn.
Hieraan doet niet af dat belanghebbende, naar hij stelt, de Duitse tekst van het contract niet heeft begrepen en zich niet bewust is geweest van de risico’s die hij liep.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 15 september 1999, BNB 1999/406*, behoren de onderhavige investeringen mitsdien niet tot belanghebbendes ondernemingsvermogen zodat het door hem op deze investeringen geleden verlies geen verlies uit onderneming vormt. Dit geldt ook voor zover het verlies veroorzaakt is door de commissies die D in rekening heeft gebracht, alsook voor zover het verlies, naar belanghebbende stelt, is veroorzaakt door malafide handelen van D. Het vorenstaande geldt te meer voor zover de inleg niet is gefinancierd met eigen vermogen van belanghebbende doch met door hem geleend geld.
(3) Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten.
De Inspecteur heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van proceskosten.
(4) Het Hof vindt geen aanleiding om met gebruikmaking van de hem in artikel 5, zevende lid, tweede volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken verleende bevoegdheid te gelasten dat het door belanghebbende voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 80,= geheel of gedeeltelijk door de Inspecteur wordt vergoed.
(5) Gelet op het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 14 februari 2001 door J.A. Meijer, voorzitter, P. Fortuin en M.W.C. Feteris, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 22 februari 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.