Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-02-2001, AB0798, 98/01628

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-02-2001, AB0798, 98/01628

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 februari 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AB0798
Zaaknummer
98/01628

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 98/01628

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen zijn aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1995.

DE MONDELINGE BEHANDELING

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 31 januari 2001 te ‘s-Hertogenbosch.

Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van zijn vader, alsmede de Inspecteur.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 14 februari 2001, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.

DE BESLISSING:

Het Hof vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 11.642,-- en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende zal vergoeden het door belanghebbende ter zake van de behandeling van zijn beroep gestorte griffierecht, ten bedrage van ƒ 80,-- en de proceskosten, zijnde ƒ 11,--.

DE GRONDEN:

1. In geschil is of belanghebbende in 1996 of belanghebbende heeft voldaan aan de zogenaamde urennorm, welke in artikel 44m van de Wet wordt gesteld voor toepassing van de zelfstandigenaftrek.

2. Op grond van de door belanghebbende overgelegde agenda, de door belanghebbende mede aan de hand van die agenda opgestelde urenverantwoording (overgelegd als bijlage 7 bij het vertoogschrift), de verklaringen van belanghebbende ter zitting, en de geloofwaardige indruk die belanghebbende ter zitting heeft gemaakt, een en ander in onderlinge samenhang beschouwd, acht het Hof in voldoende mate aannemelijk dat in het onderhavige jaar de voor werkzaamheden beschikbare tijd van belanghebbende voor ten minste 1225 uren in beslag werd genomen door het voor eigen rekening feitelijk drijven van zijn onderneming.

3. Uit het voorgaande volgt dat het gelijk aan de zijde van belanghebbende is. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag overeenkomstig de aangifte moet worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 11.642,--.

Proceskosten

Belanghebbende heeft ter zitting desgevraagd verklaard aanspraak te maken op een vergoeding van de kosten ter zake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand, alsmede op vergoeding van zijn reiskosten ten behoeve van het bijwonen van de zitting. Deze bedoelde bijstand is belanghebbende verleend door zijn vader, die ook ter zitting tot bijstand van belanghebbende aanwezig was. De vader van belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij jurist is, het beroepschrift heeft opgesteld, de bijstand aan belanghebbende in het kader van de uitoefening van zijn beroep heeft verleend en dat hij belanghebbende ter zake van deze bijstand in de toekomst een rekening zal sturen. De Inspecteur heeft betwist dat sprake is van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Het Hof hecht geen geloof aan de verklaring dat de vader van belanghebbende de rechtsbijstand in het kader van de uitoefening van zijn beroep heeft verleend, en evenmin aan de verklaring dat aan belanghebbende - bijna 3 jaar na indiening van het pro-forma beroepschrift - nog een rekening zal worden gestuurd. Het Hof acht daarom niet aannemelijk dat belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft gehad in de zin van artikel 1, onderdeel a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures en wijst het verzoek om toekenning van een proceskostenveroordeling ter zake van die kosten van de hand.

Het Hof stelt de reiskosten van belanghebbende met inachtneming van genoemd Besluit in goede justitie op ƒ 11,--.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld op 14 februari 2001 door R.J. Koopman, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van K.M.J. van der Vorst, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 22 februari 2001

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een

beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak

overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie

is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.