Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-03-2001, AB1042, 97/00574

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-03-2001, AB1042, 97/00574

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 maart 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1042
Zaaknummer
97/00574

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 97/00574

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992.

De mondelinge behandeling

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 14 maart 2001 te ’s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord A, als gemachtigde van belanghebbende, tot bijstand vergezeld van B, beiden verbonden aan C belastingadviseurs te Q, alsmede, namens de Inspecteur, D, verbonden aan de vorengenoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 28 maart 2001, de volgende monde-linge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

De gronden voor de beslissing

1. Belanghebbende heeft ter zitting zijn in de van hem afkomstige stukken onder derde geschilpunt vermelde grief laten vallen en voorts verklaard dat het door hem gedane beroep op toepassing van de zogeheten hardheidsclausule moet worden gezien als een beroep op het door de Resolutie van 28 december 1989, nr. db89/6788, zoals gepubliceerd in VN 1990, pagina 1057 e.v., bij hem in rechte te beschermen vertrouwen. Belanghebbende heeft ter zitting tevens zijn in de conclusie van repliek op bladzijde 4, middenin, gedane aanbod tot getuigenverhoor ingetrokken.

2. Uit het arrest van de Hoge Raad van 17 maart 1993, nr. 28 943, onder meer gepubliceerd in BNB 1993/144*, volgt dat er slechts sprake kan zijn van een met het genoten loon verband houdende terugbetaling indien deze terugbetaling voortvloeit uit een wettelijke verplichting dan wel valt terug te voeren op een beding dat deel uitmaakt van een daartoe strekkende overeenkomst tussen de vennootschap en de directeur/enig aandeelhouder.

3. In de onderhavige casus is geen sprake van een wettelijke verplichting tot terugbetaling van genoten loon en is het Hof evenmin gebleken van een tussen de directeur/enig aandeelhouder en de vennootschap bestaand beding dat tot terugbetaling verplichtte. De enkele zinsnede in de tot de stukken van het geding behorende brief van C d.d. 15 mei 1992 “Wij stellen ………… voor dit (Hof: lees “dat”) vanuit de Machinefabriek in 1992 een salaris exclusief overhevelingstoeslag wordt betaald van

f 55.000.” is naar het oordeel van het Hof niet voldoende om te kunnen spreken van een beding als hiervoor bedoeld. Ook overigens is het Hof niet gebleken van enige overeenkomst tussen de vennootschap en belanghebbende om het salaris over 1992 te verlagen tot fl. 55.000,=.

Op grond van het bepaalde in artikel 10, vierde lid, van de Statuten van de vennootschap dienen de bezoldiging en de overige arbeidsvoorwaarden voor ieder der direkteuren te worden vastgesteld door de algemene vergadering.

Tussen partijen is niet in geschil dat er geen notulen bestaan van een algemene vergadering van aandeelhouders waarin een dergelijk besluit is vastgelegd.

4. Naar het oordeel van het Hof dient het beroep van belanghebbende op de hiervoor onder 1 genoemde Resolutie te worden verworpen nu betreffende resolutie een regeling geeft voor inkomen dat is genoten zonder dat daarop een recht bestaat, hetgeen naar het oordeel van het Hof in de onderhavige situatie niet het geval was. Gelet op het hiervoor onder 3 overwogene ontbrak hier immers een besluit om het salaris van belanghebbende te verlagen, hetgeen naar het oordeel van het Hof met zich meebracht dat belanghebbende recht had op het aan hem in 1992 uitbetaalde salaris.

5. Uit het vorenoverwogene volgt dat het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur.

De proceskosten

Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van door belanghebbende gemaakte proceskosten.

De Inspecteur heeft geen aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld op 28 maart 2001 door G.J. van Muijen, voorzitter, J.W.J. Huige en A.C. van Leijenhorst, in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 30 maart 2001

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ƒ 150,--.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ƒ 150,-- verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.