Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-03-2001, AB1049, 98/03322
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-03-2001, AB1049, 98/03322
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 maart 2001
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1049
- Zaaknummer
- 98/03322
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 98/03322
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tweede enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Particulieren P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende de hem voor het jaar 1996 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 28 februari 2001 te
's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer
A, advocaat te Q, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, B, verbonden aan de hiervoor genoemde eenheid van de rijksbelastingdienst.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 14 maart 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de in de aanslag begrepen premie volksverzekeringen tot een bedrag van fl. 8.956,=; en
gelast dat door de Inspecteur aan belanghebbende het door
deze gestorte griffierecht ad fl. 80,= wordt vergoed.
De gronden
1 Tussen partijen staat op grond van de gedingstukken en het verhandelde op de zitting het volgende vast.
1.1 Belanghebbende, geboren op 14 mei 1935, heeft uitsluitend de Duitse nationaliteit. Hij heeft het gehele jaar 1996 in Nederland gewoond. Belanghebbende heeft nooit beroepswerkzaamheden in Nederland verricht. Tot en met de maand mei 1995 heeft hij in Duitsland gewerkt als politieagent. Op grond van deze werkzaamheden in Duitsland was hij toen niet verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen. Met ingang van de maand juni 1995 is hij gepensioneerd. Nadien heeft hij geen beroepswerkzaamheden meer verricht. Hij ontvangt ingaande 1 juni 1995 een pensioen van het Landesamt für Besoldigung und Versorgung Nordrhein-Westfalen te Düsseldorf.
1.2 Belanghebbende heeft op 25 juli 1997 een verzoek aan de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB) gericht om te worden vrijgesteld van de verplichte verzekering voor de Nederlandse volksverzekeringen. Gelet op artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring der verzekerden volksverzekeringen 1989, Stb. 164 (hierna: het Besluit) heeft de SVB dit verzoek gehonoreerd met ingang van 25 juli 1997, de datum van het verzoek. Deze beslissing van de SVB staat onherroepelijk vast; belanghebbende heeft ter zake geen bezwaar en beroep ingesteld.
2 Het geschil gaat over de vraag of de Inspecteur belanghebbende terecht over het onderhavige jaar (1996) heeft aangeslagen in de premieheffing op grond van de volksverzekeringen. Belanghebbende erkent dat de Inspecteur de nationale wetgeving juist heeft toegepast. Hij is niettemin van oordeel dat de vrijstelling van de verplichte verzekering met terugwerkende kracht had moeten worden verleend. Daartoe voert hij aan dat er op dit punt een voorlichtende taak zou bestaan voor de Nederlandse overheid, in het bijzonder voor de Nederlandse belastingdienst, jegens buitenlanders die zich in Nederland vestigen. Tevens stelt hij zich op het standpunt dat artikel 17 bis van EG-Verordening 1408/71 zich ertegen verzet dat een belanghebbende die aan alle materiële voorwaarden voor een vrijstelling van de verzekeringsplicht voldoet, die vrijstelling pas krijgt met ingang van de datum waarop hij een verzoek daartoe indient.
3.1 Naar aanleiding hiervan stelt het Hof voorop dat belanghebbende de Inspecteur niet heeft gevraagd om inlichtingen met betrekking tot zijn premieplicht. Zijn stellingname komt erop neer dat de Inspecteur hem hierover uit eigen beweging had moeten voorlichten.
3.2 Op grond van algemeen aanvaarde opvattingen over behoorlijk overheidsoptreden, die hun uitdrukking hebben gevonden in rapporten van de Nationale ombudsman, mag van een bestuursorgaan verlangd worden dat het zorg draagt voor een adequate en actieve informatievoorziening aan burgers die daarbij belang hebben. Deze informatievoorziening kent echter haar grenzen. Zo kan van de belastingdienst als heffende instantie niet in algemene zin worden verlangd dat hij belasting- en premieplichtigen uit eigen beweging wijst op mogelijkheden tot ontheffing, vrijstelling en vermindering van heffing waarvoor de betrokkenen (mogelijk) in aanmerking komen. Een zodanige algemene verplichting tot informatieverstrekking bestaat ook niet jegens de -beperktere- groep van buitenlanders die zich in Nederland vestigen. Belanghebbende heeft geen bijzondere omstandigheden gesteld die in zijn specifieke geval zouden kunnen leiden tot een afwijking van dit uitgangspunt. Daarbij merkt het Hof op dat het hier gaat om vrijstelling van een verplichte verzekering, zodat een gehonoreerd verzoek niet alleen tot gevolg heeft dat de premieplicht ophoudt, maar ook dat er een einde komt aan de dekking op grond van die verzekering. Daarom valt niet op voorhand aan te nemen dat iedereen die voor de vrijstelling in aanmerking komt, ook zal overwegen om daarvan gebruik te maken.
3.3 Naar aanleiding van belanghebbendes beroep op artikel 17 bis van EG-Verordening 1408/71 merkt het Hof op dat de beslissing of en zo ja met ingang van welk tijdstip iemand in aanmerking komt voor een vrijstelling van de volksverzekeringen door het Besluit is opgedragen aan de SVB. Haar beslissing daarover kan ter beoordeling worden voorgelegd aan de rechtbank en in hoger beroep aan de Centrale Raad van Beroep. Voor de belastingrechter is hier geen rol weggelegd (zie HR 25 juli 2000, BNB 2001/16).
4 De Inspecteur heeft in zijn pleitnota geconcludeerd dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 29 april 1999 (nr. 96/527 AWBZ) met zich brengt dat belanghebbende is vrijgesteld van de verzekeringsplicht voor de AWBZ en dat dientengevolge de in de aanslag begrepen premie volksverzekeringen moet worden verminderd met een bedrag van fl. 2.766,= aan premie AWBZ.
5 In de omstandigheid dat de aanslag wordt verminderd, vindt het Hof, nu bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, aanleiding de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende gemaakte proceskosten. Gelet op de kostenveroordeling in de samenhangende zaak onder kenmerk 98/03321 is voor een afzonderlijke kostenveroordeling in de onderhavige zaak geen plaats.
6 Nu de aanslag wordt verminderd, dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, aan belanghebbende het door hem voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 80,= te vergoeden.
7 Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 14 maart 2001 door M.W.C. Feteris, lid van voormelde Kamer, en op die datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 2 april 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende fl. 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak eveneens een griffierecht van fl. 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.