Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2001, AB1525, 98/03228

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-03-2001, AB1525, 98/03228

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
27 maart 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1525
Zaaknummer
98/03228

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 98/03228

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid registratie en successie te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde naheffingsaanslag overdrachtsbelasting, aanslagnummer 1 OV.

1. Ontstaan en loop van het geding

De naheffingsaanslag bedraagt ƒ 135.000,--. Na bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 16 januari 2001 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigden van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen en waarvan exemplaren zijn overgelegd aan de wederpartij. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een van der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Bij notariële akte van december 1997 verkreeg belanghebbende (in de akte aangeduid als ‘koper’) K B.V. (in de akte aangeduid als ‘verkoper’) de economische eigendom van een woonhuis met grasland, ondergrond, erf en tuin, zulks voor een prijs van f. 2.250.000 en onder de volgende te dezen van belang zijnde bepalingen:

Artikel 1

Het verkochte wordt op heden - onder voorbehoud van het risico van tenietgaan - in economische zin overgedragen aan de koper, zodat derhalve niet de volledige economische eigendom, als bedoeld in artikel 2, lid 2 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, wordt overgedragen. Vanaf heden komen de baten de koper ten goede en zijn de lasten voor zijn rekening, met dien verstande dat de zakelijke lasten van het verkochte voor rekening van koper komen vanaf een januari negentienhonderd achtennegentig. Het risico van tenietgaan van het verkochte blijft tot de juridische levering bij verkoper.

Artikel 9

1. Verbeteringen en/of herstellingen, na heden vanwege de overheid en/of nutsbedrijven voorgeschreven en niet voor dat tijdstip aan verkoper aangekondigd, komen voor rekening van koper, met uitzondering van herstellingen ingeval van tenietgaan.

2. Indien voor rekening van verkoper komende voorgeschreven verbeteringen en/of herstellingen bedoeld in lid 1 op het in lid 1 voorgeschreven tijdstip nog niet (geheel) zijn uitgevoerd en/of vanwege de overheid en/of nutsbedrijven goedgekeurd, is verkoper verplicht terzake voldoende zekerheid te stellen.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of het risico van tenietgaan als bedoeld in artikel 2, lid 2, Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: WBR) is achtergebleven bij verkoper.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Belanghebbende:

Naar aanleiding van het door de Inspecteur in haar pleitnota gestelde bevestig ik desgevraagd dat Artikel 9, eerste lid, van de notariële akte aldus moet worden uitgelegd dat als - in geval van beschadiging - herstellingen moeten plaatsvinden, bijvoorbeeld het op last van de brandweer herstellen van een door beschadiging niet meer functionerend slot van een deur, de kosten van herstel van die beschadiging voor rekening komen van de koper.

Inspecteur:

Belastingverijdeling is de doorslaggevende beweegreden geweest bij de verkoop van de economische eigendom. Voorts is sprake van strijd met doel en strekking van de wet. Overigens kan ik mij verenigen met de uitleg die belanghebbende zojuist desgevraagd heeft gegeven aan artikel 9, eerste lid, van de notariële akte.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de naheffingsaanslag tot nihil. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 3 november 1999, nr. 34 829, BNB 2000/23, geoordeeld dat de economische eigendom als bedoeld in artikel 2, lid 2 WBR niet overgaat op een ander dan de juridische eigenaar, indien die ander niet ten minste enig risico van tenietgaan van de onroerende zaak verkrijgt.

4.2 De Hoge Raad heeft daarnaast in zijn arrest van 29 november 2000, nr. 35 457, BNB 2001/35, geoordeeld dat het risico van beschadiging van een onroerende zaak geacht moet worden te zijn begrepen onder het risico van tenietgaan.

4.3 Uit de uitleg als weergegeven onder 3.2 en hetgeen in 4.2 is overwogen vloeit naar het oordeel van het Hof te dezen voort dat ten minste enig risico van tenietgaan (namelijk het risico van kosten van herstellingen die na de datum van verkoop vanwege de overheid en/of nutsbedrijven voorgeschreven worden en niet voor het tijdstip van verkoop aan verkoper waren aangekondigd) als bedoeld in 4.1 is overgegaan op belanghebbende. Dit heeft tot gevolg dat te dezen sprake is van een verkrijging van economische eigendom in de zin van artikel 2, lid 2, WBR door belanghebbende.

4.4. Het gelijk is mitsdien aan de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus vastgesteld op 27 maart 2001 door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, R.J. Koopman en N. van Beelen, in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 27 maart 2001

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een

beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak

overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie

is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.