Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-03-2001, AB1529, 99/01203

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-03-2001, AB1529, 99/01203

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 maart 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AB1529
Zaaknummer
99/01203

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER.

Nr. 99/01203

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK.

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X wonende te Y, tegen de uit-spraak van het hoofd van het bureau belastingheffing van de gemeente P (hierna: de ambtenaar) op het bezwaar-schrift betreffende de haar opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelas-ting de dato 25 januari 1999, aanslagnummer 1.

De mondelinge behandeling.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 7 maart 2001 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de ambtenaar.

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden,

21 maart 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing.

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, alsmede de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag.

Het Hof gelast voorts dat de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht ten bedrag van fl.50,= vergoedt, veroordeelt de ambtenaar in de kosten van het geding tot een bedrag van fl. 60,= en wijst de gemeente P aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

De gronden.

1. Op 25 januari 1999 om 11.30 uur stond belanghebbendes personenauto, merk Volkswagen, type Golf, met het kenteken

AA-11-AA (hierna: de auto), geparkeerd aan het Aplein te P.

Deze locatie is door burgemeester en wethouders op grond van de Verordening aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.

2. De ambtenaar, op wie de bewijslast rust van de feiten en omstandigheden die aan de naheffingsaanslag ten grondslag liggen, heeft gesteld dat de betrokken parkeercontroleur heeft geconstateerd dat ten tijde van het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag (11.30 uur) in de auto geen geldig parkeerbewijs is geconstateerd achter de voorruit of elders in het voertuig.

3. Belanghebbende heeft daartegenover gesteld dat zij op

25 januari 1999 haar auto op de parkeerplaats aan het Aplein te P heeft geparkeerd, dat zij vervolgens bij een parkeerautomaat fl. 0,50 parkeerbelasting heeft betaald en dat zij het betreffende parkeerkaartje duidelijk zichtbaar op het dashboard van de auto heeft gelegd. Dit parkeerkaartje had een geldigheidsduur tot 11.53 uur en was nog geldig ten tijde van het opleggen van de onderhavige naheffingsaanslag.

Naast dit geldige parkeerkaartje lag in de auto nog een oud parkeerkaartje van 9 januari 1999 met eindtijd 10.54 uur. Dit ongeldige parkeerkaartje heeft belanghebbende ten onrechte in een doorzichtig plastic hoesje achter de voorruit van de auto laten liggen. Blijkens de aantekening op de naheffingsaanslag heeft de parkeercontroleur dit ongeldige parkeerkaartje wél opgemerkt. Hij heeft blijkbaar niet gezien dat op het dashboard van de auto ook een geldig parkeerkaartje lag.

Beide door belanghebbende genoemde parkeerkaartjes behoren tot de stukken van het geding.

4. Het Hof heeft geen reden aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van belanghebbende te twijfelen.

5. Anders dan de ambtenaar kennelijk van mening is, geldt de constatering van de parkeercontroleur niet als onweerlegbaar bewijs.

6. Op grond van zijn waardering van de bewijsmiddelen en na afweging van de over en weer door partijen betrokken stellingen, komt het Hof tot het oordeel dat de ambtenaar niet geslaagd is in het bewijs dat belanghebbende niet aan de verplichting heeft voldaan om bij aanvang van het parkeren de belasting op aangifte te voldoen.

7. Mede gelet op artikel 5, lid 7, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken dient de ambtenaar aan belanghebbende het door haar gestorte griffierecht van

fl. 50,= te vergoeden.

De proceskosten.

Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig de ambtenaar te veroordelen tot vergoeding van de door belanghebbende ten behoeve van het bijwonen van de mondelinge behandeling gemaakte reiskosten.

Het Hof stelt deze reiskosten met inachtneming van het

Besluit proceskosten fiscale procedures in goede justitie op fl. 60,=.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld te 's-Hertogenbosch op 21 maart 2001 door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 30 maart 2001

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 75,=.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,= verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.