Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-05-2001, AB2526, 97/21033

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-05-2001, AB2526, 97/21033

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 mei 2001
Datum publicatie
6 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AB2526
Zaaknummer
97/21033

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 97/21033

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren/ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1992, aanslagnummer H26.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 88.313,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 68.313,--.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 20 februari 2001 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende exploiteerde sinds 1984 een cafébedrijf. Dit cafébedrijf werd uitgeoefend in een pand dat deels tot het ondernemingsvermogen en deels tot het privé-vermogen werd gerekend. Het deel dat tot privé-vermogen werd gerekend, was bestemd voor bewoning.

2.2. In verband met de voorgenomen verkoop van het cafébedrijf is in 1990 het pand anders ingedeeld en is een betere afscheiding tussen zakelijk en privé-gedeelte tot stand gebracht.

2.3. In 1992 is het cafébedrijf gestaakt en is het pand verkocht voor ƒ 225.000,--. Voor de bepaling van de stakingswinst is, na taxatie door Registratie en Successie, van de verkoopprijs ƒ 115.000,-- aan het zakelijk gedeelte toegerekend en ƒ 110.000,-- aan het woongedeelte.

2.4. In de opstelling voor de jaarwinst 1992 is een bedrag van

ƒ 9.841,-- als verhuiskosten wegens verkoop café/woonhuis in mindering gebracht op de winst.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de post “verhuiskosten wegens verkoop café/woonhuis” van

ƒ 9.841,-- aftrekbaar is van de winst.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Partijen hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Inspecteur:

Ik ben bereid een compromis te sluiten waarbij het geschil wordt beperkt tot de rechtsvraag of aftrek mogelijk is van verhuiskosten gemaakt in verband met de staking van een onderneming, waarbij zowel het bedrijfsgedeelte als het woongedeelte van de onroerende zaak worden verkocht. In het kader van dat compromis zouden dan de verhuiskosten moeten worden gesteld op ten hoogste een bedrag van ƒ 4.000,-- .

Gemachtigde van belanghebbende:

Ik ga niet accoord met het voorstel van de Inspecteur. Ik blijf erbij dat een bedrag van ƒ 9.841,-- als verhuiskosten in aanmerking moet worden genomen.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 58.472,--.

De Inspecteur concludeert dan tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Belanghebbende stelt dat in het kader van de staking van het cafébedrijf het hele pand is verkocht. De in het pand aangebrachte verbeteringen, de inrichtingskosten en de verhuiskosten worden volgens belanghebbende door de verkoop van de onderneming opgeroepen en zijn daarmee als bedrijfskosten aftrekbaar van de winst. In de opstelling van de jaarwinst 1992 zijn deze kosten vermeld als “verhuiskosten wegens verkoop café/woonhuis”.

4.2. Van de gemaakte kosten heeft belanghebbende geen betalingsbewijzen, naar zij stelt omdat deze bij de verhuizing verloren zijn gegaan.

4.3. De Inspecteur is van mening dat belanghebbende in 1990 kosten heeft gemaakt voor de afscheiding privé-zakelijk. In de jaarstukken van 1990 wordt hiervan geen melding gemaakt omdat de afscheiding een vergroting en verbetering van het privé-gedeelte, de woning, betreft. Hierover is noch in 1990 noch op een ander moment afgerekend.

4.4. Tevens meent de Inspecteur dat belanghebbende, ook na herhaald verzoek daartoe, geen enkel bewijs heeft overgelegd voor de gemaakte kosten, waarbij ook nog sprake is van stelposten. De Inspecteur bestrijdt dat de kosten zijn gemaakt.

4.5. Nu belanghebbende, op wie ter zake van de onderhavige aftrekpost de bewijslast rust, de in geschil zijn kosten van verhuizing wegens verkoop café/woonhuis op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt, kunnen deze kosten niet in mindering op de winst worden gebracht. Het gelijk is dus aan de zijde van de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus vastgesteld op 10 mei 2001 door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van M.J.G. Letschert, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 10 mei 2001

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak

overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.