Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-08-2001, AD3865, 97/20012

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-08-2001, AD3865, 97/20012

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
31 augustus 2001
Datum publicatie
27 september 2001
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AD3865
Zaaknummer
97/20012

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 97/20012

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van Pensioenfonds X B.V. te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid grote ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1992 en de beschikking inzake heffingsrente begrepen in de aanslag vennootschapsbelasting 1992.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 18.140,--. Aan heffingsrente is ƒ 639,-- in rekening gebracht.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag en het besluit inzake de heffingsrente bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de Inspecteur een conclusie van dupliek.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 4 april 2001 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende is een zogenoemd directiepensioenlichaam, dat voldoet aan de wettelijke omschrijving van artikel 5, onderdeel b, ten eerste, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet vpb).

Belanghebbende is met ingang van 1 januari 1992, de datum van invoering van voornoemde wetsbepaling, subjectief belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.

2.2. Belanghebbende heeft met ingang van 1 december 1990 van T B.V. overgenomen de tot die datum opgebouwde pensioenverplichting jegens de heer T. De heer T, geboren in 1945, is directeur en tevens groot-aandeelhouder van T B.V. Voor het overnemen van deze verplichting heeft belanghebbende een overdrachtswaarde ontvangen, die als de actuariële contante waarde van de op dat moment opgebouwde pensioenrechten door Actuarieel Bureau Q berekend is en de waarde in het economisch verkeer op 1 december 1990 weergeeft.

2.3. Deze pensioenrechten zijn bij pensioenbrief voor het laatst vastgesteld op 1 december 1990 (hierna: de pensioenbrief).

2.4. Artikel 8 van de pensioenbrief luidt:

“Indien en voorzover de middelen van het Pensioenfonds X B.V. dit toelaten, zullen na beëindiging van het dienstverband met de vennootschap de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks per 1 januari worden aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie.

Daarvoor is bepalend de relatieve toe- of afnamen van het prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie; reeks voor werknemersgezinnen met in 1985 een gezinsinkomen beneden de loongrens van de ziekenfondsverzekering (1985=100), met verlaagde weging voor medische verzorging en exclusief de invloed van de wijzigingen in de indirecte belastingen en subsidies, zoals dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de maand oktober, voorafgaande aan de peildatum, gepubliceerd wordt.”

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. In afwijking van de stukken is tussen partijen thans nog uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de in artikel 8 van de pensioenbrief bedoelde open na-indexatie al dan niet een juridisch afdwingbare verplichting is, die deel uitmaakt van de op de openingsbalans van belanghebbende te waarderen pensioenverplichtingen. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Belanghebbende:

Uit artikel 8 van de pensioenbrief volgt weliswaar dat sprake is van een open na-indexatie. Deze na-indexatie dient echter naar mijn mening niet meegenomen te worden bij de waardering op de openingsbalans, omdat geen sprake is van een juridisch afdwingbare verplichting.

Inspecteur:

Dat er sprake is van een open na-indexatie is niet in geschil. Naar mijn mening moet daarmee rekening worden gehouden bij de waardering naar de waarde in het economische verkeer op de openingsbalans.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van nihil en tot vermindering van de heffingsrente tot nihil.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak en tot vermindering van de heffingsrente tot nihil.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Met ingang van 1 januari 1992 is de subjectieve vrijstelling van de vennootschapsbelasting voor zogenoemde directiepensioenlichamen vervallen. Vanaf die datum is belanghebbende subjectief belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting.

4.2. Op grond van artikel VIIA, lid 1, van de Wet van

13 december 1996 moet belanghebbende de pensioen- verplichtingen op de openingsbalans per 1 januari 1992 waarderen op de waarde in het economische verkeer.

4.3. Naar het oordeel van het Hof vormt de, uit artikel 8 van de pensioenbrief voortvloeiende, open na-indexatie van pensioenuitkeringen een juridisch afdwingbare verplichting.

4.4. In de Memorie van Toelichting bij het ontwerp dat heeft geleid tot de Wet van 13 december 1996 (TK 1995-1996, 24 677, nr. 2 paragraaf 1 (Algemeen)) is omtrent de waardering van pensioenrechten als de onderhavige reeds vermeld dat deze dient te geschieden naar de waarde in het economische verkeer, met inbegrip van de open na-indexatie. Voordien is in het door belanghebbende aangehaalde Besluit van 16 augustus 1995, Nr. DB95/2779M, BNB 1995/275, omtrent die waardering het volgende gezegd:

“(…)De inspecteurs zullen vanaf heden bij de vaststelling van de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1992 van een directiepensioenlichaam voor de waardering van de bij dit lichaam ondergebrachte pensioenverplichtingen op de balans per 1 januari 1992 uitgaan van de waarde in het economisch verkeer (derhalve met inbegrip van een waardering van de verzekerde indexatieverplichtingen),(…).”.

4.5. Al het voorgaande leidt tot de slotsom dat de in artikel 8 van de pensioenbrief bedoelde open na-indexatie een recht is dat deel uit maakt van de op de openingsbalans van belanghebbende te waarderen pensioenverplichtingen. Voor dat geval is niet in geschil dat moet worden beslist overeenkomstig de conclusie van de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2,5 punten maal ƒ 710,-- maal wegingsfactor 2 ofwel ƒ 3.550,--.

6. Beslissing

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, handhaaft de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 18.140,--, vernietigt het besluit inzake de heffingsrente, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 80,--, en veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van ƒ 3.550,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

Aldus vastgesteld op 31 augustus 2001 door A.J. van Soest, voorzitter, P.J.M. Bongaarts en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van M.J.G. Letschert, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 31 augustus 2001

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een

beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak

overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie

is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.