Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2001, AD4052, 97/20237
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-09-2001, AD4052, 97/20237
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 24 september 2001
- Datum publicatie
- 5 oktober 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2001:AD4052
- Zaaknummer
- 97/20237
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 97/20237
HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH
UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te (thans) Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl. 102.226,--. Belanghebbende heeft tegen die aanslag een bezwaarschrift ingediend. Bij de bestreden uitspraak is de aanslag gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van voormelde uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. Dat beroep is bij vertoogschrift bestreden.
1.3. De eerste mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 3 december 1999, gehouden te Eindhoven. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, en het hoofd van de eenheid particulieren te Q, thans de bevoegde inspecteur (hierna: de Inspecteur). Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de wederpartij en aan het Hof. De inhoud van die pleitnota wordt als hier ingelast aangemerkt.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft het Hof het beroep aangehouden, om de Inspecteur in staat te stellen nader te reageren op het door belanghebbende ter zitting nader toegelichte beroep op het gelijkheidsbeginsel.
1.4. De tweede mondelinge behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 30 juni 2000, gehouden te Roermond. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, en de Inspecteur. Ter zitting hebben partijen ieder een pleitnota voorgedragen, belanghebbende een pleitnota welke uit twee afzonderlijke gedeelten bestaat, een betrekking hebbende op hemzelf en een betrekking hebbende op zijn echtgenote. Van die pleitnota’s zijn exemplaren overgelegd aan de wederpartij en aan het Hof. De inhoud van die pleitnota’s wordt als hier ingelast aangemerkt.
2. Vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende en zijn echtgenote hebben in februari 1995 een Avatar-(management)cursus (hierna: de cursus) gevolgd bij een andragoge annex organisatie- en opleidingsdeskundige. Van de cursus bestond een door die andragoge vervaardigde folder. In die folder is ondermeer het volgende vermeld.
“Avatar heeft als uitgangspunt dat men ervaart wat men gelooft. Ieder mens heeft bewuste en onbewuste overtuigingen (meningen, gedachten, oordelen, opvattingen) en die bepalen hoe hij de werkeljkheid ervaart. Het leren hanteren van die overtuigingen is het doel van de cursus.
Wat houdt de AVATAR-cursus in?
De cursus omvat acht dagen en bestaat uit drie onderdelen.
Het eerste deel zijn twee oriëntatiedagen, waarbij de uitgangspunten door lezen en oefenen duidelijk worden. Je ontdekt hoe “believes” (meningen, opvattingen, gedachten en oordelen) invloed hebben op welzijn en waarneming.
Deel twee omvat drie dagen en daarin leer je bewust waar te nemen en te ervaren hoe je met en zonder filter de werkelijkheid kunt zien en die overtuigingen te creëeren die je wilt ervaren.
Deel drie duurt drie dagen. In deze dagen leer je vaardigheden om fysieke gewaarwordingen, interpersoonlijke conflicten, afhankelijkheden, zelfondermijnende overtuigingen en vastzittende patronen te veranderen.
Hoe leer je in een AVATAR-cursus?
Aan de hand van eenvoudige oefeningen leer je van je eigen ervaringen. Het is dus geen leren door kennisoverdracht, maar leren door concreet te ervaren.
(…)
Als men de cursus met succes heeft afgesloten, ontvangt men een certificaat van de overkoepelende organisatie “Stars Edge International” in Florida.
(…)
Voor wie is de cursus bedoeld?
Voor iedereen die een effectieve techniek wil leren waarmee men zijn leven kan verbeteren, zoals hij dat wil.”.
2.2. Belanghebbende was als leraar Duits en als conrector verbonden aan een middelbare school. Toen hij de cursus ging volgen was belanghebbende betrokken bij fusiebesprekingen tussen de middelbare school waaraan hij was verbonden en een andere onderwijsinstelling. Verder werd belanghebbende in die tijd benoemd tot “coördinator Tweede Fase” met als opdracht aan die fase, een zeer ingrijpende onderwijskundige vernieuwing in zijn school, gestalte te geven. Belanghebbende besloot tot het volgen van de cursus ter verwerving van nieuwe kennis en grotere vakbekwaamheid als schoolleider.
2.3. Belanghebbendes echtgenote werd na een auto-ongeluk in 1989 afgekeurd voor het onderwijs. Na die afkeuring is zij kunstgeschiedenis gaan studeren. In het kader van die studie, waarvan zij in 1994 het doctoraal examen behaalde, raakte zij in contact met de directeur-conservator van een een museum. Dat contact leidde ertoe dat zij bij dat museum onbezoldigde werkzaamheden als conservator kon gaan verrichten. Met het oog op een bezoldigd conservatorschap aan dat museum, een (ondermeer) leidinggevende functie, besloot belanghebbende belanghebbendes echtgenote de cursus te gaan volgen, ter voorbereiding op die functie.
2.4. De kosten voor het volgen van de cursus bedroegen fl. 4.000,-- per persoon. Dat was het in Nederland, voor een Avatar-cursus geldende tarief. Belanghebbende en zijn echtgenote konden volstaan met betaling van een totaalbedrag van fl. 6.000,-- (2 x
fl. 3.000,--). In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 heeft belanghebbende van dat bedrag een gedeelte ad fl. 3.000,-- tot zijn beroepskosten gerekend, vermeerderd met een bedrag van fl. 94,-- wegens aan de cursus verbonden reiskosten, derhalve een totaalbedrag van
fl. 3.094,--, alsmede een gedeelte ad fl. 3000,-- (het gedeelte van zijn echtgenote) tot de buitengewone lasten. Bij de aanslagregeling heeft belanghebbende die bedragen van fl. 3.094,-- en fl. 3.000,-- gecorrigeerd.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of terecht tot de in 2.4 vermelde correcties van fl. 3.094,-- en fl. 3.000,-- is overgegaan. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend. De Inspecteur beantwoordt die vraag bevestigend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden vermeld in de van hen afkomstige stukken, met dien verstande dat belanghebbende, ter toelichting op het in zijn beroepschrift gedaan beroep op het gelijkheidsbeginsel, ter zitting van 3 december 1999 nog de namen heeft genoemd van twee collega’s aan zijn school die, bij een andere trainer dan de trainer van belanghebbende zijn echtgenote, een Avatar-cursus als de onderhavige hebben gevolgd.
3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van (fl. 102.226,-- - fl. 3.094,-- - fl. 3.000,-- =) fl. 96.132,--, dat is het door hem aangegeven belastbare inkomen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Uit hetgeen in voormelde folder omtrent de cursus is vermeld, leidt het Hof af dat de cursus uitsluitend het verbeteren van persoonlijke vaardigheden als doelstelling heeft. Daarop wijst met name dat de cursus “is bedoeld voor iedereen die een effectieve techniek wil leren waarmee hij zijn leven kan verbeteren, zoals hij dat wil”, zoals in de folder is vermeld. Die omschrijving is te algemeen om in verband met de cursus te kunnen spreken van beroepskosten of kosten in verband met de opleiding of studie voor een beroep.
4.2. Aan die conclusie doet niet af dat het volgen van de cursus zeer wel het goed functioneren in een beroep of het verkrijgen van een (nieuwe) dienstbetrekking kan bevorderen, dan wel als voorwaarde wordt gesteld voor een studie welke wél opleidt voor een beroep, in welk verband belanghebbende het beroep van Avatar-trainer heeft genoemd.
4.3. Ter zitting van 3 december 1999 heeft belanghebbende, ter toelichting op het in zijn beroepschrift gedaan beroep op het gelijkheidsbeginsel, de namen genoemd van twee collega’s aan zijn school die een Avatar-cursus als de onderhavige hebben gevolgd. In zijn pleitnota voor de zitting van 30 juni 2000 heeft de Inspecteur met betrekking tot die twee collega’s vermeld dat “bij een persoon slechts het forfaitaire bedrag is geclaimd” en dat “bij de andere persoon, zonder dat hier een onderzoek naar is gepleegd, kosten boven het forfait in aanmerking zijn genomen”.
4.4. Niet aannemelijk is geworden dat de in de aanhef van deze uitspraak genoemde inspecteur, in een meerderheid van de met het geval van belanghebbende vergelijkbare gevallen, een in verband met een Avatar-cursus als beroepskosten in aftrek geclaimd bedrag niet heeft gecorrigeerd. Daarbij telt het geval van belanghebbende mee als geval waarin (terecht) wél is gecorrigeerd. De door de Inspecteur vermelde gevallen van de “2 personen bij wie de aftrek is geweigerd” èn het geval van belanghebbende staan hier tegenover het geval van de persoon bij wie “aftrekbare kosten zijn toegestaan, zonder dat hierover vragen zijn gesteld”, èn het geval van de collega van belanghebbende bij wie, “zonder dat hier een onderzoek naar gepleegd is, kosten boven het forfait in aanmerking zijn genomen”.
4.5. In dit verband merkt het Hof op dat de 9 personen welke “onder een andere eenheid ressorteren” (de Inspecteur heeft ter zitting verklaard dat voor “4” “9” gelezen moet worden; het Hof heeft geen reden daaraan te twijfelen) niet in de vergelijking meetellen. Dit geldt ook voor de “4 personen” die “slechts het forfaitaire bedrag claimen” alsmede de collega van belanghebbende die “slechts het forfaitaire bedrag” claimt. Aannemelijk is immers dat die (in totaal) 5 personen in hun aangifte geen kosten van een Avatar-cursus hebben opgevoerd, gelet op de veel hogere kosten van die cursus ten opzichte van het (arbeidskosten)forfait. Bij de “3 personen” die “niet beschreven zijn voor de inkomstenbelasting” en de “2 personen” bij wie het cursusgeld is voldaan door een andere dan de belastingplichtige zelf” is geen sprake van met het geval van belanghebbende vergelijkbare gevallen. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift nog aangevoerd dat hij “van tenminste een andere beroepsgroep (huisartsen) eveneens met zekerheid weet, dat de kosten van de Avatarcursus als beroepskosten zijn geaccepteerd”. Met die huisartsen bedoelde belanghebbende de zelfstandige huisartsen, zoals ter zitting van 3 december 1999 kwam vast te staan. Die gevallen zijn evenwel niet met het geval van belanghebbende vergelijkbaar, aangezien de zelfstandige huisarts, anders dan belanghebbende, niet in dienstbetrekking werkzaam is en in verband daarmee onder een ander fiscaal regime valt.
4.6. De Inspecteur heeft ter zitting benadrukt dat bij de in zijn pleitnota genoemde gevallen waarin geen correctie als vorenbedoeld heeft plaatsgevonden, geen sprake is geweest van een (begunstigend) beleid of een oogmerk van begunstiging. Het Hof heeft geen reden daaraan te twijfelen.
4.7. Ook is niet aannemelijk geworden dat de in de aanhef van deze uitspraak genoemde inspecteur, in een meerderheid van de met het geval van belanghebbendes echtgenote vergelijkbare gevallen, een in verband met een Avatar-cursus als buitengewone last (studiekosten) in aftrek geclaimd bedrag niet heeft gecorrigeerd. Het Hof merkt daarbij op dat een dergelijk, met het geval van belanghebbendes echtgenote vergelijkbaar geval niet is gesteld en dat het geval van belanghebbendes echtgenote meetelt als geval waarin (terecht) wél is gecorrigeerd.
4.8. Gelet op het vorenstaande is de in de aanhef van deze uitspraak genoemde inspecteur terecht tot de in 2.4 vermelde correcties van fl. 3.094,-- en fl. 3.000,-- overgegaan. Het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur. Voor dat geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 24 september 2001 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 24 september 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak overgelegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien de belanghebbende na een mondelinge uitspraak griffierecht heeft betaald ter verkrijging van een vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit griffierecht in mindering op het door de belanghebbende voor het indienen van het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.
In het beroepschrift in cassatie kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.