Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-11-2001, ECLI:NL:GHSHE:2001:BJ0486 AD7137, 98/03325
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-11-2001, ECLI:NL:GHSHE:2001:BJ0486 AD7137, 98/03325
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 27 november 2001
- Datum publicatie
- 14 december 2001
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2001:AD7137
- Zaaknummer
- 98/03325
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER.
Nr. 98/03325
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
U I T S P R A A K.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Y (hierna: de ambtenaar),op het bezwaarschrift betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) aan hem gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak Astraat 1 te Y (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 1995 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij de vorenvermelde beschikking is aan de onroerende zaak een waarde toegekend van fl. 344.000,=.
Na tijdig bezwaar heeft de ambtenaar bij de bestreden uitspraak de bij de beschikking voor de onroerende zaak vastgestelde waarde verminderd naar een bedrag van fl. 305.000,=.
Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en regelmatig in beroep gekomen bij het Hof. De ambtenaar heeft een vertoogschrift ingediend.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van vrijdag 19 oktober 2001 te ´s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de ambtenaar.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan het Hof met een bijlage.
Zonder bezwaar van de wederpartij heeft de ambtenaar een matrix overgelegd. Zowel de pleitnota als de matrix worden tot de gedingstukken gerekend.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de andere partij niet dan wel onvoldoende betwist de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak.
2.2. De onroerende zaak is door belanghebbende in augustus 1994 aangekocht voor de somma van fl. 242.500,=.
Partijen zijn het erover eens dat in de periode van 1 augustus 1994 tot 1 januari 1997 de onroerende zaak zodanig verbeterd/verbouwd is dat de waarde op 1 januari 1997 aanzienlijk hoger ligt dan de aankoopsom op 1 augustus 1994.
2.4.De waarde van de onroerende zaak als bedoeld in artikel 17 van de Wet WOZ is bij de bestreden beschikking vastgesteld op fl. 344.000,= en na bezwaar verminderd tot fl. 305.000,=. Deze waarde geeft naar het oordeel van de ambtenaar de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak weer naar de toestand op 1 januari 1997. Als waardepeildatum staat in de beschikking 1 januari 1995 vermeld.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1995.
3.2. Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de processtukken.
Belanghebbende heeft ter zitting hier nog aan toegevoegd dat zijn pand niet zoals in het taxatierapport is vermeld, vrijstaand is omdat de schuur van de buren aan zijn pand is aangebouwd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak en tot vermindering van de in geschil zijnde waarde tot een bedrag van fl. 250.000,=.
De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1.De ambtenaar heeft bij beschikking van 10 april 1997 de waarde van de onroerende zaak bepaald waarbij als waardepeildatum 1 januari 1995 is vermeld. Tussen de aankoopdatum 1 augustus 1994 en 1 januari 1997 is zoveel aan het pand verbeterd/verbouwd dat, hierover zijn de partijen het eens, de waarde beduidend hoger is dan de waarde op 1 januari 1995. De onroerende zaak is naar de mening van de ambtenaar daarom terecht vastgesteld ingevolge artikel 19 Wet WOZ naar de staat waarin de onroerende zaak op 1 januari 1997 verkeerde.
4.1.1. Ingevolge het arrest van de Hoge raad der Nederlanden van 24 januari 2001, nummer 35 752, onder meer gepubliceerd in Nederlands tijdschrift voor Fiscaal Recht (hierna: NTFR) onder nummer 2001/183 heeft dienaangaaande het volgende te gelden.
4.1.2. Indien een waardeverandering als bedoeld in artikel 19 Wet WOZ, die het geven van een nieuwe beschikking rechtvaardigt, zich heeft voorgedaan voordat een beschikking ingevolge artikel 22,lid 1 Wet WOZ, is gegeven, volgt uit rechtsoverweging 3.5. van eerder bedoeld arrest dat het systeem van de Wet WOZ zich er niet tegen verzet dat wordt volstaan met een beschikking ingevolge artikel 25, lid 1, jo artikel 19 Wet WOZ. Wel dient dan daarin, naast de in
artikel 25, lid 1, jo artikel 23 Wet WOZ bedoelde gegevens, te worden aangegeven:
-naar welk tijdstip de staat van de onroerende zaak voor de
verandering is beoordeeld, en
-dient - op de voet van het derde lid van artikel 25 Wet WOZ- het tijdstip met ingang waarvan de beschikking geldt, te worden vermeld.
4.1.3. Uit het vorenoverwogene volgt dat de onderhavige beschikking,
waarin niet wordt vermeld dat de onroerende zaak is gewaardeerd naar de staat waarin deze verkeerde op 1 januari 1997, niet kan worden aangeduid als een beschikking ingevolge artikel 25 Wet WOZ, maar dient te worden aangemerkt als een op de voet van artikel 22 Wet WOZ gegeven beschikking.
Uit rechtsoverweging 3.4 in eerder bedoeld arrest volgt eveneens dat het Hof niet bevoegd is de onderhavige beschikking te converteren in een beschikking ingevolge artikel 25 jo artikel 19 Wet WOZ.
4.1.4. Uit hetgeen onder 4.1.1-4.1.3 is overwogen volgt, dat in onderhavige procedure de waarde van de onroerende zaak niet moet worden bepaald naar de staat waarin deze op 1 januari 1997 verkeerde, maar dat de waarde van de onroerende zaak moet worden bepaald naar de staat waarin deze op 1 januari 1995 verkeerde.
4.4.5. Ter zitting heeft de ambtenaar verklaard dat de aankoopprijs op 1 augustus 1994 van het pand de marktwaarde op dat tijdstip vertegenwoordigde. Mede gelet hierop stelt het Hof, voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000, de waarde van de onroerende zaak per 1 januari 1995 vast op fl. 250.000,= naar de staat waarin de onroerende zaak op deze datum verkeerde.
5. Proceskosten
Nu belanghebbende in het gelijk is gesteld, acht het Hof termen aanwezig de ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van dit beroep bij het Hof in redelijkheid heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten fiscale procedures, op
fl. 38,=, zijnde de reiskosten.
6. Beslissing
Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de bij de beschikking voor de onroerende zaak vastgestelde waarde tot een waarde van fl. 250.000,=, gelast dat de ambtenaar aan belanghebbende het gestorte griffierecht ten bedrage van fl. 80,= vergoedt, veroordeelt de ambtenaar in de kosten van het geding tot een bedrag van fl. 38,= en wijst de gemeente Y aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus vastgesteld op 27 november 2001 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van M. leclercq, waarnemend-griffier.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 27 november 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.