Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2001, AD8483, 98/05785

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2001, AD8483, 98/05785

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 december 2001
Datum publicatie
25 januari 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8483
Zaaknummer
98/05785

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 98/05785

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen zijn aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 en tegen de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente.

DE MONDELINGE BEHANDELING

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 12 december 2001 te 's-Hertogenbosch.

Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 21 december 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

DE BESLISSING

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.

DE GRONDEN

1. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard dat hij intrekt zijn stelling dat het vakantiegeld slechts voor 75 percent in de belastingheffing mag worden betrokken, nu de Hoge Raad in zijn arrest van 16 juni 1999, nr. 33.848, BNB 1999/287, deze kwestie heeft beslist.

2. Belanghebbende stelt dat hij recht heeft op aftrek van kosten die samenhangen met zijn onbetaalde werkzaamheden voor het FNV omdat hij als bestuurder van het FNV moet worden aangemerkt. De Inspecteur heeft deze stelling gemotiveerd bestreden. De werkzaamheden die belanghebbende voor het FNV in het onderhavige jaar heeft verricht, bestonden, blijkens hetgeen hij ter zitting heeft verklaard, feitelijk uit het optreden als instructeur en coördinator bij de opleiding van personen die leden van het FNV hulp bieden bij het invullen van belastingbiljetten en uit het zelf optreden als hulpverlener bij het invulen van belastingbiljetten. Naar het oordeel van het Hof kunnen de activiteiten die belanghebbende verrichtte niet worden aangemerkt als die van een bestuurslid of een vertegenwoordiger in de zin van het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 1995, nr. 30.266, BNB 1995/294.

3. Belanghebbende klaagt er verder over dat de Inspecteur in het kader van de aanslagregeling heeft voorgesteld de kosten ter zake van de werkzaamheden voor het FNV als aftrekbare giften aan te merken, doch dat hij daaromtrent nadien niets meer heeft gehoord. Daaromtrent heeft de Inspecteur gesteld dat hij in zijn brief van 11 februari 1998 inderdaad heeft geopperd dat deze kosten aftrekbaar zouden kunnen zijn als gift, maar dat hij daaraan een aantal voorwaarden heeft verbonden, waaraan belanghebbende niet heeft voldaan. Tot die voorwaarden behoorde de eis dat belanghebbende een verklaring van het FNV diende over te leggen waaruit blijkt dat hij heeft afgezien van een recht op vergoeding van de desbetreffende kosten. Ter zitting heeft belanghebbende erkend dat hij niet aan die voorwaarden heeft voldaan. Ook deze klacht kan belanghebbende derhalve niet baten

4. Omtrent de in geschil zijnde vervoerskosten heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat hij in 1996 niet zelf over een auto beschikte, maar dat vrienden en familieleden bereid waren belanghebbende en zijn echtgenote vervoer per auto aan te bieden en dat belanghebbende hiervoor een vergoeding verstrekte. Deze vergoedingen komen, aldus belanghebbende, voor aftrek als buitengewone lasten in aanmerking omdat belanghebbende en zijn echtgenote door ziekte/invaliditeit aangewezen zijn op vervoer per auto, waar zij voorheen gebruik konden maken van de fiets of het openbaar vervoer. Belanghebbende heeft voorts verklaard dat hij geen betalingsbewijzen van de vergoedingen kan overleggen omdat men nu eenmaal van vrienden en familieleden geen bonnetjes vraagt. De Inspecteur heeft ter zitting zowel het beloop van de gestelde uitgaven als buitengewone karakter ervan betwist. Naar het oordeel van het Hof is belanghebbende er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat hij de door hem gestelde uitgaven daadwerkelijk heeft gedaan.

5. Ter zake van de door belanghebbende als gift opgevoerde betaling aan het "Kreatief Centrum" heeft hij ter zitting verklaard dat zijn echtgenote cursussen volgt bij dit centrum en dat de betaling is gedaan ter voldoening van het verschuldigde cursusgeld. Dit brengt mee dat de betaling niet is gedaan uit vrijgevigheid en derhalve niet als gift kan worden aangemerkt. Ter zitting heeft belanghebbende nog gesteld dat de betaling dan wellicht tot de aftrekbare ziektekosten kan worden gerekend omdat zijn echtgenote verlichting van haar ziekte ondervond door deelname aan de handenarbeidcursussen van het Kreatief Centrum. De Inspecteur heeft deze stelling bij gebrek aan wetenschap bestreden. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende tegenover de betwisting door de Inspecteur zijn stelling niet aannemelijk heeft gemaakt.

6. Belanghebbende heeft zich verzet tegen het in rekening brengen van heffingsrente en daartoe gesteld dat de vertraging bij de afhandeling van de aangifte is veroorzaakt door de Inspecteur. De Inspecteur heeft deze stelling gemotiveerd betreden en in dat kader aangevoerd dat de vertraging in de afhandeling van de aangifte is veroorzaakt doordat belanghebbende de aan hem verstuurde brieven met een verzoek om inlichtingen niet of niet volledig heeft beantwoord. Dit laatste is door belanghebbende niet betwist en wordt door het Hof als vaststaand aangemerkt. Gelet op het vorenoverwogene en gezien de tijd die de aanslalgregeling in beslag heeft genomen is het Hof van oordeel dat de aanslagregeling weliswaar lang heeft geduurd doch dat niet kan worden gezegd dat de Inspecteur daarbij zo weinig voortvarend te werk is gegaan dat hij enig beginsel van behoorlijk bestuur heeft geschonden door aan belanghebbende heffingsrente in rekening te brengen.

7. Uit al het voorgaande volgt dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is. De bestreden uitspraak moet worden bevestigd.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig tot veroordeling van de Inspecteur in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld op 21 december 2001 door R.J. Koopman, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van M. Leclercq-Van Schaik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 28 december 2001

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ( 150,=.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te

Leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.