Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2001, AD9746, 99/02032
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2001, AD9746, 99/02032
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 21 november 2001
- Datum publicatie
- 4 maart 2002
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2001:AD9746
- Zaaknummer
- 99/02032
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER.
Nr. 99/02032
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.
U I T S P R A A K.
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente P (hierna: de ambtenaar), op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de onroerende-zaakbelastingen voor het jaar 1999, aanslagnummer 900154.
1. Ontstaan en loop van het geding.
1.1. De vorenvermelde aanslag is aan belanghebbende opgelegd ter zake van het genot krachtens zakelijk recht van de onroerende zaak A straat 1 te P (hierna de onroerende zaak) en is berekend naar een heffingsgrondslag van fl. 196.000,=.
1.2. Na tijdig bezwaar heeft de ambtenaar de aanslag bij de thans bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en regelmatig in beroep gekomen bij het Hof. De ambtenaar heeft een vertoogschrift ingediend.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 4 april 2001 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de ambtenaar.
1.5. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en, met toestemming van de ambtenaar, nog twee bijlagen overgelegd. Exemplaren van de pleitnota zijn aan het Hof en de ambtenaar overgelegd.
1.6. Het Hof heeft op 18 april 2001 te ´s-Hertogenbosch mondeling uitspraak gedaan.
Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op
26 april 2001 aangetekend aan partijen verzonden.
1.7. Belanghebbende heeft tijdig en op regelmatige wijze verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
Het hiervoor verschuldigde recht is door belanghebbende op 23 augustus 2001 betaald.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de andere partij niet dan wel onvoldoende betwist, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaak.
2.2. Onder kenmerk 98/00338 is bij het Hof aanhangig geweest het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de ambtenaar op het bezwaarschrift betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken aan belanghebbende gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak per de peildatum 1 januari 1995 is vastgesteld op een bedrag van fl. 196.000,= voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000. In die procedure heeft het Hof bij mondelinge uitspraak van 12 april 2000 de uitspraak van de ambtenaar, inhoudende de handhaving van de bij genoemde beschikking vastgestelde waarde, bevestigd.
Deze mondelinge uitspraak -en daarmede de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak per de peildatum 1 januari 1995- staat inmiddels onherroepelijk vast.
3. Geschil en standpunten van partijen
3.1. Ter zitting heeft belanghebbende het geschil beperkt tot het antwoord op de vraag of hij verplicht is het uit de onderhavige aanslag voortvloeiende bedrag aan belasting te voldoen, zolang de ambtenaar in gebreke blijft belanghebbende schadeloos te stellen voor de door hem geleden schade uit de in de jaren 1975 en 1976 door de gemeente P tegen hem gevoerde onteigeningsprocedure.
3.2. Ter zitting heeft belanghebbende desgevraagd uitdrukkelijk verklaard alle overige in de van hem afkomstige stukken neergelegde grieven te laten varen en het geschil te beperken tot het antwoord op de hiervóór omschreven vraag. Hij beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en van de aanslag.
3.3. De ambtenaar meent dat de in geschil zijnde vraag in deze procedure niet aan de orde kan komen en concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
Belanghebbendes grief betreft niet de waardebepaling en/of de waardevaststelling van de onroerende zaak en heeft evenmin betrekking op de hoogte van de onderhavige aanslag. Het Hof is derhalve niet bevoegd tot beantwoording van de onder punt 3.1 omschreven vraag.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
6. Beslissing
Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus vastgesteld op 21 november 2001 door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 21 november 2001
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen
van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden
uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.