Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-03-2002, AE1222, 99/01343

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 04-03-2002, AE1222, 99/01343

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
4 maart 2002
Datum publicatie
9 april 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AE1222
Zaaknummer
99/01343

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 99/01343

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekering voor het jaar 1995.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 1.022.462,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 november 2001 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, de heer mr. A en de heer drs. B, verbonden aan C N.V. Belastingadviseurs te P, als gemachtigden van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende heeft vóór de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de Inspecteur, welke pleitnota met instemming van partijen wordt geacht ter zitting te zijn voorgedragen. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij zijn pleitnota één bijlage overgelegd.

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende oefent voor eigen rekening en risico in de vorm van een eenmanszaak een fruitteeltbedrijf uit. Belanghebbende heeft in totaal circa 13 hectare grond in gebruik, waarvan voor de uitoefening van het fruitteeltbedrijf circa 10 hectare grond (hierna: het perceel) wordt gebruikt.

2.2. Belanghebbende heeft eind 1991 een beschikking ex artikel 70 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna de Wet) voor het perceel aangevraagd. Bij die aanvraag heeft hij de vraag 'naderende bestemmingswijziging' met 'ja' beantwoord en de vraag 'aard van de bestemmingswijziging' met 'toekomstige woningbouw'.

De gevraagde beschikking is op 27 april 1994 afgegeven. Bij toekomstige vervreemding zou van de eventueel te behalen boekwinst een bedrag van ƒ 225.000,-- in elk geval onbelast blijven op grond van de landbouwvrijstelling van artikel 8, lid 1, letter b, van de Wet (hierna: de landbouwvrijstelling).

2.3. Belanghebbende heeft per 6 april 1995 een in het gebied 'D' gelegen stuk van het perceel ter grootte van 5.48.10 ha (hierna: de verkochte grond) verkocht en geleverd aan E BV te F (hierna E). De koopprijs bedroeg ƒ 1.644.300,--.

2.4. Blijkens blad 2 van de akte van koop en levering is

'(...) het verkochte, ------------------------------------

door koper te gebruiken als bouwterrein voor de bouw van woonhuizen.-----------------------------------------

Ten aanzien van dit gebruik van het verkochte heeft verkoper het volgende meegedeeld: hem is niet bekend dat dit gebruik op publiek- of privaatrechtelijke gronden niet is toegestaan. --------------------------------------------------------------------------------------'.

In artikel 5 van de akte van de akte van verkoop en levering staat vermeld:

'Het verkochte wordt (...) aan koper feitelijk afgeleverd uiterlijk op eenendertig december negentienhonderd negenennegentig. Tot het moment van de feitelijke aflevering behoudt de verkoper het kosteloze gebruiksrecht van het verkochte. Koper zal verkoper telkenjare vóór een december laten weten welke percelen hij feitelijk vervroegd geleverd wenst te krijgen in de periode een december tot dertig november daaropvolgend.--------------------------------------------------- Vanaf het tijdstip van ondertekening van deze akte draagt koper het risico van het verkochte.-----------------------------------------'.

2.5. Bij overeenkomst van 4 december 1998 zijn belanghebbende en E overeengekomen de oplevering van de verkochte grond uit te stellen van 31 december 1999 tot 31 december 2001.

2.6. De bestemming van de verkochte grond was tot en met 21 november 1994 'agrarisch met in de toekomst mogelijkheden voor woningbouw'. In het op 22 november 1994 door de gemeente Y vastgesteld bestemmingsplan 'G' werd de bestemming louter agrarisch. Deze bestemmingswijziging had de volgende achtergrond. Oorspronkelijk zou het gehele zogenaamde 'D' te Y worden bebouwd. Na realisatie van de eerste fase bleek dit te leiden tot een te belangrijke woonkern hetgeen in de gehele provinciale planning onwenselijk zou zijn.

Dat bestemmingsplan is 20 juni 1995 door Gedeputeerde Staten van de Provincie H goedgekeurd. Nadien is de bestemming van de grond niet meer gewijzigd.

2.7. Op het moment dat E de betreffende grond kocht werd in het vorengenoemde 'D' ook grond gekocht door een locaal goed ingevoerde projectontwikkelaar (I).

E heeft verder in het 'D' geen andere grond dan de verkochte grond gekocht, maar wel opties op andere aldaar gelegen gronden genomen. Deze opties zijn, blijkens mededeling ter zitting nimmer geëffectueerd.

2.8. Belanghebbende heeft van de bij de bovenbedoelde verkoop behaalde boekwinst een bedrag van ƒ 1.339.796,-- aan een vervangingsreserve als bedoeld in artikel 14 van de Wet (hierna: de vervangingsreserve) toegevoegd en voor het onderhavige jaar aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van ƒ 12.522,-- negatief.

De Inspecteur heeft het aangegeven inkomen met een bedrag ad

ƒ 1.117.845,-- gecorrigeerd, als volgt berekend:

Verkoopprijs ƒ 1.644.300,--

Af : taxatie WEVAB ƒ 301.455,--

taxatie ex artikel 70 per 1-1-1986 ƒ 225.000,--

Meer winst uit onderneming ƒ 1.117.845,--

3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen.

Is op het voordeel van ƒ 1.117.845,-- de landbouwvrijstelling van toepassing?

Zo niet, kan dat bedrag dan in een vervangingsreserve terzijde worden gesteld?

Belanghebbende beantwoordt beide vragen bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd:

De Inspecteur:

De bestemming is nog steeds agrarisch, maar dat kan elk moment veranderen, zo leid ik af uit recente informatie.

I is beter ingevoerd in 'het plaatselijke' dan E.

De gemachtigde namens belanghebbende:

Naar verwachting zal de pacht na 31 december 2001 worden voortgezet.

Ik weet niet wanneer de koop heeft plaatsgevonden.

Ik heb belanghebbende nog gevraagd wat die voorbehouden op pagina 2 van de akte (zie 2.3.) betekenden, maar hij was alleen maar verbaasd dat die erin stonden. Ik neem daarom aan dat het standaardclausules waren.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van negatief ƒ 12.522,--, resulterend in een aanslag van nihil.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Vast staat dat de verkochte grond tot de in 2.3 bedoelde verkoop agrarisch werd aangewend. Vast staat ook dat de verkochte grond op dat moment, gezien de onder 2.6 vermelde feiten, uitsluitend agrarisch kon worden aangewend. Op grond van de voorziene wijziging van het bestemmingsplan was het verkrijgen van een vergunning voor de bouw van woningen op dat moment immers niet denkbaar.

Vast staat daarmee in elk geval dat de grond op het moment van de verkoop niet 'voortaan' buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf zou worden aangewend.

4.2. Het geschil beperkt zich dan tot de vraag of de verkochte grond wel 'waarschijnlijk binnenkort' buiten dat kader zou worden aangewend, dat wil zeggen, of daarop objectief beschouwd een redelijke kans bestond. Naar het oordeel van het Hof was die kans er gezien de onder 2.6 vermelde feiten, afzonderlijk en in onderlinge samenhang beschouwd, niet.

Het Hof wijst daarbij in het bijzonder op het feit dat de bestemmingsmogelijkheden blijkens de onder 2.6 van deze uitspraak vermelde feiten op het moment van verkoop alleen maar verder werden beperkt. De mogelijke bestemming tot woningbouw werd juist uit het bestemmingsplan geschrapt.

4.3. Aan dit oordeel doet niet af dat (en hoe) belanghebbende de in 2.2 van deze uitspraak bedoelde artikel 70 beschikking heeft gevraagd en evenmin dat belanghebbende de met de verkochte grond behaalde boekwinst eerst in een vervangingsreserve terzijde heeft gesteld.

Ook doet aan dit oordeel niet af hetgeen belanghebbende volgens de akte heeft verklaard (zie het citaat onderdeel 2.4 van deze uitspraak).

Het gaat immers om de objectieve verwachting ten aanzien van de aanwezigheid van die kans, en die verwachting wordt door hetgeen belanghebbende heeft ondernomen of gesteld niet anders.

Het feit dat een andere projectontwikkelaar op dat moment vergelijkbare grond kocht maakt de aanwezigheid van die kans naar het oordeel van het Hof op zichzelf objectief beschouwd nog niet voldoende aannemelijk. Evenals in het hiervoor onder 4.2 overwogene baseert het Hof haar oordeel op het feit dat de bestemmingsmogelijkheden van de verkochte grond op het moment van verkoop alleen maar verder werden beperkt, in die zin dat de mogelijkheid om woningen te bouwen werd geschrapt en bestemming tot gebruik buiten het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf geheel onmogelijk werd.

Het Hof gaat er daarom vanuit dat E objectief beschouwd slechts met speculatief oogmerk kan hebben gekocht.

4.4. Op grond van het in 4.1, 4.2 en 4.3 overwogene is naar het oordeel van het Hof de gehele boekwinst op de verkochte grond onbelast op grond van de landbouwvrijstelling en is het beroep van belanghebbende derhalve gegrond.

Dit betekent dat de vraag of belanghebbende ter zake van de boekwinst een vervangingsreserve kan vormen, hierna verder in het midden kan blijven.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2 punten maal ƒ 710,-- maal wegingsfactor 2 ofwel ƒ 2.840,--.

6. Beslissing

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een bedrag van nihil, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 38,57 (ƒ 85,--), veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1288,74

(ƒ 2.840,--) en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

Aldus vastgesteld op 4 maart 2002 door G.J. van Muijen, voorzitter, P.J.M. Bongaarts en J.W.J. Huige, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.A. Blokx- van Roosmalen, waarnemend-griffier.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 4 maart 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een

beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak

overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie

is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.