Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-04-2002, AE6897, 99/00267

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 25-04-2002, AE6897, 99/00267

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
25 april 2002
Datum publicatie
27 augustus 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AE6897
Zaaknummer
99/00267

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 99/00267

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van N.V. Vliegveld X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Grote ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de beschikking tot verrekening van het bedrag van een in een eerder jaar geleden verlies met de belastbare winst 1995.

1. Ontstaan en loop van het geding

Bij de bestreden beschikking is het bedrag van het met de belastbare winst 1995 verrekende in een eerder jaar geleden verlies vastgesteld op ƒ 15.824,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de beschikking bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, waarbij van haar een griffierecht is geheven van ƒ 85,--.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 6 november 2001 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord de directeur van belanghebbende, en de gemachtigden van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie van zijn brief van 21 maart 2000 aan een kantoorgenoot van gemachtigden overgelegd.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende is opgericht in september 1983. Haar geplaatst en gestort kapitaal bedraagt ƒ 100.000,--, verdeeld in 100 aandelen van nominaal ƒ 1.000,--.

2.2. Alle aandelen in belanghebbende worden sedert haar oprichting gehouden door de Stichting Vliegveld X (verder: de Stichting). De Stichting is opgericht in maart 1969. Het bestuur van de Stichting wordt gevormd door onder meer vertegenwoordigers van de provincie Z, de gemeente Y, de gemeente V en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor A te Y

2.3. Subsidiënten van de Stichting waren aanvankelijk vanaf haar oprichting de Staat der Nederlanden (verder: de Staat) (25%), de provincie Z (25%), de gemeente Y (25%) en het bedrijfsleven (25%). De door het bedrijfsleven te verstrekken subsidiebijdragen waren onderverdeeld in bijdragen van N.V. B (verder: B) 20%, C N.V. (verder: C) 2,5% en de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor A 2,5%. C heeft zich in 1993 teruggetrokken als subsidiënt in verband met haar faillissement, waarna de overige subsidiënten het C-aandeel hebben overgenomen. B is in 1995 uitgetreden met een eenmalige slotbetaling door middel van een afkoopsom van ƒ y.000.000,--. Op het luchthaventerrein was het zogenoemde B-luchtareaal gevestigd, bestaande - naar het Hof begrijpt - uit grond en gebouwen bestemd voor gebruik door B. Het B-luchtareaal is in 1995 aan belanghebbende verkocht en B betaalt vanaf 1996 voor het gebruik daarvan huur aan belanghebbende.

2.4. In augustus 1981 heeft de Stichting een overeenkomst gesloten met de Staat der Nederlanden waarbij de Stichting recht kreeg tot het hebben van een burgerareaal en burgerfaciliteiten, het medegebruik van het nieuwe banenstelsel en op de start- en luchthavengelden van het burgerluchtverkeer. Voordien werd de luchthaven door de Stichting zelf geëxploiteerd en ontving de Stichting de in 2.3 bedoelde subsidiebijdragen in haar hoedanigheid van exploitant van het vliegveld.

2.5. De in 2.4. genoemde overeenkomst heeft geresulteerd in een voor rekening en risico van belanghebbende gerealiseerde uitbreiding van de luchthaven in de periode 1980-1984. De investeringen hebben ongeveer ƒ x.000.000,-- bedragen en zijn aanvankelijk gefinancierd met een door de gemeente Y gegarandeerde lening.

2.6. De jaarlijkse subsidies zijn ongeveer gelijk aan de uit de onder 2.5 genoemde lening voortvloeiende jaarlijkse rentelasten van belanghebbende.

2.7. De ondernemingsactiviteit van belanghebbende bestaat uit het exploiteren van een burgerluchthaven. De luchthaven is gelegen op terreinen die geheel of gedeeltelijk eigendom zijn van de Staat. De Staat heeft op deze terreinen een militair vliegveld gevestigd.

Belanghebbende heeft slechts in eigendom terreinen en gebouwen die uitsluitend dienstbaar zijn aan de burgerluchtvaart, zoals parkeerterreinen, stationsgebouwen en platform. Zij is medegebruiker van de start- en taxibanen en betaalt - aan de Staat als eigenaar - mee aan de aanleg en het onderhoud van die banen. Ook betaalt zij een vergoeding aan het Ministerie van Defensie voor de kosten van luchtverkeersleiding, brandweer en bewaking.

2.8. In de jaren 1983 tot en met 1995 zijn van de Stichting door belanghebbende, blijkens haar administratie, bijdragen in de exploitatietekorten ontvangen die gelijk zijn aan de door belanghebbende over de genoemde jaren geleden exploitatieverliezen.

2.9. Over het jaar 1983 heeft belanghebbende, naar tussen partijen niet in geschil is, een belastbare winst van nihil genoten.

2.10. Over de jaren 1984 tot en met 1995 heeft belanghebbende aangiften vennootschapsbelasting gedaan die hebben geleid tot de navolgende belastbare winsten:

1984 ƒ x negatief

1985 ƒ x negatief

1986 ƒ x negatief

1987 ƒ x negatief

1988 ƒ x negatief

1989 ƒ x positief

1990 ƒ x positief

1991 ƒ x negatief

1992 ƒ x positief

1993 ƒ x negatief

1994 ƒ x positief

1995 ƒ x positief

De verliezen over de jaren 1984 tot en met 1988, zijnde aanloopverliezen, zijn bij beschikking vastgesteld.

2.11. In de onder 2.10 genoemde belastbare winsten zijn opgenomen de jaarlijkse bijdragen in het exploitatietekort van belanghebbende.

Ook commercieel zijn deze bijdragen als winst in haar jaarrekeningen verantwoord.

2.12. In gecorrigeerde aangiften vennootschapsbelasting 1989 tot en met 1995, ingediend in oktober 1997, stelt belanghebbende zich alsnog op het standpunt dat de jaarlijkse bijdragen in de exploitatietekorten van belanghebbende aangemerkt dienen te worden als stortingen van informeel kapitaal.

2.13. Met betrekking tot de door de Stichting verstrekte bijdragen in de exploitatietekorten van belanghebbende is door belanghebbende geen kapitaalsbelasting afgedragen.

2.14. In 1998 hebben - middellijk - N.V. D (51%), de provincie Z (24,5%) en de gemeente Y (24,5%) gezamenlijk het volledige belang in belanghebbende verworven. In 1998 heeft een kapitaalstorting van ƒ x.000.000,-- in belanghebbende plaatsgehad. Over 1998 en 1999 had belanghebbende positieve resultaten.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de volgende vragen.

3.1.1. Vormen de door de Stichting aan belanghebbende betaalde bijdragen in haar exploitatietekorten voor belanghebbende voordelen uit haar onderneming?

3.1.2. Indien de onder 3.1.1 vermelde vraag ontkennend wordt beantwoord, heeft dat antwoord invloed op de grootte van de ultimo 1994 nog te verrekenen verliezen voor de jaren waarover bij beschikking aanloopverliezen zijn vastgesteld?

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Partijen zijn gezamenlijk van oordeel dat zowel het bezwaarschrift als het beroepschrift door partijen is bedoeld en opgevat als te zijn gericht tegen de beschikking tot verrekening van het bedrag van een in een eerder jaar geleden verlies met de belastbare winst 1995.

3.3. Belanghebbende concludeert nader tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de bestreden beschikking, en vaststelling van het nog te verrekenen verlies over 1995 op ƒ 1.079.031,--.

De Inspecteur concludeert nader primair tot bevestiging van zijn uitspraak en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak, vernietiging van de beschikking en vaststelling van het verlies 1995 op ƒ 1.079.031.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Het Hof sluit zich aan bij het onder 3.2 genoemde gezamenlijk oordeel van partijen, nu dit oordeel niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

4.2. Naar het oordeel van het Hof brengt een redelijke verdeling van de bewijslast met zich dat belanghebbende feiten en omstandigheden stelt en bij betwisting aannemelijk maakt op grond waarvan geoordeeld moet worden dat de jaarlijkse bijdragen van de Stichting in de jaarlijkse exploitatietekorten van belanghebbende aan haar zijn toegekend op grond van de aandeelhoudersrelatie tussen de Stichting en belanghebbende, en derhalve geen voordelen uit de door belanghebbende gedreven onderneming vormen.

4.3. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, in dat bewijs niet is geslaagd. Het Hof komt tot dit oordeel op grond van de hierna in 4.3.1. tot en met 4.3.5. omschreven feiten en omstandigheden, die naar het oordeel van het Hof het vermoeden rechtvaardigen dat de bijdragen de tegenprestatie vormen voor diensten die belanghebbende heeft verleend. Hetgeen belanghebbende hiertegen heeft aangevoerd is naar het oordeel van het Hof van onvoldoende gewicht om dit vermoeden te ontzenuwen.

4.3.1. De bijdragen van de zogenoemde subsidiënten in de exploitatietekorten van het vliegveld zijn tot de oprichting van belanghebbende aan de Stichting in haar hoedanigheid van exploitant van het vliegveld toegekend.

4.3.2. De subsidiënten hebben, zoals uit de tot de gedingstukken behorende ontstaansgeschiedenis van de Stichting - in het bijzonder het ontwerp-raadsbesluit van de gemeente Y van augustus 1970 - blijkt, elk een lokaal of regionaal publiek of particulier belang te behartigen waaraan de exploitatie van het vliegveld door de Stichting - middellijk of onmiddellijk - dienstbaar was of kon zijn.

4.3.3. Aannemelijk is de stelling van de Inspecteur dat de subsidiënten met de oprichting van belanghebbende en de daarop gevolgde overdracht van het beheer en de exploitatie van het vliegveld door de Stichting aan belanghebbende niet hebben beoogd een wijziging aan te brengen in het karakter van de subsidiebijdragen, als zijnde bijdragen tot dekking van de exploitatiekosten van degene voor wiens rekening en risico het vliegveld feitelijk wordt gedreven.

Het Hof komt tot dit oordeel op grond van de bij het vertoogschrift gevoegde verklaringen van de gemeente Y (brieven van 15 mei 1987 en 29 januari 1997, bijlagen 11 en 12 bij het controlerapport), de Staat (brief van 20 juli 1982 en de subsidievoorwaarden, versie januari 1995, bijlagen 13 en 14 bij het controlerapport), de provincie Z (brief van 13 mei 1987 en memo van 27 november 1990, bijlagen 18 en 19 van het controlerapport) en B (brief van 15 mei 1987 en memo van 7 april 1998, bijlagen 22 en 20 van het controlerapport).

Voorts vindt dit oordeel bevestiging in het feit dat B in verband met haar uittreden als subsidiënt in 1995 een eenmalige afkoopsom heeft betaald van ƒ y.000.000,--. Deze afkoopsom en de eerdere jaarlijks bijdragen zijn door B als kosten in haar resultatenrekening geboekt.

4.3.4. Bij de oprichting van belanghebbende zijn tevens de statuten van de Stichting gewijzigd waarbij in artikel 7, eerste lid, is opgenomen:

"Het bestuur beheert het vermogen van de stichting en stelt met name de condities vast waartegen ten behoeve van de naamloze vennootschap N.V. Vliegveld X aan de stichting toegekende middelen zullen worden ter beschikking gesteld aan voornoemde naamloze vennootschap.".

4.3.5. Uit de brief van 23 augustus 1994 van H belastingadviseurs aan belanghebbende blijkt dat vanaf de oprichting van belanghebbende in 1983 steeds is aangenomen dat de door de Stichting aan belanghebbende betaalde bijdrage in het exploitatietekort niet is aan te merken als een aanzuivering van het vermogen van belanghebbende door de Stichting maar als een via de Stichting door de subsidiënten betaalde belaste bijdrage aan het resultaat.

4.4. Gezien al het vorenstaande is het primaire standpunt van de Inspecteur juist. De bestreden uitspraak moet worden bevestigd. Het door de Inspecteur subsidiair ingenomen standpunt behoeft geen behandeling.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus vastgesteld op 25 april 2002 door A.J. van Soest, voorzitter, R.J. Koopman en J.W. van der Voort, in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.

De voorzitter bevindt zich in de onmogelijkheid om deze uitspraak te ondertekenen, weshalve zulks is verricht door R.J. Koopman.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 25 april 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.