Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-10-2002, AE8801, 02/01671

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 03-10-2002, AE8801, 02/01671

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
3 oktober 2002
Datum publicatie
14 oktober 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AE8801
Zaaknummer
02/01671

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/01671

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

H E R S T E L U I T S P R A A K

Hersteluitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van de tweede enkelvoudige Belastingkamer van dit Hof van 27 mei 2002, op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het Hoofd van het bureau financiën van de gemeente P op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) gezonden beschikking waarbij de waarde van de onroerende zaak A straat 1 te Y per de peildatum 1 januari 1999 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, beschikkingsnummer B.

De behandeling van het verzet

Er heeft geen mondelinge behandeling plaatsgevonden.

Belanghebbende heeft niet gevraagd in de gelegenheid te worden gesteld om te worden gehoord.

De gronden

1. Bij voornoemde uitspraak van het Hof is belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep verklaard uit overweging dat het beroepschrift niet binnen de wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak van de Inspecteur bij de griffie van het Gerechtshof is binnengekomen.

2. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van het Hof tijdig verzet gedaan.

3. Op 30 augustus 2002 heeft de negende enkelvoudige Belastingkamer van dit Hof uitspraak op vorenbedoeld verzet gedaan. Bij deze uitspraak is het verzet ongegrond verklaard. Het Hof heeft hierbij overwogen dat de uitspraak op bezwaar is gedagtekend 17 januari 2002 en dat het beroepschrift van belanghebbende, gedagtekend 21 maart 2002, op 22 maart 2002 bij de griffie van het Gerechtshof is binnengekomen. Aangezien de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 28 februari 2002, was het beroepschrift niet tijdig ingediend.

4. Belanghebbende had in zijn verzetschrift gesteld dat hij reeds bij schrijven van 20 februari 2002 beroep had ingediend, derhalve binnen de wettelijke termijn van zes weken. Het Hof heeft bij vorengenoemde uitspraak hieromtrent overwogen dat dit bedoelde beroepschrift, dat bij het Hof is binnengekomen op 21 februari 2002, een beroepschrift was tegen een andere uitspraak van de Inspecteur, namelijk op het bezwaarschrift betreffende de aan belanghebbende in het kader van de Wet WOZ gezonden beschikking betreffende de onroerende zaak A straat 3 en derhalve niet betreffende de onderhavige onroerende zaak A straat 1.

5. Naar thans is gebleken is laatstgenoemde overweging niet juist. Belanghebbende heeft namelijk wel degelijk bij schrijven van 20 februari 2002, ingekomen op 21 februari 2002, beroep ingediend betreffende A straat 1. Het Hof had deze brief van belanghebbende echter aangemerkt als een van de bijlagen bij het, eveneens op 20 februari 2002 gedagtekende en op 21 februari 2002 ingekomen, beroepschrift betreffende A straat 3, en dus niet als apart beroepschrift onderkend.

6. Gelet op het vorenstaande is het beroepschrift voor het einde van de termijn, derhalve tijdig, ingediend. Het verzet van belanghebbende is gegrond. De uitspraak van 30 augustus 2002, was derhalve gebaseerd op een kennelijk onjuist gegeven. In navolging van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 8 januari 1996, nr. WAO-D 1993/68, gepubliceerd in Rawb 1996/58, van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 2 november 1994, nr. 94/0240/076/003, gepubliceerd in JB 1994/316 en 6 december 1995, nr. 94/1780/060/013, gepubliceerd in Abkort 1995/861 en van de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, van 14 juli 1995, nr. R03.93.1359/Z01, gepubliceerd in JB 1995/245, zal het Hof de uitspraak van 30 augustus 2002 vervallen verklaren (zie tevens CD Wetgeving, Commentaar, Jurisprudentie AWB (Sdu), punt 5 van het commentaar op artikel 8:70, alsmede Tekst & Commentaar Algemene wet bestuursrecht (Kluwer), punt 2, letter d, van het commentaar op artikel 8:70).

De proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

De beslissing

Het Hof:

- verklaart haar uitspraak van 30 augustus 2002 vervallen,

- verklaart het verzet gegrond,

- bepaalt dat de zaak alsnog in behandeling wordt genomen.

Aldus gedaan door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 3 oktober 2002

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 3 oktober 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.