Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-11-2002, AF1349, 00/02974

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-11-2002, AF1349, 00/02974

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
14 november 2002
Datum publicatie
3 december 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AF1349
Zaaknummer
00/02974

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/02974

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde voorlopige aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekering voor het jaar 1996.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 90.352,-- en een te betalen bedrag van ƒ 37.299,--, inclusief heffingsrente.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgehad ter zitting van het Hof van 4 september 2002 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, gemachtigden van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en een exemplaar daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij zijn pleitnota 4 bijlagen overgelegd.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende, geboren op 14 juni 1981, verricht werkzaamheden als fotomodel ten behoeve van onder meer mode- en reclamereportages.

2.2. Op 9 augustus 1995 is belanghebbende met A te B (hierna: A) overeen gekomen dat A belanghebbende's modellencarrière zal gaan begeleiden.

2.3. In de, tot de stukken van het geding behorende, overeenkomst (hierna: de overeenkomst) is vastgelegd dat A voor een periode van 2 jaar, ingaande op 27 juli 1995 en eindigend in 1997, als professionele manager voor belanghebbendes modellencarrière zal optreden.

De opdrachtgevers konden bij A documentatiemateriaal van belanghebbende raadplegen en zij konden via A met belanghebbende afspraken maken op dagen en uren naar hun keus, tenzij belanghebbende te kennen had gegeven niet beschikbaar te zijn.

2.4. A garandeerde belanghebbende in ieder geval een basisvergoeding van $ 60.000,-- indien belanghebbende gedurende de overeengekomen periode van 2 jaar ten minste drie maanden beschikbaar was geweest. Indien belanghebbende een bepaald moment niet beschikbaar was, dan werd dit op het bedrag van $ 60.000,-- gekort.

2.5. A declareerde bij de opdrachtgever op naam van belanghebbende en betaalde het honorarium, onder inhouding van een vergoeding van 20% over het bruto-bedrag, door aan belanghebbende. A maakte daarbij gebruik van een voucher-systeem. Dit hield in dat zij gedurende het jaar voorschotten betaalde aan belanghebbende. Deze voorschotten hadden betrekking op de door de opdrachtgever verschuldigde doch nog niet betaalde bedragen.

2.6. In de overeenkomst was voorts, voor zover hier van belang, nog het volgende opgenomen:

"SERVICES OF A AND YOU

1. With your consent together with that of your parents who are your personal guardians, A shall act as your professional manager in the field of modeling, (.........). The acceptance or rejection of any modeling and/or career opportunities will be the decision of you and/or parents.

2. In general, A shall manage your career for advertising purposes and/or for the purposes of trade. A is hereby empowered by you and your parents, on your behalf to approve and permit the use of your name, photograph, portrait, picture, image and likeness for such foregoing purposes.

3. (.........)

FINANCIAL

4. (.........)

5. A shall send invoices and statements to your clients, collect fees for you and finance invoices at A's expense on A's voucher system (.........).

6. You hereby apoint A as your attorney-in-fact and authorize A to sign releases for you and collect and receive funds on your behalf and to deposit same in a checking account with any bank of your and/or your parents' choice.

(.........).".

2.7. In artikel 8 van de overeenkomst was voorts bepaald dat de overeenkomst telkens met een periode van 1 jaar zou worden verlengd, tenzij belanghebbende 90 dagen voor het einde van de termijn zou opzeggen.

De overeenkomst is uiteindelijk 1 keer verlengd met 1 jaar, waarna de samenwerking tussen belanghebbende en A in 1998 is beëindigd.

2.8. Belanghebbende heeft haar inkomen in de Verenigde Staten opgegeven onder de noemer "business income or (loss)".

Belanghebbende heeft tevens in de Verenigde Staten een verzoek gedaan om teruggave van de aldaar ingehouden bronbelasting, maar tot op heden geen teruggave ontvangen.

2.9. Belanghebbende deed in het onderhavige jaar in Nederland aangifte van een belastbaar inkomen van ƒ 90.352,-- en verzocht daarbij, op grond van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen, gesloten op 18 december 1992, (hierna: het verdrag), om een aftrek van ƒ 13.373,--.

De Inspecteur volgde bij het opleggen van de onderhavige voorlopige aanslag het aangegeven belastbaar inkomen maar weigerde de aftrek van ƒ 13.373,-- te verlenen, waardoor een voorlopige aanslag is opgelegd naar een te betalen bedrag van ƒ 37.299,--.

3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de door belanghebbende in het onderhavige jaar als model verrichte werkzaamheden aangemerkt moeten worden als zelfstandige arbeid in de zin van artikel 15 van het verdrag, hetgeen de Inspecteur verdedigt, dan wel als niet-zelfstandige arbeid in de zin van artikel 16 van het verdrag, hetgeen belanghebbende verdedigt.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd:

De Inspecteur:

De overeenkomst is zeer karig. Datgene wat erin staat wijst op zelfstandige arbeid. Op alle vragen ter zitting gesteld is door belanghebbende vaag geantwoord met "ik denk", "ik weet niet zeker" etc. Ik ben van mening dat de bewijslast hieromtrent bij belanghebbende ligt. Ik ben van mening dat belanghebbende debiteurenrisico loopt en dat dit tevens wijst op zelfstandigheid in de zin van artikel 15 van het verdrag.

Belanghebbende:

Uit de overeenkomst blijkt dat aan mij een inkomen wordt gegarandeerd. Er kan dan ook nergens uit opgemaakt worden dat ik debiteuren- dan wel ondernemersrisico liep. Niet alleen de overeenkomst is bepalend, maar ook de feiten en omstandigheden zoals hier door mij geschetst zijn van belang.

3.3. Voor het geval het gelijk aan de zijde van belanghebbende is, zijn partijen het er over eens dat de bestreden uitspraak dient te worden vernietigd en de voorlopige aanslag dient te worden verminderd tot een te betalen bedrag van ƒ 22.635,--. Voor het geval het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is, concluderen partijen tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Niet in geschil is dat belanghebbende in 1995 niet beschikte over een vast middelpunt in de Verenigde Staten, als bedoeld in de slotzin van artikel 15, lid 1, van het verdrag.

4.2. Werkzaamheden van zelfstandige aard veronderstellen, evenals werkzaamheden uitgeoefend in een vrij beroep, zelfstandigheid van de opdrachtnemer. Van zelfstandigheid is daarbij, naar het oordeel van het Hof, sprake wanneer de opdrachtnemer zelf voor het resultaat instaat. Hierbij is met name van belang voor wiens rekening de voordelen van de werkzaamheid en de daaruit voortvloeiende nadelen en risico's komen.

4.3. Daarvan uitgaande, leidt het Hof uit de onder de 2.3. tot en met 2.7. van de feiten weergegeven afspraken en bepalingen uit de overeenkomst tussen belanghebbende en A, tezamen en in onderling verband beschouwd, af dat de werkzaamheden van belanghebbende dienen te worden gekwalificeerd als zelfstandige arbeid. De in de overeenkomst opgenomen bepalingen en afspraken duiden naar het oordeel van het Hof in elk geval op geen enkele wijze op een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en A.

4.4 Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat in afwijking van de bepalingen van de overeenkomst, de feitelijke verhoudingen tussen belanghebbende en A zodanig waren dat in 1995 sprake was van een dienstbetrekking tussen belanghebbende en A.

De Inspecteur heeft ter zitting betwist dat de feitelijke verhoudingen tussen belanghebbende en A anders waren dan voortvloeien uit de desbetreffende overeenkomst. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt dan met zich mee dat belanghebbende de juistheid van haar stelling aannemelijk maakt. Dit klemt temeer omdat ook de overige stukken van het geding geen steun bieden aan de juistheid van de stelling van belanghebbende. In tegendeel, belanghebbende geeft haar inkomen in de Verenigde Staten juist aan onder de noemer "business income".

Belanghebbende heeft ter zitting bovendien zelf verklaard geen nader bewijs in het geding te kunnen brengen omtrent de feitelijke verhoudingen tussen haar en A.

4.5. Met hetgeen belanghebbende in de stukken en in aanvulling daarop ter zitting heeft aangevoerd, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof onvoldoende bewijs geleverd voor de juistheid van haar stelling dat de feitelijke verhoudingen tussen de bij de overeenkomst betrokken partijen anders zijn geweest dan uit de overeenkomst blijkt.

4.6. Op grond van het vorenoverwogene komt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende ten opzichte van A een zodanige zelfstandigheid bezat dat haar werkzaamheden gekwalificeerd dienen te worden als zelfstandige arbeid in de zin van artikel 15 van het verdrag.

4.7. Uit het vorenstaande volgt dat het gelijk aan de zijde van de Inspecteur is. Voor dat geval zijn partijen het erover eens dat de bestreden uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door P.J.M. Bongaarts, voorzitter, J. Swinkels en F. Sonneveldt, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van C.A. Blokx- van Roosmalen, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 14 november 2002

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 14 november 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een

beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak

overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie

is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.