Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2002, AF2214, 00/01248

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-11-2002, AF2214, 00/01248

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 november 2002
Datum publicatie
19 december 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AF2214
Zaaknummer
00/01248

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/01248

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, elfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar voor de jaren 1996 en 1997 opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen, nummers A respectievelijk B.

De mondelinge behandeling

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 7 november 2002 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van haar echtgenoot en gemachtigde van belanghebbende. Tevens is de Inspecteur verschenen.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 21 november 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de navorderingsaanslagen,

- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 27,23 (ƒ 60,--),

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 805,--, en

- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

De gronden voor de beslissing

1. Naar het Hof begrijpt stelt belanghebbende zich op het standpunt dat de navorderingsaanslagen moeten worden vernietigd omdat zij zijn gebaseerd op een feit dat de Inspecteur bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn ten tijde van het opleggen van de (primitieve) aanslag.

2. Vast staat dat belanghebbendes aangiften door een medewerker van de belastingdienst zijn ingevuld in het kader van de "hulp bij aangifte"(hierna: de huba). Belanghebbende stelt aan de betreffende medewerker bankbescheiden te hebben getoond, waarop de door belanghebbende per maand ontvangen bedragen aan alimentatie waren vermeld.

3. Het Hof hecht geloof aan de onder 2. vermelde stellingname van belanghebbende. De Inspecteur heeft weliswaar betoogd dat geenszins vast staat of de bankbescheiden door belanghebbende zijn overgelegd en dat zo deze zijn overgelegd niet vast staat welke informatie de bescheiden vermeldden, maar hij heeft een en ander niet of althans onvoldoende concreet betwist. Het Hof kent belang toe aan de omstandigheid dat, naar de Inspecteur ter zitting heeft verklaard, aan belanghebbende is medegedeeld dat "indien voor of tijdens het invullen blijkt dat de hierboven vernoemde gegevens door u niet of niet ordelijk aan onze medewerker ter hand kunnen worden gesteld geen invulling zal plaats vinden". Het Hof acht het derhalve niet aannemelijk dat de medewerker enkel aan de hand van een, op de alimentatie-inkomsten betrekking hebbende, verklaring van belanghebbende de aangifte heeft ingevuld.

4. Het betoog van de Inspecteur dat navordering gerechtvaardigd is omdat de belanghebbende bewust onjuiste gegevens heeft verstrekt, hetwelk hij afleidt uit de overeenstemming tussen het door belanghebbende vooraf geschatte inkomen en het aangegeven inkomen, wordt door het Hof verworpen. Aan de hoogte van een vooraf gedane schatting kan naar het oordeel van het Hof niet de conclusie worden verbonden dat belanghebbende aan de huba-medewerker bewust onjuiste gegevens heeft verstrekt.

5. De oorzaak van de onjuistheid van de oorspronkelijke aanslagen die door de Inspecteur aan belanghebbende over de jaren 1996 en 1997 zijn opgelegd, te weten het in de aangifte opnemen van het door belanghebbende per maand ontvangen bedrag aan alimentatie als jaarbedrag, is naar het oordeel van het Hof, in tegenstelling tot hetgeen de Inspecteur betoogt, niet gelijk te stellen met een schrijf- of tikfout maar dient te worden verstaan als een onjuiste interpretatie van de door belanghebbende overlegde gegevens.

5. De omstandigheid dat belanghebbende de vereiste gegevens heeft verstrekt leidt naar het oordeel van het Hof tot de gevolgtrekking dat de Inspecteur ten tijde van de aanslagregeling wist of had kunnen weten dat de in de aangifte vermeldde alimentatie-inkomsten niet juist waren vermeld. Hoewel de belastingplichtige doorgaans verantwoordelijk is voor het doen van een juiste aangifte kan in het onderhavige geval de onjuiste weergave van het bedrag van de door belanghebbende ontvangen alimentatie niet aan belanghebbende worden toegerekend.

6. Uit het voorgaande volgt dat de Inspecteur niet beschikte over een voor navordering vereist nieuw feit. Het gelijk is derhalve aan de zijde van belanghebbende.

De proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2,5 punten maal € 322,-- maal wegingsfactor 1 ofwel € 805 ,--.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door N.van Beelen, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier, in het openbaar uitgesproken op 21 november 2002.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 28 november 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 41,--.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 163,50 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.