Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-11-2002, AF2226, 99/02086

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-11-2002, AF2226, 99/02086

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 november 2002
Datum publicatie
19 december 2002
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AF2226
Zaaknummer
99/02086

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 99/02086

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van mevrouw X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op haar bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag, opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl. 31.796,=, is na tijdig daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Belanghebbende is tegen die uitspraak tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 85,=.

De Inspecteur heeft het beroepschrift bij vertoogschrift bestreden.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 30 oktober 2002 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Ter zitting heeft belanghebbende een pleitnota voorgedragen en exemplaren hiervan overgelegd aan het Hof en aan haar wederpartij.

Het Hof rekent alle genoemde stukken tot de stukken van het geding.

2. Vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken van het geding en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast:

2.1. Belanghebbende, die in het onderhavige jaar 78 jaar oud is, moeder van in ieder geval twee kinderen en ongehuwd, leidt vanaf 1994 aan incontinentie (hierna:de kwaal). Gezien haar leeftijd behoort operatief ingrijpen om de kwaal weg te nemen niet tot de reële mogelijkheden.

2.2. Belanghebbende heeft, zakelijk weergegeven, van het ontstaan van de uit de kwaal voortvloeiende kosten, de volgende beschrijving gegeven.

De extra kosten ontstaan uit extra wasbeurten. Dit brengt enerzijds met zich extra water, energie, waspoeder en wasverzachter en anderzijds een grotere slijtage van het beddengoed waardoor dit eerder dient te worden vernieuwd. Hetzelfde geldt voor ondergoed en nachtgoed. Hierbij komt dat ondanks de extra wasbeurten op den duur de vlekken die de kwaal met zich brengt niet meer zijn te verwijderen, waardoor eerder vervanging noodzakelijk is. Dit alles betreft lakens, onderlakens, matrasbeschermer, ondergoed en nachtjaponnen.

2.3. Van de onder 2.2. bedoelde extra kosten geeft belanghebbende in haar bezwaarschrift, zakelijk weergegeven, de volgende specificatie.

A. Extra aankoop beddengoed

1. Lakens en kussenslopen

Normale aanschaf 1 keer per jaar van een nieuwe set bestaande uit een laken en twee kussenslopen.

Belanghebbende 1 keer per drie maanden.

De aanschafprijs van zo'n set varieert van fl. 49,95 tot fl. 750,= gulden.

De door belanghebbende aangeschafte sets bedragen fl. 59,95 per stuk

Extra kosten per jaar 3 x fl. 59,95 is fl. 179,85.

2.Onderlakens

Door de kwaal zijn deze onderhevig aan sterke slijtage.

Derhalve 4 stuks per jaar extra

De prijzen per stuk variëren vanaf enkele tientallen gulden tot honderden guldens.

De prijs van de door belanghebbende aangeschafte onderlakens bedragen per stuk fl. 34,95.

Extra kosten per jaar 4 x fl. 34,95 is fl. 139,80.

3. matrasbeschermer en/of moltondeken

Normale aanschaf 1 keer in de vijf à tien jaar.

Aanschaf belanghebbende minstens 2 keer per jaar tegen een prijs van fl. 39,95 per stuk.

Extra kosten per jaar 2 x fl. 39,95 is fl. 79,90.

Het totale bedrag aan extra kosten per jaar aan beddengoed bedraagt mitsdien de som van de hiervóór vermelde bedragen of, afgerond, fl. 400,=.

B. Extra aankoop nacht- en ondergoed

De aanschaf en de kwaliteit hiervan is sterk persoonsgebonden. Gemiddeld wordt door iemand een aantal malen per jaar nieuw ondergoed en nachtgoed gekocht. Belanghebbende heeft in haar situatie een sterke behoefte aan deze kleding.

Extra per jaar 9 stuks ondergoed tegen fl. 9,79 per stuk is fl. 70,11

2 nachtjaponnen tegen fl. 49,95 per stuk is fl. 99,90

Extra kosten per jaar, afgerond, fl. 170,=.

C. Extra wasbeurten/water/energie/waspoeder/wasverzachter

In normale omstandigheden zou belanghebbende 1 keer per week dan wel 1 keer per tien dagen de was doen. In haar situatie, wil de was schoon, helder en fris zijn, dient belanghebbende minimaal twee à drie keer per week de was doen. Daar belanghebbende een 25 jaar oude wasmachine heeft die meer water gebruikt en minder kilo's droge was kan verwerken dan een modernere machine zijn de kosten van het wassen hoger. Zowel het water-gebruik als het energieverbruik van belanghebbendes wasmachine zijn hoger dan bij zo'n moderne machine.

Ook de wasdroger van belanghebbende is niet van recente datum en verbruikt mitsdien meer stroom.

De extra kosten van het wassen per jaar berekent belanghebbende aldus:

1. waspoeder:

- normaal 6 pakken à fl. 9,= is fl. 55,= p/j (Hof fl. 54,=)

- nu 14,5 pakken à fl. 9,= is fl. 130,= p/j

verschil fl. 75,= p/j

transporteren fl. 75,= p/j

getransporteerd fl. 75,=

2. wasverzachter:

- normaal 6 pakken à fl. 3,49 is fl. 21,= p/j

- nu 17,5 pakken à fl. 3,49 is, fl. 61,= p/j

verschil fl. 40,= p/j

3. extra water fl. 85,= p/j

4. extra stroom/energie-tax fl. 65,= p/j

De extra kosten per jaar bedragen mitsdien volgens

deze berekening fl. 265,=.

D. Incontinentieprodukten

Deze worden door belanghebbende vooral gedurende de nacht gebruikt.

Per jaar bedragen deze kosten fl. 625,= dat wil zeggen per week, afgerond fl. 12,= en per dag, afgerond, fl. 1,70.

De totale kosten verband houdende met de kwaal bedragen op grond van het hiervóór onder A, B, C, en D, vermelde fl. 1.460,=.

2.4 De zoon van belanghebbende genoot in het onderhavige jaar

een bijstandsuitkering van de Gemeentelijke Sociale Dienst van

fl. 17.151,=, waarop een bedrag van fl. 3.284,= aan loonheffing is ingehouden.

2.5. Belanghebbende heeft in haar aangifte als bijdrage in het levensonderhoud aan haar zoon de heer A, geboren op 15 augustus 1947, een aantal posten opgenomen, na aftrek van de bijdrage van haar zoon aan haar, van per sado fl. 6.525,= waarvan geen schriftelijke bescheiden zijn overgelegd en niet blijkt dat die desbetreffende bijdragen aan haar zoon in geld zijn gedaan. Op grond hiervan heeft belanghebbende, na aftrek van de drempel van 2% van het onzuivere inkomen of fl. 640,=, een bedrag als buitengewone lasten ter zake hiervan in aftrek gebracht van fl. 5.875,=.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

3.1. Heeft belanghebbende er recht op dat de door haar in verband met haar kwaal gemaakte kosten met betrekking tot kleding en beddengoed tot een bedrag van fl. 1.460,= als buiten gewone lasten wordt aangemerkt?

3.2. Heeft belanghebbende recht op aftrek buitengewone lasten wegens haar bijdragen tot voorziening in het levensonderhoud van haar genoemde zoon tot een bedrag van fl. 5.875,=.

Beide vragen beantwoordt belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken, waaronder de door belanghebbende ter zitting voorgedragen en overgelegde pleitnota, de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Voor zover niet reeds onder de vaststaande feiten vermeld, heeft belanghebbende hieraan geen nieuwe stellingen en/of argumenten toegevoegd, terwijl de Inspecteur hierbij, zakelijk weergegeven, nog het volgende heeft aangevoerd.

Het op het onderhavige onderwerp betrekking hebbende artikel 12 van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990 (tekst 1997) spreekt van "blijken" ingeval van extra uitgaven voor kleding en beddengoed, die een bedrag van fl. 1.260,= te boven gaan en dat bij gebleken

zijn hiervan deze uitgaven tot een bedrag van fl. 1.575,= worden aangemerkt als uitgaven ter zake van ziekte en invaliditeit. Dit "blijken" houdt in de zware bewijslast, dat wil zeggen overtuigend aantonen. In casu is hieraan niet voldaan.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 25.091,=. De Inspecteur daarentegen concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In aanmerking nemende

- de omstandigheid dat de incontinentieproblemen van belanghebbende al bestonden vanaf 1994, zodat gedurende een lange periode belanghebbende met de extra kosten hiervan bekend was

- de uitvoerige beschrijving door belanghebbende, als vermeld onder 2.2, van het ontstaan van die extra kosten

- de gedetailleerde specificatie van de extra kosten die de kwaal met zich mee brengt, als vermeld onder 2.3, welke door de Inspecteur, die de daarin genoemde bedragen niet of nauwelijks heeft betwist, op geen andere wijze heeft bestreden dan dat naar zijn mening van "een blijken" in de zin van genoemd artikel 12 in casu niet kan worden gesproken

- genoemd artikel 12 van genoemde uitvoeringsregeling, anders dan bij andere wettelijke bepalingen, zoals artikel 10a van dezelfde uitvoeringsregeling, de eveneens op de buitengewone lasten van toepassing zijnde wettelijke bepaling van artikel 46, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 alsmede de op aftrekbare giften betrekking hebbende wettelijke bepaling van artikel 47, eerste lid, van laatstgenoemde wet, geen schriftelijke bescheiden verlangt

- bij personen die in een situatie als die van belanghebbende verkeren, eufemistisch uitgedrukt, niet de neiging bestaat om die situatie te benadrukken door naar betalingsbewijzen te vragen die de desbetreffende wettelijke bepaling ook niet verlangt

een en ander tezamen en in onderling verband beschouwd, is het Hof van oordeel dat uit de door belanghebbende gegeven beschrijving van haar uit haar kwaal voortvloeiende extra uitgaven blijkt dat deze een bedrag als vermeld in genoemd artikel 12 van fl. 1.260,= te boven gaan en het door haar hiervoor aangegeven bedrag van fl. 1.460,= bedragen, zodat vraag 3.1 in de door belanghebbende voorgestane zin moet worden beantwoord.

4.2. Artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel a, onder 2°, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997) bepaalt voor zover te dezen van belang het volgende:

Buitengewone lasten zijn de op de belastingplichtige drukkende uitgaven tot voorziening in het levensonderhoud van eigen kinderen van 27 jaar en ouder voor zover die uitgaven meer bedragen dan fl. 800,= of zo dit minder is, 2 percent van het onzuivere inkomen en mits die uitgaven met schriftelijke bescheiden worden aangetoond en in geld of in geldeenheden andere dan de gulden worden gedaan.

4.3. Nu de bijdrage van belanghebbende in het levensonderhoud van haar genoemde zoon niet met schriftelijke bescheiden zijn aangetoond en evenmin aan de cumulatieve voorwaarde, dat die uitgaven in geld dan wel in andere geldeenheden dan de gulden zijn gedaan, is voldaan, dient vraag 3.2 in de door de Inspecteur voorgestane zin te worden beantwoord.

4.4. Op grond van het vorenstaande dient het belastbaar inkomen te worden verminderd tot een bedrag van fl. 31.796,= minus fl. 830,= is fl. 30.966,=.

5. Griffierecht en proceskosten

Nu het beroep gedeeltelijk gegrond is, dient de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, aan belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad fl. 85,= te vergoeden.

Daar te dezen geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en geen opgave is gedaan van reis-, verblijf- en verletkosten, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.

6. De beslissing

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak;

vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 30.966,=;

gelast dat de Inspecteur belanghebbende het griffierecht ad € 38,57 (fl. 85,=) vergoedt.

Aldus vastgesteld op 28 november 2002 door J.Swinkels, lid van voormelde Kamer, en op die dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier.

Aangetekend aan partijen verzonden op: 28 november 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.