Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-12-2002, AF3139, 00/02010

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-12-2002, AF3139, 00/02010

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 december 2002
Datum publicatie
22 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AF3139
Formele relaties
Zaaknummer
00/02010

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/02010

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 47.203,-. Na tijdig door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij de bestreden uitspraak de aanslag gehandhaafd. Belanghebbende is van deze uitspraak tijdig in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting met gesloten deuren van het Hof van 11 september 2002 te

's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigden van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

1.3. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van belanghebbende, aan het Hof en aan belanghebbende een verbeterd duplicaat-aanslagbiljet overgelegd hetwelk dient ter vervanging van het bij het verweerschrift als bijlage 3 gevoegde duplicaat-aanslagbiljet.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast:

2.1. Belanghebbende was eigenaar van de bedrijfspanden A straat 1, 3, 5 en 7 te B (hierna: de panden), welke panden hij verhuurde. De panden hebben, volgens een daartoe opgemaakt deskundigenrapport d.d. 11 november 1996, in de periode van verhuur schade opgelopen.

2.2. Op 6 december 1996 sluit belanghebbende een overeenkomst tot verkoop van de panden. Blijkens deze overeenkomst bedraagt de verkoopprijs ƒ 1.800.000,-.

2.3. In artikel 5 van de koopovereenkomst is opgenomen, voor zover hier van belang:

" Verkoper zal vóór de juridische levering op zijn kosten zorgdragen voor herstel van de navolgende zaken:

- het hekwerk;

- het gat in de betonvloer van de verkochte bedrijfshal A straat 5;

- het zetwerk van de beplating bij de deuren van de verkochte bedrijfshallen A straat 3, 5 en 7.

Ter zake eventuele andere gebreken met betrekking tot de verkochte bedrijfshallen zullen partijen nog nader overleg voeren en de resultaten van dit overleg in een aanvullende overeenkomst vastleggen. "

2.4. Op 6 december 1996 is een aanvullende overeenkomst tussen koper en verkoper opgemaakt. Hierbij zijn koper en verkoper overeengekomen dat verkoper de schade aan de panden op zijn kosten zal herstellen (hierna: de herstelverplichting). Ter zake is in de overeenkomst opgenomen, voor zover hier van belang:

" Verkoper heeft het recht om herstelwerkzaamheden te verrichten zoals hierboven genoemd, of de koper schadeloos te stellen in de vorm van contanten of kan in vermindering worden gebracht van de overeengekomen koopsom. (...). Verkoper heeft het recht om de kosten van de herstelwerkzaamheden af te kopen onder nader overeen te komen voorwaarden. "

2.5. De panden zijn juridisch geleverd bij akte de dato 1 september 1997. Blijkens artikel 14 van deze notariële akte heeft belanghebbende de herstelverplichting afgekocht door aan koper daarvoor een bedrag ad ƒ 100.000,- te vergoeden.

2.6. Uit de afrekening van de notaris d.d. 1 september 1997 blijkt dat genoemd bedrag ad ƒ 100.000,- is verrekend met de koopsom ad ƒ 1.800.000,-.

2.7. De koper heeft terzake van de aankoop van de panden overdrachtsbelasting betaald over een bedrag ad ƒ 1.800.000,-.

2.8. In zijn aangifte voor de inkomstenbelasting voor het onderhavige jaar trekt belanghebbende het in 2.5 vermelde bedrag van ƒ 100.000,- af als op de inkomsten uit overige onroerende zaken drukkende onderhoudskosten. Bij het vaststellen van het belastbaar inkomen heeft de Inspecteur onder meer voornoemd bedrag van ƒ 100.000,- gecorrigeerd.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende op grond van artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997; hierna de Wet) recht heeft op aftrek van het bedrag ad ƒ 100.000,- dat hij terzake van de afkoop van de herstelverplichting aan de koper van de panden heeft voldaan, welke vraag belanghebbende bevestigend beantwoordt en de Inspecteur ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de pleitnota van belanghebbende en het door de Inspecteur overgelegde stuk. Ter zitting hebben partijen, zakelijk weergegeven en voor zover van belang, hieraan nog het volgende toegevoegd:

Door de Inspecteur:

- In de opstelling onder punt 2.2 op pagina 1 van het verweerschrift is verzuimd op te nemen de correctie buitengewone lasten ad ƒ 140,-. Het aldaar genoemde bedrag "vast te stellen belastbaar inkomen" ad ƒ 47.203,- is inclusief deze correctie.

- Onder punt 6.2 op pagina 3 van het verweerschrift dient op de zevende regel tussen het vierde en het vijfde woord te worden ingevoegd: "stellen".

- In punt 6.3 op pagina 3 van het verweerschrift wordt in de eerste zin gesproken over "de koper"; bedoeld is "de verkoper".

- Op pagina 3 van het verweerschrift wordt onder punt 7 geconcludeerd tot bevestiging van de bestreden uitspraak. Bedoeld is te concluderen tot ongegrondverklaring van het beroep.

- Ik ben van mening dat geen sprake is van op de inkomsten drukkende lasten, zoals belanghebbende in zijn pleitnota verdedigt, en ik persisteer dan ook bij mijn stelling dat de betaling van ƒ 100.000,- onderdeel uitmaakt van de verkoopprijs, ondanks dat hiermee voor de heffing van overdrachtsbelasting geen rekening is gehouden.

Door belanghebbende:

- Ik heb geen bezwaar tegen de door de Inspecteur genoemde aanpassingen/verbeteringen betreffende het verweerschrift.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Ingevolge artikel 35, eerste lid, van de Wet zijn, voor zover hier van belang, aftrekbaar de op de inkomsten drukkende kosten voor zover zij zijn gemaakt tot verwerving, inning en behoud van die inkomsten. In beginsel zijn gemaakte kosten voor het onderhoud van een onroerende zaak als aftrekbare kosten in de zin van artikel 35 van de Wet te beschouwen indien sprake is van uitgaven voor werkzaamheden die dienden om de zaak zoals die bij de stichting of na latere verandering bestond, in bruikbare staat te houden en aldus achteruitgang en verval te voorkomen.

4.2. Nu belanghebbende, binnen het kader van de overeengekomen vervreemding van de panden, door middel van de verrekening met de verkoopprijs van de panden, een bedrag heeft voldaan ter afkoop van de op hem rustende herstelverplichting van de panden en belanghebbende niet zelve uitgaven voor kosten van onderhoud heeft gedaan, is het Hof van oordeel dat geen sprake is van uitgaven met het doel zoals in 4.1 omschreven, doch van een uitgave die in de vermogenssfeer ligt.

4.3. Belanghebbende heeft in zijn pleitnota nog gesteld dat, zelfs al zou geen sprake zijn van kosten terzake van onderhoud van de panden, het bedrag ad ƒ 100.000,- toch aftrekbaar is als een op de inkomsten drukkende last in de zin van artikel 35, tweede lid, onderdeel b, van de Wet. Daartoe dient te worden vastgesteld dat de uitgave zakelijk aan de uit de panden te genieten inkomsten is verbonden. Reeds omdat de betaling door belanghebbende van ƒ 100.000,-, zoals het Hof heeft geoordeeld in 4.2 hiervoor, een gevolg is van een handeling in de vermogenssfeer kan de uitgave niet worden aangemerkt als een op de inkomsten drukkende last in voormelde zin. Belanghebbende, op wie in dezen de bewijslast rust, heeft het tegendeel op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.

4.4. Belanghebbende heeft nog gesteld dat, in het geval de panden door de koper gerekend zouden worden tot zijn privé-vermogen, de kosten van herstel van de panden, tot een bedrag van ƒ 100.000,-, bij de koper niet in aftrek kunnen worden gebracht omdat deze niet op hem drukken. In de winstsfeer zou, volgens belanghebbende, bij de koper, het bedrag van ƒ 100.000,- als passiefpost op de balans dienen te worden opgenomen en zouden de uitgaven van herstel van de panden moeten worden afgeboekt op de voorziening. Het standpunt van de Inspecteur dat de uitgave fiscaal twee keer tot aftrek zou leiden is volgens belanghebbende derhalve niet juist. Wat er zij van deze stelling, het regime waaronder de panden bij de koper vallen, regardeert, naar het oordeel van het Hof, in het onderhavige geval, de fiscale positie van belanghebbende met betrekking tot de herstelverplichting niet.

4.5. Dat de koper overdrachtsbelasting heeft betaald over een bedrag ad ƒ 1.800.000,- doet hier naar het oordeel van het Hof niet aan af.

4.6. Gelet op al het vorenoverwogene is het gelijk aan de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door J.W.J. Huige, voorzitter, P. Fortuin, T. Blokland, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 5 december 2002

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 5 december 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.