Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-11-2002, AF3681, 99/00405

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-11-2002, AF3681, 99/00405

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
11 november 2002
Datum publicatie
31 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AF3681
Zaaknummer
99/00405

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER.

Nr. 99/00405

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH.

PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK.

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur), op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de aan haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995.

De mondelinge behandeling.

Deze heeft met gesloten deuren plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 28 oktober 2002 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 11 november 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

De gronden

1. Belanghebbende, gehuwd, heeft in het onderhavige jaar als inkomsten uit arbeid verricht in een parttime dienstbetrekking bij een taxi-onderneming fl. 8.610,-- genoten.

2. In 1995 heeft belanghebbende daarnaast in 8 van de 12 maanden thuis werkzaamheden verricht voor Sportief Y B.V. (hierna: de opdrachtgever), welke werkzaamheden bestaan uit het maken/in elkaar naaien van bokszakken. Belanghebbende verricht deze werkzaamheden volgens de instructies van de opdrachtgever en op een industriële naaimachine, welke door de opdrachtgever ter beschikking werd gesteld. Belanghebbende doet ter zake geen investeringen; zij krijgt de materialen en dergelijke van de opdrachtgever. Zij verricht geen thuiswerkzaamheden voor andere opdrachtgevers en zij geeft aan de activiteiten geen bekendheid naar buiten. Eind 2000 is belanghebbende gestopt met de thuiswerkzaamheden. De inkomsten uit de thuiswerkzaamheden bedroegen in het onderhavige jaar fl. 6.120,-, waarop belanghebbende een bedrag van fl. 1.340,-- aan kosten in aftrek heeft gebracht. Het saldo ad fl. 4.780,-- is in de aangifte vermeld als winst uit onderneming.

3. Het geschil betreft het antwoord op de vragen of belanghebbende met betrekking tot de thuiswerkzaamheden een onderneming drijft in de zin van artikel 6 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 en, zo ja, of belanghebbende in het onderhavige jaar tenminste 1225 uren feitelijk heeft gewerkt in haar onderneming, welke vragen belanghebbende bevestigend en de Inspecteur ontkennend beantwoordt.

4. Voor de beantwoording van de vraag of er al dan niet sprake is van een zelfstandig uitgeoefend beroep dient naar het oordeel van het Hof onder meer gelet te worden op de duurzaamheid en de omvang van de werkzaamheden, de grootte van de bruto-baten, de winstverwachting, het lopen van (ondernemings)risico, de voor de werkzaamheden beschikbare tijd, de bekendheid die naar buiten aan de werkzaamheden wordt gegeven, de omvang van de investeringen, het aantal opdrachtgevers casu quo het aantal opdrachten van dezelfde opdrachtgever en het spraakgebruik.

5. Gelet op hetgeen omtrent de thuiswerkzaamheden is komen vast te staan (zie hiervoor onder 2 van deze uitspraak), in onderling verband en samenhang bezien, kan naar het oordeel niet worden gezegd dat belanghebbende met haar thuiswerkzaamheden in het onderhavige jaar zelfstandig een beroep uitoefende of een onderneming dreef. Belanghebbende heeft het tegendeel in elk geval niet aannemelijk gemaakt.

6. Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat desalniettemin sprake is van winst uit een door haar gedreven onderneming aangezien de Inspecteur in een drietal volgens belanghebbende met haar vergelijkbare gevallen heeft geoordeeld dat sprake is van ondernemerschap.

Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. De door belanghebbende genoemde gevallen, waaronder een zelfstandig werkende prostitué en een restaurateur van antiek, zijn naar het oordeel van het Hof niet vergelijkbaar met haar. De Inspecteur heeft voorts onweersproken gesteld dat geen enkele van de tientallen wèl (volledig) met belanghebbende vergelijkbare thuiswerksters voor de opdrachtgever als ondernemer is aangemerkt.

7. Uit het vorenstaande volgt dat belanghebbende reeds hierom geen aanspraak heeft op de zelfstandigen- en startersaftrek.

8. Het gelijk is aan de zijde van de Inspecteur. Voor dat geval is, nu belanghebbende ter zitting uitdrukkelijk heeft verklaard dat de grief met betrekking tot de indeling in tariefgroep 1 in plaats van tariefgroep 2 geen afzonderlijke grief is maar slechts een rekenkundig gevolg van de uitkomst van de procedure, tussen partijen niet in geschil dat moet worden beslist als hiervoor is vermeld.

De proceskosten

Nu het beroep ongegrond is en bijzondere omstandigheden niet zijn gesteld of gebleken, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen tot vergoeding van door belanghebbende gemaakte proceskosten.

De Inspecteur heeft geen aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan op 11 november 2002 door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing op die datum in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier, in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 25 november 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.