Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-11-2002, AF4469, 99/02425

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-11-2002, AF4469, 99/02425

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 november 2002
Datum publicatie
13 februari 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2002:AF4469
Zaaknummer
99/02425

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 99/02425

29 november 2002

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, twaalfde enkelvoudige Belastingkamer, heeft inzake het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, na de behandeling van de zaak ter zitting van 15 november 2002, alwaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, en de Inspecteur, heden, 29 november 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan:

DE BESLISSING

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 7.253,-- (= € 3.291), gelast de Inspecteur aan belanghebbende het gestorte griffierecht ad fl. 85,-- (= € 38,57) te vergoeden, veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van fl. 710,-- (= € 322,18) en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die die kosten moet vergoeden.

DE GRONDEN

1. In de brief d.d. 18 juli 1996 van burgemeester en wethouders van de gemeente Y, gericht aan belanghebbende en haar echtgenoot, is onder meer het volgende vermeld.

"Bij besluit van 1-6-1994 is aan u een bedrijfskrediet toegekend van f 18.500,-- (art. 24 lid 1 BZ). Op grond van de jaarrekening 1994 hebben wij besloten een bedrag van f. 6.786,24 aan te merken als uitkering voor levensonderhoud. Dit bedrag wordt u als bijstand om niet verstrekt". Als "datum besluit" van evenbedoeld, op grond van de jaarrekening 1994 genomen besluit, is in de brief 9 juli 1996 vermeld.

2. Artikel 22, lid 1, van de Algemene bijstandswet [12-04-1995,Stb. 199, i.w.tr. 01-01-1996/kamerstuknr. 22545] (hierna: de Wet) bepaalt dat bijstand aan een zelfstandige ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal wordt verleend in de vorm van een rentedragende lening of borgtocht.

In de tot 1 januari 1996 geldende tekst van de Algemene bijstandswet was de verlening van bijstand aan zelfstandigen geregeld in de artikelen 4 en 4a.

3. Ingevolge artikel 22, lid 2, aanhef en onderdeel b, van de Wet wordt in afwijking van het eerste lid de daar bedoelde bijstand in de vorm van een rentedragende lening of borgtocht, onder toepassing van bij algemene maatregel van bestuur te stellen nadere voorwaarden, ambtshalve geheel of gedeeltelijk omgezet in een bedrag om niet indien het inkomen van de zelfstandige gedurende een aaneengesloten periode van twaalf maanden lager is dan de bijstandsnorm, bedoeld in hoofdstuk IV afdeling 1, paragraaf 2 en 3, en de verleende bijzondere bijstand en diens vermogen een zekere grens niet te boven gaat.

4. Ter zitting is komen vast te staan dat het in 1994 verleende bedrijfskrediet het door belanghebbendes echtgenoot gedreven klussenbedrijf betreft. Belanghebbende was niet als ondernemer bij dat bedrijf betrokken. Uit het in 1 t/m 3 vermelde, in onderlinge samenhang bezien, leidt het Hof af dat burgemeester en wethouders bij voormelde, als "bijstand om niet" verstrekte fl. 6.786,24 handelden ter uitvoering van de in 3 vermelde bepaling.

5. Van bedoeld bedrag van fl. 6.786,24 is door de Gemeente geen loonheffing ingehouden. In de brief van de Gemeente van 18 juli 1996 wordt, na vermelding van het oorspronkelijke bedrijfskrediet van fl. 18.500,-- en van de fl. 6.786,24, verder ondermeer medegedeeld:

"het nieuwe krediet wordt derhalve bepaald op f 11.713,76".

6. Het Hof leidt uit de vorengenoemde feiten af dat de gemeente zohandelende een bedrag aan bijstand heeft verleend, in de vorm van het prijsgeven van een deel van haar vordering wegens bedrijfskrediet ter grootte van fl. 6.786,24 dan wel in de vorm dat het bedrag aan bijstand van fl. fl. 6.786,24 werd verrekend met het wegens bedrijfskrediet te vorderen bedrag van oorspronkelijk

fl. 18.500,--.

7. Dat bedrag is gericht op aanvulling van het te lage inkomen van de zelfstandige. Er is te dezen geen sprake van winst uit onderneming van de echtgenoot van belanghebbende, nu de vermindering van de schuld niet is verleend door de Gemeente als crediteur van de onderneming.

8. Niet aannemelijk is dat, zoals de Inspecteur heeft aangevoerd, bedoelde bijstand als "gezinsbijstand" en daarmee voor de helft aan belanghebbende is verleend. Het Hof merkt nog op dat de in het vertoogschrift omtrent gezinsbijstand weergegeven bepalingen met ingang van de inwerkingtreding van de Wet (1 januari 1996) zijn komen te vervallen.

9. Gelet op het vorenstaande vormt de onderwerpelijke fl. 6.786,24 niet geheel of gedeeltelijk inkomen van belanghebbende.

10. Voor het geval het Hof tot het in 9 gegeven oordeel zou komen, is tussen partijen niet in geschil dat het bij de bestreden uitspraak vastgetelde belastbare inkomen moet worden verminderd tot (fl. 10.646,-- - fl. 3.393,-- =) fl. 7.253,--.

Proceskosten

Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende. In verband hiermee acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten van rechtsbijstand die belanghebbende in verband met het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, een en ander moet toepassing van het puntenstelsel van het Besluit proceskosten fiscale procedures. Het Hof stelt die kosten vast op 2 punten maal fl. 710,-- maal wegingsfactor 0,5 ofwel fl. 710,-- (= € 322,18).

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus vastgesteld op 29 november 2002 door T. Blokland, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing op die datum in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis, griffier, in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 9 december 2002

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het door de belanghebbende ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het door deze voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.