Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-02-2003, AF7793, 00/02533

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 28-02-2003, AF7793, 00/02533

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
28 februari 2003
Datum publicatie
25 april 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7793
Zaaknummer
00/02533

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/02533

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X domicilie kiezende te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de hem opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997, aanslagnummer 1.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De navorderingsaanslag is berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 715.049,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de navorderingsaanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof waarbij door de griffier van hem een recht is geheven van ƒ 60,-- (€ 27,23).

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 10 december 2002 te 's-Hertogenbosch. Daar zijn toen verschenen en gehoord de Inspecteur.

Belanghebbende is niet verschenen.

1.3. De griffier heeft verklaard dat hij bij aangetekende brief van 6 november 2002 aan het door belanghebbende opgegeven adres deze, met vermelding van plaats, dag en uur der mondelinge behandeling, heeft uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Een afschrift van deze brief behoort tot de stukken van het geding. Blijkens de op 2 december 2002 retour ontvangen envelop is de uitnodiging op het vermelde adres op 7 november 2002 niet in ontvangst genomen en later niet afgehaald. De griffier heeft tevens verklaard dat hij na controle van het adres de uitnodiging bij brief van 2 december 2002 per gewone post aan genoemd adres heeft verzonden.

1.4. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof. Belanghebbende wordt met deze uitspraak een afschrift van die pleitnota toegezonden. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende, wonende in België, is in het onderhavige jaar werkzaam als zelfstandig kapper in Y. Tevens verricht hij werkzaamheden voor V Inc. (hierna: V), een rechtspersoon opgericht naar het recht van de staat Delaware, en gevestigd in Y. Enig aandeelhouder is belanghebbendes vader Q, geboren in februari 1923 en overleden in maart 1999. Belanghebbende is de enige bestuurder van V.

2.2. V huurt vanaf april 1997 het bedrijfspand Aweg 1 te Y (hierna: het pand) van de heer A. De huurovereenkomst is aangegaan voor een periode van 10 jaar met de mogelijkheid die telkens met 5 jaar te verlengen. De huurprijs bedraagt ƒ 2.000 per maand geïndexeerd en exclusief BTW. V mag het pand enkel gebruiken als bedrijfsruimte.

2.3. Artikel 8.3 van het huurcontract bepaalt dat indien de gemeente Y geen gebruik maakt van haar voorkeursrecht verhuurder aan de huurder een optie tot aankoop verleent tegen een koopsom van ƒ 400.000 welke koopprijs jaarlijks wordt geïndexeerd (hierna: het optierecht). Het optierecht is niet overdraagbaar aan derden.

Artikel 8.4 van het huurcontract bepaalt onder meer dat indien de gemeente Y (hierna: de gemeente) gebruik maakt van haar voorkeursrecht de huurder daaraan zal meewerken en de meeropbrengst boven de in 8.3 bedoelde koopsom gelijkelijk zal worden verdeeld tussen huurder en verhuurder.

2.4. Bij de bijzondere aandeelhoudersvergadering van 6 oktober 1997, waarbij Q en X de aanwezigen waren, wordt het volgende besloten:

"Conform het voorstel van de direktie wordt besloten om de huurovereenkomst met A, bovengenoemd, met ingang van 1 december 1997 te wijzigen.

Per heden wordt afgezien van de aankoop van het pand en worden de rechten van aankoop van het pand Aweg 1 te Y overgedragen aan X te Z.

Een en ander uiteraard met medewerking en instemming van partij A."

Medewerking en instemming van de heer A zijn verkregen nadat aan hem een verkoopopbrengst voor het pand is gegarandeerd van ƒ 500.000.

2.5. De gemeente heeft op 18 september 1997 een eerste bod op het pand uitgebracht van ƒ 800.000, waarna belanghebbende op 3 november 1997 aan de gemeente een koopsom voor het pand van ƒ 1.850.000 heeft gevraagd.

2.6. Op 16 januari 1998 is door Rentmeesterskantoor B een onteigeningscalculatie uitgebracht aan belanghebbende waarbij de schadeloosstelling van belanghebbende is berekend voor het geval het pand zou worden onteigend. De taxateur komt daarbij tot een vermogensschade van ƒ 650.000 en een herinvesteringschade van ƒ 647.680, totaal ƒ 1.297.680.

Aan de gemeente is op 9 februari 1998 een taxatierapport uitgebracht waarin de totale waarde van het pand wordt gesteld op ƒ 1.043.000.

2.7. Nadat op 18 februari 1998 de gemeente een tweede bod van ƒ 978.000 heeft uitgebracht is, na door X met de gemeente gevoerde onderhandelingen, op 3 maart 1998 één contract tot stand gekomen waarbij de heer A het pand verkoopt aan X voor de koopsom van ƒ 500.000 en laatstgenoemde het pand aan de gemeente verkoopt voor een koopsom van ƒ 1.200.000, rekening houdend met de kosten die de bedrijfsverplaatsing van belanghebbende met zich brengen.

2.8. De levering van het pand heeft plaatsgehad bij akte verleden in juni 1998 door C, notarissen te Y. Blijkens de afrekening voor X van die notaris is de opbrengst van het pand verrekend met de koopsom van het pand en met de koopsom van een pand gelegen aan de Asingel 1 te Y.

2.9. Voor het onderhavige jaar is de primitieve aanslag met dagtekening 22 maart 2000 conform de aangifte vastgesteld naar een belastbaar inkomen van ƒ 2.996,-- negatief. Naar aanleiding van de bevindingen van het boekenonderzoek blijkend uit het rapport van 25 juni 1999 is aan belanghebbende de onderhavige navorderingsaanslag gedagtekend 7 april 2000 opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 715.049,-- waarbij het eerder bij primitieve aanslag vastgestelde belastbaar inkomen is verhoogd met een bedrag van ƒ 18.045,-- aan niet in geschil zijnde correcties, en met een bedrag van ƒ 700.000,-- aan inkomsten uit arbeid. De Inspecteur heeft navorderingsaanslag aan belanghebbende aangekondigd bij brief van 28 februari 2000.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is, naar het Hof verstaat, in geschil het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht de inkomsten uit arbeid bij belanghebbendes inkomen heeft geteld. Belanghebbende beantwoordt die vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. De Inspecteur heeft daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Het pand Asingel 1 betreft een woning in een woonwijk van Y.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de aanslag.

De Inspecteur concludeert, naar het Hof verstaat, tot bevestiging van zijn uitspraak indien belanghebbende in de beroepszaak met Hofkenmerk 00/02534 in het gelijk wordt gesteld en tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de navorderingsaanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.049,-- indien in de genoemde procedure de Inspecteur in het gelijk wordt gesteld.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, gezien het in 1.3 vermelde, op regelmatige wijze is uitgenodigd ter zitting te verschijnen. Het Hof overweegt daarbij dat het door belanghebbende niet afhalen van aan het juiste adres vergeefs aangeboden aangetekende stukken redelijkerwijs voor diens risico dient te komen.

4.2. Het Hof heeft bij schriftelijke uitspraak van heden in de zaak met Hofkenmerk 00/02534 de Inspecteur in het gelijk gesteld. Nu voor dat geval niet in geschil is dat het belastbaar inkomen moet worden vastgesteld op ( 15.045,--, moet worden beslist als hierna vermeld.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof neemt hierbij in aanmerking dat geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld of gebleken, belanghebbende heeft zelf het beroepschrift ingediend en is niet ter zitting verschenen.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 15.045,--, gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 27,23 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden.

Aldus gedaan door R.J. Koopman, voorzitter, A.J. van Soest en N. van Beelen, en voorzover het de beslissing betreft in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, griffier, op: 28 februari 2003

De uitspraak is enkel door de griffier ondertekend aangezien de voorzitter is verhinderd deze te ondertekenen.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 28 februari 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.