Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2003, AF7796, 00/02692

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 26-02-2003, AF7796, 00/02692

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
26 februari 2003
Datum publicatie
25 april 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7796
Zaaknummer
00/02692

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/02692

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1998.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 33.099,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof waarbij door de griffier van haar een recht is geheven van ƒ 450,-- (€ 204,20).

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 26 november 2002 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.

Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende ter zitting een kopie betreffende de berekening van de hierna bedoelde voorziening overgelegd.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende geeft tegen een beheersvergoeding leiding aan de activiteiten van X Inkoop B.V. te A. X Inkoop B.V. handelt, al dan niet in commissie, in planten. Zij is voornamelijk gericht op de bevoorrading van tuincentra. In verband met de seizoensgevoeligheid wordt het belangrijkste deel van de jaaromzet in het voorjaar gerealiseerd. Bij belanghebbende zijn een inkoper en een administratief medewerker in dienst. Feitelijk is het de bestuurder van belanghebbende die de handelingen van X Inkoop B.V. verricht.

2.2. De topdrukte in het voorjaar veroorzaakt stress/hoge werkdruk bij vooral de inkoper. De daardoor veroorzaakte klachten hebben in het onderhavige jaar niet tot ziekteverzuim geleid, maar kunnen in een later stadium wel tot uitval leiden.

De inkoper lijdt aan een chronische ziekte die naar alle waarschijnlijkheid uiteindelijk zal leiden tot uitval van die inkoper. Wanneer dat zal gebeuren, en de mate waarin, zijn onbekend.

2.3. In het onderhavige jaar is geen sprake van ziekteverzuim. Belanghebbendes bestuurder, de inkoper, is in 2000 drie maanden opgenomen geweest in het ziekenhuis en heeft in 2001 eveneens enige tijd geen arbeid verricht in verband met ziekte. Ten tijde van de zitting van het Hof is de inkoper nog steeds werkzaam bij belanghebbende. De risico's verband houdend met de klachten zijn bij de arbeidsongeschiktheidsverzekering van de inkoper uitgesloten.

2.4. Op belanghebbende rust de verplichting aan de bij haar werkzaam zijnde werknemers het loon voor 70% door te betalen gedurende de tijd dat die werknemers arbeidsongeschikt zijn ten gevolge van ziekte, met een maximum van 52 weken.

2.5. Belanghebbende heeft bij de berekening van de winst rekening gehouden met de vorming van een voorziening ten bedrage van ƒ 88.740,--, genaamd "ziekengeldvoorziening", ter zake van het risico van doorbetaling van loon in geval van ziekte van een werknemer. Bij de berekening van die voorziening is rekening gehouden met 100% van het loon van de inkoper en 50% van het loon van de administratief medewerker. De voorziening heeft voor circa 90% betrekking op de inkoper.

2.6. Belanghebbende heeft geen verzekering afgesloten terzake van het risico van loondoorbetaling bij ziekte.

2.7. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de voorziening niet geaccepteerd en het belastbare bedrag vastgesteld op ƒ 33.099,--.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is, naar zij ter zitting hebben verklaard, enkel in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in het onderhavige jaar een voorziening kan vormen ter zake van het risico van loondoorbetaling bij ziekte. Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Belanghebbende;

De voorziening betreft zowel de inkoper, voor circa 90%, als de administratief medewerker.

De BV heeft geen verzekering afgesloten ter dekking van het risico van loondoorbetaling bij ziekte.

Belanghebbendes bestuurder, de inkoper, is in 2000 drie maanden opgenomen geweest in het ziekenhuis en heeft in 2001 eveneens enige tijd geen arbeid verricht in verband met ziekte.

Inspecteur;

Mijn basisstelling is dat de doorbetaling van de lonen bij ziekte reeds naar zijn aard kosten zijn van het jaar waarin die worden betaald.

Partijen zijn het erover eens dat in het voorjaar topdrukte heerst en dat dit stress/hoge werkdruk tot gevolg heeft voor met name de inkoper en dat de daardoor veroorzaakte klachten in een later stadium tot uitval kunnen leiden.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot nihil en primair tot vaststelling van het verlies voor 1998 op ƒ 55.641,--, en subsidiair, ervan uitgaande dat de voorziening zoals die bij de aangifte is gedaan voor 90% het loon van de inkoper betreft, tot vaststelling van het verlies voor 1998 op ƒ 46.767,--.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Het Hof stelt voorop dat de verplichting tot het betalen van loon voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. Als door de werknemer arbeid is verricht ten behoeve van de werkgever is deze verplicht aan de werknemer het loon uit te keren. Indien de werknemer door ziekte niet in staat is de arbeid te verrichten is de werkgever niettemin verplicht gedurende maximaal 52 weken 70% van het loon aan de werknemer uit te keren. Bovengenoemde verplichtingen ontstaan naarmate de tijd verstrijkt, zodat deze loonkosten reeds naar hun aard kosten zijn die ten laste van de winst komen in het jaar waarin zij ontstaan.

4.2. Het Hof verwerpt belanghebbendes stelling dat de in het onderhavige jaar geleden stress, dan wel hoge werkdruk, in een dusdanig verband staat tot de in een later jaar ontstane verplichting tot het doorbetalen van loon, dat reeds in het onderhavige jaar, het jaar waarin die werkdruk of stress zich voordoet, ter zake van die toekomstige betalingsverplichting een voorziening kan worden getroffen. Het Hof neemt hierbij in overweging dat stress/hoge werkdruk als eventuele oorzaak van een ziekte, die tot gevolg heeft dat niet meer aan de verplichting tot het verrichten van arbeid kan worden voldaan, in een te ver verwijderd verband tot die betalingsverplichtingen staat om toekomstige verplichtingen tot het betalen van loon in een eerder jaar ten laste van de winst te kunnen brengen dan het jaar waarin die verplichtingen ontstaan. Stress of werkdruk zijn naar het oordeel van het Hof derhalve geen omstandigheden die kosten oproepen in de periode na de balansdatum.

De omstandigheid dat op grond van het jaarrekeningenrecht bij het bepalen van de commerciële winst de vorming van een voorziening ter zake mogelijk is, doet aan het vorenstaande niet af nu deze mogelijkheid om een voorziening ter zake te vormen niet met zich brengt dat ook bij het bepalen van de fiscale winst een dergelijke voorziening kan worden gevormd. In zoverre verschillen de regelingen ter bepaling van de commerciële en van de fiscale winst van elkaar. De rechtvaardiging van dat verschil is gelegen in de onderscheiden doelstellingen van die regelingen.

4.3. Op grond van het vorenstaande moet de in geschil zijnde vraag ontkennend worden beantwoord en is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur. Voor dat geval is niet in geschil dat moet worden beslist als hierna vermeld.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door A.J. van Soest, voorzitter, N. van Beelen en J.C.K.W. Bartel, en voorzover het de beslissing betreft in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, griffier, op 26 februari 2003

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 26 februari 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.