Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2003, AF7968, 00/01682
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2003, AF7968, 00/01682
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 6 maart 2003
- Datum publicatie
- 29 april 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2003:AF7968
- Zaaknummer
- 00/01682
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 00/01682
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vierde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X h.o.d.n. handelsnaam X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Limburg van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende het bedrag dat door hem als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak 1 oktober 1999 tot en met 31 december 1999.
Het onderzoek ter zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 20 februari 2003 te Roermond.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 6 maart 2003, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de bestreden uitspraak,
verleent teruggaaf van een bedrag van ƒ 11.643,--,
gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het ter zake van de behandeling van het beroep verschuldigd geworden griffierecht ad € 204,20, en
wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden.
De gronden
1. Ter zitting heeft belanghebbende uitdrukkelijk verklaard dat hij zijn grief dat het gelijkheidsbeginsel is geschonden, laat varen. In geschil is uitsluitend nog het antwoord op de vraag of met betrekking tot de hierna te vermelden uitgave sprake is van een boek in de zin van post a.30, van de in artikel 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet) bedoelde tabel I, als gevolg waarvan ter zake van de levering het verlaagde tarief van toepassing is. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend, daartoe stellende dat sprake is van een losbladige handleiding.
2.1. Op grond van de stukken van het geding en de gedeeltelijk hiervan afwijkende verklaringen van partijen ter zitting staat als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.
2.2. Belanghebbende is (co-)auteur van losbladige handleidingen voor softwarepakketten, van welke hij ter zitting bij wijze van voorbeeld twee exemplaren (A en B) heeft overgelegd; deze evenals de overige door belanghebbende als zodanig geschreven handleidingen (hierna gezamenlijk aan te duiden als: de uitgave) worden geleverd aan opleidingsinstituten (zowel scholen als particuliere opleidingen). De uitgave is voorzien van een inhoudsopgave, inleiding, hoofdstukken en pagina's. De inhoud van iedere uitgave is gelijk en wordt bijeengehouden door een ringband. Uitsluitend uit kostenoverwegingen is voor deze vorm gekozen. De uitgave is niet voorzien van tabbladen of ruimten voor het beantwoorden van vragen of opgaven. Er verschijnen geen supplementen. Het formaat is A4 en de omvang van de twee overgelegde exemplaren van de uitgave beslaat 154 respectievelijk 189 bladzijden.
Indien nieuwe computerprogrammatuur op de markt komt, verschijnt een nieuwe uitgave. Het copyright berust bij belanghebbende die tevens als uitgever optreedt. Verspreiding vindt niet via de boekhandel plaats, maar via een ander afzetkanaal. Bij latere uitgaven, die door een professionele uitgever worden uitgegeven, is gekozen voor een ander bindsysteem. De latere uitgaven zijn ingenaaid.
3.1. Het Hof stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of een geschrift als een boek moet worden aangemerkt, op verschillende kenmerken daarvan acht dient te worden geslagen, zoals de omvang en de inhoud, de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden en de mate waarin ook overigens de uiterlijke verschijningsvorm overeenkomt met de gebruikelijke vorm waarin boeken verschijnen. Daarbij dienen de kenmerken in hun onderlinge samenhang te worden bezien, zodat niet kan worden gezegd dat aan één van deze kenmerken doorslaggevende betekenis toekomt (HR 19 april 1995, BNB 1995/183).
3.2. Belanghebbende heeft in zijn beroepschrift gesteld dat de uitgave naar uiterlijk, samenstelling en aard van de inhoud als een boek is te beschouwen. Verder is de uitgave, aldus belanghebbende, voor iedere afnemer gelijk en vertonen de op de afzonderlijke bladzijden voorkomende tekst en afbeeldingen innerlijke samenhang.
Met belanghebbende is het Hof van oordeel dat de inhoud alsmede de mate waarin de uiterlijke verschijningsvorm van de uitgave overeenkomt met de gebruikelijke vorm waarin boeken verschijnen, in hun onderling verband en samenhang bezien, de conclusie rechtvaardigen dat sprake is van een boek in de zin van de in post a.30 van de in art. 9, tweede lid, onderdeel a, van de Wet bedoelde tabel.
Immers, vaststaat dat de uitgave (evenals een boek) is voorzien van een inhoudsopgave, inleiding, hoofdstukken en paginanummering. De inhoud van de uitgave kan, evenals bij een boek, niet worden aangevuld of gewijzigd door middel van supplementen. Evenmin kan de inhoud van de uitgave, na het verschijnen daarvan, door een derde worden gewijzigd, nu uit de ter zitting overgelegde exemplaren is gebleken dat het geheel niet is voorzien van tabbladen en ruimten voor het beantwoorden van vragen of opgaven. Daar komt nog bij dat de uitgave, mede gezien het voor een boek gekozen gangbare formaat (A4) alsmede de omvang van de uitgave (respectievelijk 154 en 189 pagina's), er ook daadwerkelijk uitziet als een boek.
3.3. Anders dan de Inspecteur aanvoert, doet aan het voorgaande niet af dat gekozen is voor een losbladige uitgave die bijeengehouden wordt door een ringband, alsmede dat voor de verspreiding daarvan is gekozen voor alternatieve afzetkanalen in plaats van door de boekhandel.
4. Gelet op al het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van belanghebbende en dient te worden beslist als hiervoor vermeld.
De proceskosten en het griffierecht
Belanghebbende heeft ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op vergoeding van de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Gelet op het bepaalde in artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht dient aan het belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door G.J. van Muijen, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.J.J. van Oorschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2003.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 21 maart 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 87,50.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 174,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.