Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-04-2003, AH8942, 99/30006
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 14-04-2003, AH8942, 99/30006
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 14 april 2003
- Datum publicatie
- 1 juli 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2003:AH8942
- Zaaknummer
- 99/30006
Inhoudsindicatie
In geschil is het antwoord op de volgende vraag.Is met betrekking tot de vennootschap onder firma A terecht een winstverdeling tussen belanghebbende en A S.A. aangehouden van 32,6% staat tot 67,4%. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur daarentegen ontkennend.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 99/30006
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Zuidwest van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl. 82.067,=, welke aanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 69.150,=.
1.2. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van fl. 60,= (€ 27,23).
De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.
1.3. Belanghebbende heeft, na daartoe door het Hof in de gelegenheid te zijn gesteld, een conclusie van repliek ingediend en de Inspecteur een conclusie van dupliek.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 29 januari 2003 te ´s-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord
- belanghebbende
- belanghebbendes gemachtigde en
- de Inspecteur.
1.5. De Inspecteur heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, een kopie overgelegd van een onderhandse akte betreffende de vennootschap onder firma A (hierna: de akte).
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en de verklaringen van partijen ter zitting staat als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.
2.1. Belanghebbende, geboren op 7 april 1955 en ongehuwd, woonde in het onderhavige jaar te B, C straat 1.
2.2. Belanghebbende was gedurende het gehele onderhavige jaar in loondienst bij Stichting D te B en gaf voor 28 klokuren les aan het college E aldaar. Met belanghebbende waren er op dat college vijf docenten werkzaam, die evenals belanghebbende werkzaam waren voor na te noemen vennootschap onder firma (hierna ook: de VOF).
2.3. Belanghebbende dreef destijds een, met datum van vestiging
1 januari 1995, op zijn adres gevestigde eenmanszaak onder de handelsnaam A, welke actief was op het terrein van les geven in de Nederlandse taal, met als specialiteit spoedcursussen Nederlands aan anderstaligen.
2.4. In een in kopie tot de stukken behorende onder 1.5 vermelde akte staat onder meer het volgende vermeld.
"1. A Luxembourg S.A.
en
2. X, geboren 07-04-1955
verklaren,
- dat zij sinds 26-09-1995 met elkander samenwerken in de vorm van een vennootschap onder firma;
- dat van de vennootschapsovereenkomst de volgende bepalingen deel uit maken:
NAAM EN ZETEL
Artikel 1
De vennootschap draagt de naam A. Zij heeft haar zetel te B, aan de C straat 1.
DOEL
Artikel 2
1. De vennootschap heeft ten doel:
Het geven van onderwijs in de meest ruime zin van het woord, voornamelijk gericht op het bedrijfsleven.
2. De vennootschap kan deelnemen in en samenwerken met
vennootschappen en ondernemingen met een soortgelijk doel.
(...)
WINSTEN EN VERLIEZEN
Artikel 9
1. Ter berekening van de nettowinst of het netto verlies worden van de bruto exploitatiewinst afgetrokken alle in de loop van het jaar geleden verliezen, benevens alle exploitatiekosten ten behoeve van het bedrijf van de vennootschap gemaakt en alle lasten, zoals onder meer rente van schulden, alle kosten van onderhoud en herstel van goederen van de vennootschap, de kosten van verzekering tegen brand en andere schade, de kosten van huur van roerende en onroerende goederen, de lonen van personeel en de belastingen die ten laste van de vennootschap worden geheven.
2. Onder exploitatiekosten zijn mede te begrijpen de in de handel
gebruikelijke afschrijvingen op inventaris, goederen en dubieuze debiteuren, een en ander vast te stellen volgens goed koopmansgebruik.
3. Onder bruto exploitatiewinst valt niet te begrijpen de winst
die in het boekjaar, ten gevolge van herwaardering of realisatie van activa, is voortgevloeid uit stille reserves, die daarin aanwezig zijn.
4. Geen winst zal geacht worden te zijn gemaakt, indien enig
verlies over de vorige jaren niet zal zijn ingehaald.
Artikel 10
1. Voordat tot de vaststelling van een aandeel van elk van de
vennoten in de jaarlijkse winst of in het jaarlijks verlies wordt overgegaan, zal aan ieder van hen worden toegekend een rente van acht procent per jaar over het saldo van ieders kapitaalrekening, zoals dat vermeld staat op de balans aan het einde van het vorig boekjaar opgemaakt.
2. In de winsten, respectievelijk verliezen, berekend op grond van
het bepaalde in artikel 9, na toepassing van hetgeen in de voorgaande alinea van dit artikel is bepaald, delen alle vennoten naar rato van de geleverde werkzaamheden. Ten aanzien van de winsten en verliezen, als bedoeld in artikel 9 lid 3 gelden echter de verhoudingen, genoemd in artikel 14 lid 3.
3. In onderling overleg kunnen de vennoten de winstverdeling
wijzigen.
4. De vennoten kunnen in onderling overleg aan een van hen een
extra vergoeding voor de geleverde arbeidsprestatie toekennen.
5. Het aandeel van de vennoten in de winst, respectievelijk het
verlies, wordt geboekt ten gunste, respectievelijk ten laste van zijn kapitaalrekening.
(...)
UITKERING BIJ OVERNEMING
Artikel 14
1. Wanneer een vennoot ophoudt vennoot te zijn, wordt naast de
balans en winst- en verliesrekening, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 8 lid 2 volgens dat tijdstip bij de vennootschap gebruikelijke richtlijnen wordt opgemaakt, een tweede balans en winst- en verliesrekening opgemaakt waarop de activa en passiva worden opgevoerd naar hun werkelijke waarde.
2. Op de in het vorige lid bedoelde tweede balans wordt tevens een
bedrag opgenomen voor de goodwill.
3. In het voordelig of nadelig verschil dat alsdan zal blijken te
bestaan tussen de waarde waarvoor de activa en passiva worden opgevoerd op de tweede balans en de boekwaarde daarvan op de ingevolge artikel 8 op te maken balans, #delen alle vennoten voor # procent#/zijn de vennoten gerechtigd of gehouden bij te dragen in dezelfde verhouding als waarin zij volgens artikel 10 de winsten genieten respectievelijk de verliezen dragen.
(...)
Aldus overeengekomen te Luxemburg, op 06-10-1995
(...)
w.g. A Luxembourg
w.g. X"
2.5. Gedurende het onderhavige jaar werd belanghebbende de voor
werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 1225 uren in beslag genomen door het voor eigen rekening in de vorm van genoemde vennootschap onder firma met de te Luxemburg gevestigde A gedreven onderneming.
2.6. Genoemde A Luxembourg S.A. (hierna: A S.A.) is opgericht
op 26 september 1995. Deze oprichting is geschied door de heer F (hierna: de heer F), die hierbij optrad namens
G S.A. en H S.A., beiden gevestigd te Luxemburg.
2.7. Tussen een van docenten die op free-lance basis bij A heeft gewerkt, mevrouw I, (hierna: mevrouw I), die ten tijde van na te noemen gesprek niet meer bij A werkzaam was, en een ambtenaar van genoemde eenheid van de rijksbelastingdienst heeft een gesprek plaatsgevonden. Van dit gesprek heeft, naar de gemachtigde van belanghebbende in zijn conclusie van repliek heeft verklaard, mevrouw I een verslag opgemaakt. Een kopie van dat verslag behoort als bijlage 3 bij genoemde conclusie van repliek tot de stukken van het geding.
De Inspecteur merkt in zijn conclusie van dupliek ten aanzien van dat verslag op dat de ambtenaar die dat gesprek heeft gevoerd zich de in dat verslag vermelde punten 4, 5, 6, 7, en 13 niet kon herinneren alsmede dat in het verslag dat hij van dat gesprek heeft opgemaakt, daarin deze punten niet voorkomen en dat hij dit door hem opgemaakte verslag met een akkoord verklaring van mevrouw I op 8 maart 1999 heeft terugontvangen.
In het verslag van mevrouw I staat onder meer het volgende vermeld met betrekking tot:
a) vragen van de ambtenaar:
"1. Hoe verliep het eerste contact? Ik ben begin augustus 1996
gebeld door ene meneer F... en nog iets. Hij meldde dat hij begrepen had dat ik op zoek was naar werk als docent Nederlands; ik had ervaring met anderstaligen. Ik kreeg het verzoek een briefje te sturen naar X in B en een CV bij te voegen. Dit heb ik gedaan. Na een maand
(er bleek een vakantie van X tussen te zitten) ben ik gebeld door X en uitgenodigd langs te komen voor een gesprek.
2. Hoe kwam meneer F aan uw naam? Dat weet ik niet; enigszins
verrast door het onverwachte gesprek heb ik dat niet gevraagd (...).
3. Is het gebruikelijk in uw branche om op die manier benaderd te
worden? Het kan voorkomen; er wordt veel via netwerken gerecruteerd. Ik kreeg toen outplacement van een bureau in J (als herintreder) en had op hun advies heel wat sporen uitgezet: ook open sollicitaties en zelfs op Internet bedrijven benaderd; verder mijn eigen netwerk benut.
(...)
9. Heeft u ooit nog iets van die meneer F gehoord? Nee.
10. Vindt u dat niet vreemd? Eigenlijk niet; als hij alleen werft
en ik werk er al, dan heb ik verder alleen met de directe opdrachtgever te maken en dat is X.", en
b) vragen van mevrouw I:
"12. Roept u iedereen op die voor A iets heeft gedaan? X heeft ons 3 namen gegeven van docenten en u bent er een van. U roept er nu dus maar drie op? Kent u nog anderen dan?(Hof: vraag ambtenaar) Nee, iedereen werkt alleen de eigen opdrachten af op locatie. Ik ken hooguit een vervanger voor mijn lessen, maar X regelt e.e.a. zelf.".
2.8. In een in kopie als bijlage 8 bij het verweerschrift tot de stukken behorende fax van Adviesburo K aan Belastingdienst P, ter attentie van: team ondernemingen, staat het volgende vermeld:
"Betreft client X, sofinr. L
Bijgevoegd op uw verzoek de jaarrekening.
Ten aanzien van het adres van A S.A. Deze firma bestaat niet meer. Zij is per 31-12-1997 opgeheven. Er is dus geen adres meer.".
2.9. In de onder 2.8 bedoelde in kopie als bijlage 8 bij het verweerschrift tot de stukken behorende jaarrekening 1998, welke jaarrekening onvolledig is, staat onder meer:
"A V.O.F.
C straat 1
postcode M B
Mijne Heren,
Ingevolge uw opdracht stelden wij uit de administratie van uw bedrijf de balans per 31-12-1998 samen, en berekenden wij het resultaat over de periode van 01-01-1998 tot en met 31-12-1998.
verlies- en winst rekening:
(...)
Debiteuren f 33876.00
TUSSENREKENING f 69.01
-----------
Vlottende middelen f 33945.01
Bank N f 26537.92
A l.l.c. f 19787.22
X f 7824.66
-----------
f 27611.88
PRIVE X f 2847.05
VOORSCHOT WINST A L.L.C. f 12250.00
-----------
f 15097.05"
Als bijlage 6 en 7 bij het verweerschrift behoren in kopie tot de gedingstukken de jaarstukken 1996 en 1997 van A zonder dat in die jaarstukken het bepaalde in artikel 14 van de akte is toegepast.
2.10. Tot de bijlagen bij de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het jaar 1996 behoort een als bijlage bij het verweerschrift tot de stukken behorende brief waarin het volgende staat vermeld:
" A Language Courses
C straat 1
postcode M B
B, 14 maart 1996
LS
Het boekjaar heeft voor A V.o.f. een batig saldo van f 13.529,55 opgeleverd.
Deze winst wordt naar rato van de verrichte werkzaamheden als volgt verdeeld:
De Heer X 95% f 12.853,07
A SA 5% f 676,48
X
Coördinator A V.o.f.".
Hierbij is hetgeen met de pen er bij is geschreven, achterwege gelaten.
2.11. Bij de berekening van het onder 2.10 vermelde resultaat van
fl. 13.529,= was rekening gehouden met beheerskosten ad fl. 42.826,10, welke kosten waren aangeduid als vooruitbetalingen aan A S.A..
Tijdens een onderzoek voor de loonbelasting naar de post "docenten" ad fl. 50.907,42 op de winst- en verliesrekening 1996 zijn nieuwe jaarstukken betreffende het jaar 1996 door de Inspecteur ontvangen. Deze waren opgemaakt door Administratiekantoor O te B. Volgens dit kantoor bedroeg de winst van A voor het jaar 1996 fl. 39.410,31 en het bedrag aan "werk derden" fl. 34.533,12 en is de winstverdeling als volgt: 67,4% of fl. 26.562,55 voor A S.A. en 32,6% of fl. 12.847,76 voor belanghebbende.
Volgens de vergelijkende cijfers 1996 opgenomen in de jaarstukken van A inzake het jaar 1997 bedroeg de winst 1996 fl. 44.020,65 en het bedrag aan "werk derden" over 1996 fl. 29.922,78.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. In geschil is het antwoord op de volgende vraag.
Is met betrekking tot de vennootschap onder firma A terecht een winstverdeling tussen belanghebbende en A S.A. aangehouden van 32,6% staat tot 67,4%.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur daarentegen ontkennend.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken, waaronder de akte, de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd.
Belanghebbende
De heer F is van Q in België naar Luxemburg verhuisd. Hij had een adviesbureau en trad ook op als mandataris bij diverse vennootschappen.
De heer F heeft zich inmiddels teruggetrokken. Daarna heeft de heer R (Hof: vermeld in de als bijlage 4 bij de conclusie van repliek in kopie tot de stukken behorende verklaring) hem opgevolgd.
Klanten van A waren grote bedrijven, zoals: S, T, U, V. Deze bedrijven trokken buitenlanders aan. Het ging hier om inburgeringscursussen.
A is thans opgeheven wegens gebrek aan klanten. De oorzaak hiervan is belanghebbendes privé-omstandigheden en zijn gezondheid. Hij heeft hiervoor geen energie meer. Belanghebbende kende de heer F voordat de laatstgenoemde hem benaderde om een VOF op te richten, niet. De gemachtigde van belanghebbende kent hem wel, al jarenlang.
De Inspecteur gaat uit van een te klein belang van A S.A. in de VOF. Belanghebbende schrijft voor de krant W, is redacteur van een provincie Z culturele instelling alsmede verbonden aan de Provinciale bibliotheek. De verwachting was toen dat door een en ander de naam steeds bekender zou worden en daarmee de inkomsten zouden toenemen. Dat de schrijversactiviteiten financieel tenslotte weinig zouden opbrengen, was toen niet te voorzien.
De Inspecteur
Aan A S.A. is voor zijn aandeel in de VOF ambtshalve een aanslag opgelegd. Deze is nimmer betaald.
De heer R komt pas later met zijn verklaring.
Desgevraagd verklaart de Inspecteur dat de door hem vastgestelde winstverdeling bij A tussen belanghebbende en A S.A. van 97% tot 3% op een schatting berust.
De Inspecteur ontkent het bestaan van A S.A. niet. Er is naar zijn mening geen sprake van een schijnhandeling. A S.A. is opgericht en bestond.
In de jaarstukken, welke A S.A. uiteindelijk na het schrijven van het verweerschrift aan de Inspecteur heeft verstrekt, heeft A S.A. de winst weggeboekt door het opnemen van een grote kostenpost.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 39.293,=.
De Inspecteur daarentegen concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Belanghebbende brengt onder meer, zakelijk weergegeven, het volgende naar voren.
A S.A. wilde in Nederland een "boegbeeld" hebben voor haar activiteiten. Zij heeft dit gevonden in de heer X.
Belanghebbende is gevraagd en bereid gevonden mee te werken als vennoot in de vennootschap onder firma A met als opzet het lesgeven in talen.
Daarbij is overeengekomen, dat het winstaandeel van belanghebbende in de VOF laag zou beginnen en in de jaren daarna zou gaan stijgen. De bedrijfsopzet is gemaakt door A S.A; ook de ideeën en een aantal leraren zijn van A S.A. afkomstig. Gaandeweg is ook belanghebbende met ideeën gekomen over de voorzetting en verdere uitbouw van het bedrijf.
A S.A. heeft de onderneming opgezet, een medevennoot gezocht, kontakten gelegd met docenten en zaken met hen doorgesproken.
Verder berust de algehele leiding bij A S.A.
4.2. Indien het hiervóór door belanghebbende geschetste beeld juist zou zijn, zouden, omdat daaruit volgt, hoe volgens belanghebbende bij de oprichting van de VOF de winstverdeling zou zijn en hoe in de loop van de tijd deze winstverdeling zich zou kunnen wijzigen, tussen zakelijk handelende partijen de hierboven beschreven, volgens belanghebbende overeengekomen, uitgangspunten bij de oprichting van de VOF in de bepalingen over de winstverdeling in de akte tot uitdrukking zijn gebracht.
In het desbetreffende op de winstverdeling betrekking hebbende artikel 10, tweede lid, van de akte staat, voor zover hier van belang, het volgende:
In de winsten, respectievelijk verliezen, delen alle vennoten naar rato van de geleverde werkzaamheden.
Laatstgemelde bepaling strookt niet met het hiervóór onder 4.1 vermelde door belanghebbende gegeven beeld ter zake van de winstverdeling bij de vennootschap onder firma op het moment van haar oprichting.
Het Hof merkt hierbij nog op, dat belanghebbende op geen enkele wijze aangeeft, waaruit de ideeën van A S.A. dan wel de door A S.A. voorgestane bedrijfsopzet zouden bestaan. Ook vermeldt belanghebbende niet het statutaire doel van A S.A.
4.3. De heer F heeft door G S.A. en H S.A. A S.A. op 26 september 1995 opgericht en per dezelfde datum is A S.A. met belanghebbende de vennootschap onder firma A aangegaan. Op grond van een en ander, in onderling verband beschouwd, acht het Hof aannemelijk, dat de heer F en belanghebbende elkaar kenden en dat door de tussenkomst van de heer F A S.A. en belanghebbende de vennootschap onder firma A zijn aangegaan.
4.4. In het onder 2.7 vermelde gesprek deelt mevrouw I de daarbij betrokken ambtenaar mede, naar het Hof verstaat, dat haar eerste contact met belanghebbende tot stand is gekomen via de heer F, alsmede dat haar - op free-lance basis voor A te verrichten - werkzaamheden door belanghebbende na diens vakantie werden geregeld.
Het Hof acht het aannemelijk dat belanghebbende, die op vakantie zou gaan en, zoals uit 2.2 volgt, bekend was met de onderwijswereld, de heer F van A S.A. verzocht heeft alvast contact op te nemen met mevrouw I.
Het Hof merkt hierbij op, dat uit de stukken over de heer F niets anders bekend is, dan dat hij zich bezig hield met S.A.´s als "mandataris", hij langs geen andere weg dan via belanghebbende contact had met de onderwijswereld en dat dit mitsdien ook geldt voor de door de heer F vertegenwoordigde A S.A..
4.5. In de antwoorden op de, in het onder 2.7 vermelde gesprek onder 9 en 10, door de desbetreffende ambtenaar aan mevrouw I gestelde vragen, geeft zij te kennen, naar het Hof verstaat, dat indien er van wordt uitgegaan, dat de heer F zich alleen met het werven van kandidaat docenten bezighoudt, het niet logisch is, dat zij, na met haar werkzaamheden voor A te zijn begonnen, nog iets van hem zou horen.
Het Hof leidt hieruit af, dat de heer F - en derhalve A S.A. - niet actief zijn geweest op de werkvloer en dat, zo de heer F - derhalve A S.A. - actief is geweest voor de VOF, dit uitsluitend betrekking heeft gehad op het vorenbedoeld werven.
Het Hof is van oordeel dat, daar uit de stukken niets naar voren komt met betrekking tot de werkzaamheden op het terrein van laatstbedoelde activiteiten, deze niet significant zijn geweest, omdat, daar deze werkzaamheden mede de grond vormen voor belanghebbendes stelling over de winstverdeling, daarover dan wel meer naar voren zou zijn gebracht.
4.6. Uit de, in het onder 2.7 vermelde gesprek, onder punt 12 vermelde vragen van mevrouw I maakt het Hof op, dat zij slechts één vervanger voor haar kent en dat belanghebbende de organisatie van het lesgeven verzorgt.
4.7. Uit 2.8 en 2.9 leidt het Hof af, dat in de jaarrekeningen 1997 noch 1998 tot uitdrukking is gebracht, dat A S.A. per 31 december 1997 is opgeheven.
Op grond hiervan en in aanmerking nemende de korte levensduur van A S.A., te weten: van 26 september 1995 tot en met 31 december 1997, is het Hof van oordeel, dat de betekenis van A S.A. voor de VOF niet al te groot is geweest.
4.8. Op grond van de overwegingen onder 4.1 tot en met 4.7, tezamen en in onderling verband beschouwd, is het Hof van oordeel, dat het door belanghebbende geschetste beeld, als vermeld onder 4.1, en de daarbij volgens hem behorende winstverdeling in A tussen belanghebbende en A S.A., niet aannemelijk zijn.
4.9. Uit 2.10 en 2.11 volgt dat, niet zozeer de winst 1996 van A, als wat daarvan, aan wie en opgrond waarvan toekomt in het jaar 1996 volgens de daarop betrekking hebbende diverse jaarstukken - zonder dat daarvoor, zoals hiervóór vermeld, een juiste reden wordt gegeven - steeds wijzigingen ondergaan, zodat de in diverse jaarstukken vermelde winstverdeling geen betrouwbare grond oplevert voor het vaststellen van de door belanghebbende verschuldigde inkomstenbelasting.
4.10. In artikel 10, tweede lid, van de akte staat, voor zover hier van belang, dat alle vennoten in de winsten van A delen naar rato van de geleverde werkzaamheden.
Uit de onder 2.10 geciteerde brief volgt, dat belanghebbende - die naar het oordeel van het Hof het beste op de hoogte was van de door ieder der vennoten geleverde werkzaamheden - van oordeel was, dat de winst van A tussen hem en A S.A. moest worden verdeeld in de verhouding 95% staat tot 5%. Het Hof acht, op grond hiervan en mede gelet op 2.5, deze winstverdeling aannemelijk en maakt deze tot de zijne.
4.11. In aanmerking nemende, dat belanghebbende in afwijking van 2.10 later voor 1996 een verdeling van de winst van A tussen belanghebbende en A S.A. aangeeft van 32,60% staat tot 67,40%, welke winstverdeling door het Hof, om redenen als hiervóór vermeld, wordt afgewezen, alsmede in aanmerking nemende dat de laatstbedoelde hogere winst van A S.A.van 67,4%, zoals de Inspecteur onbestreden heeft gesteld, door het opvoeren van een grote kostenpost boekhoudkundig is weggewerkt, is het Hof van oordeel, dat het doel van vorenvermelde constructie was, dat een deel van de winst van A onbelast zou blijven.
4.12. Blijkens de jaarstukken 1996 van Administratiekantoor O te B bedraagt de winst van A voor het onderhavige
jaar fl. 39.410,31
bij een "werk derden" van fl. 34.533,12
Volgens de vergelijkende cijfers 1996
opgenomen in de jaarstukken van A
inzake het jaar 1997 bedroeg het
"werk derden" in 1996 fl. 29.922,78 fl. 4.610,34
en bedroeg de winst volgens die
jaarstukken mitsdien fl. 44.020,65.
In aanmerking nemende, dat de Inspecteur bij de berekening van belangheb-bendes belastbare inkomen is uitgegaan van laatstvermeld bedrag aan winst van A en dit op zich door belanghebbende, in aanmerking nemende het vorenoverwogene, onvoldoende is bestreden, zal het Hof van laatstvermeld winstbedrag uitgaan.
4.13. Op grond van vorenvermelde rechtsoverwegingen stelt het Hof de winstverdeling van A voor het onderhavige jaar tussen belanghebbende en A S.A. als volgt vast:
belanghebbende 95% van fl. 44.020,65 is, afgerond, fl. 41.818,62
A S.A. 5% van fl. 44.020,65 is, afgerond, fl. 2.201,03.
4.14. Op grond van vorenstaande overweging berekent het Hof
het belastbare inkomen aldus:
aangegeven belastbaar inkomen fl. 39.293,=
winst op grond van 4.13, afgerond, fl. 41.819,=
reeds in aanmerking genomen fl. 12.843,= fl. 28.976,=
belastbaar inkomen fl. 68.269,=.
5. Griffierecht en proceskosten
Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht ad € 27,23 (fl. 60,=) te worden vergoed.
Gezien belanghebbendes proceshouding, waarbij de wijze van handelen van belanghebbendes gemachtigde in de onderhavige zaak aan belanghebbende moet worden toegerekend, daar het belanghebbende is, die zijn gemachtigde verzocht heeft hem te vertegenwoordigen, en welk handelen hierin bestaat, dat de voor de belastingheffing ten aanzien van belanghebbende van belang zijnde gegevens niet ondubbelzinnig zijn verstrekt, acht het Hof geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de bestreden uitspraak;
vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 68.269,=;
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep verschuldigde griffierecht ten bedrage van € 27,23 (fl. 60,=).
Aldus gedaan door J. Swinkels, lid van voormelde Kamer en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 14 april 2003
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 14 april 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen
van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus
70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden
uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.