Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2003, AI0612, 00/02803

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2003, AI0612, 00/02803

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 juli 2003
Datum publicatie
29 juli 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AI0612
Zaaknummer
00/02803
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2024 tot 01-09-2024] art. 8:75, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de aankoopkosten genoemd in 2.2 in het onderhavige jaar ten laste van de winst kunnen worden gebracht.

Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur aanvankelijk ontkennend.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/02803

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Z tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Grote ondernemingen te Y van de rijksbelastingdienst, thans de voorzitter van het managementteam Belastingdienst Oost-Brabant, kantoor Y, (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de haar opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1997.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslag is berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 0.000.000,--.

Na bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof waarbij door de griffier van haar een griffierecht is geheven van ƒ 450,-- (€ 204,20).

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2002, nummer 37.021, is de Inspecteur in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk te reageren.

Belanghebbende heeft bij brief van 9 januari 2003 daarop gereageerd.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad met gesloten deuren ter zitting van het Hof van 15 april 2003 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord mr. B, verbonden aan C te D, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. A, namens de Inspecteur.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende heeft in 1994 een deelneming verworven die zij in het onderhavige jaar weer heeft vervreemd.

2.2. De ter zake van de verwerving gemaakte aankoopkosten zijn tot een bedrag van, per saldo, ƒ 380.631,-- bij de verwerving van de deelneming geactiveerd en in het onderhavige jaar bij gelegenheid van de verkoop van de deelneming ten laste van de winst gebracht.

2.3. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur de winst gecorrigeerd met het bedrag van de in 2.2 genoemde aankoopkosten.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is uitsluitend in geschil het antwoord op de vraag of de aankoopkosten genoemd in 2.2 in het onderhavige jaar ten laste van de winst kunnen worden gebracht.

Belanghebbende beantwoordt die vraag bevestigend, de Inspecteur aanvankelijk ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.

Inspecteur:

Voor de zitting heb ik nog telefonisch contact gehad met het Ministerie van Financiën en daarbij is mij namens de Minister van Financiën te verstaan gegeven dat hetgeen is besloten bij Besluit van 12 juni 2002, nr. CPP2002/1737, ook heeft te gelden ten aanzien van lopende procedures bij de belastingrechter, zulks ten einde nog gebruik te kunnen maken van eventueel met terugwerkende kracht in te voeren reparatiewetgeving. Het is mij daarom niet toegestaan mij alsnog te conformeren aan het standpunt van belanghebbende.

De feiten zijn niet in geschil, enkel de rechtsvraag die in het arrest van de Hoge Raad van 24 mei 2002, nummer 37.021, reeds door de Hoge Raad in de door belanghebbende voorgestane zin is beantwoord.

De voorbereiding en aanwezigheid bij deze mondelinge behandeling hebben mij minder dan 5 uren gekost, ik berust echter in de stelling van belanghebbende dat zijn adviseur 5 uur heeft besteed aan de mondelinge behandeling en de voorbereiding daarvan en dat diens uurtarief moet worden gesteld op € 000,--.

Belanghebbende:

Op grond van de omstandigheid dat een mondelinge behandeling noodzakelijk is gezien de houding van het Ministerie van Financiën verzoek ik om vergoeding van de proceskosten tot de mondelinge behandeling volgens het puntenstelsel en voor de mondelinge behandeling om vergoeding van de werkelijke kosten. Aan de mondelinge behandeling en de voorbereiding daarvan zijn circa 5 uren besteed en mijn uurtarief moet op € 000,-- worden gesteld.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 0.000.000,--.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

Gelet op de vaststaande feiten en hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen en beslist in zijn arrest van 24 mei 2002, nummer 37.021, moet worden geoordeeld dat de aankoopkosten genoemd in 2.2 in het onderhavige jaar ten laste kunnen worden gebracht van de winst. Het gelijk is derhalve aan de zijde van belanghebbende zodat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en de aanslag moet worden verminderd tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 0.000.000,--.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van haar beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Het Hof stelt de kosten tot de mondelinge behandeling vast op 1 punt maal € 322,-- maal wegingsfactor 2 ofwel € 644,--, te vermeerderen met de kosten voor de mondelinge behandeling tot een bedrag van € 0.000,--, ofwel totaal € 0.000,--. Het Hof is hierbij van oordeel dat de houding van de Inspecteur na het bekend worden van meergenoemd arrest van 24 mei 2002, is aan te merken als misbruik van procesrecht en dat in dit misbruik een bijzondere omstandigheid is gelegen als bedoeld in artikel 2, lid 3, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar bedrag van ƒ 0.000.000,--, gelast dat de Staat der Nederlanden aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 204,20, veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 0.000,-- en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door A.J. van Soest, voorzitter, R.J. Koopman en N. van Beelen, en voorzover het de beslissing betreft in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, griffier, op 16 juli 2003

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 16 juli 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.