Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2003, AL1849, 02/01206
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-07-2003, AL1849, 02/01206
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 10 juli 2003
- Datum publicatie
- 25 september 2003
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2003:AL1849
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2004:AP1385
- Zaaknummer
- 02/01206
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of in het onderhavige jaar de onjuiste vermogensetikettering van de kwekersgronden mag worden gecorrigeerd.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 02/01206
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de Voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekering opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 776.657,--, welke aanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
1.2. Tegen deze uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de Griffier van belanghebbende een recht geheven van € 29,--.
De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.
1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 6 mei 2003 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de Inspecteur.
1.4. Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de Inspecteur, welke pleitnota met instemming van partijen geacht wordt ter zitting te zijn voorgedragen. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
1.5. Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten en bepaald dat binnen twaalf weken schriftelijk uitspraak wordt gedaan.
2. Feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting staat als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, het volgende vast.
2.1. Belanghebbende dreef in 1998 in de vorm van een eenmanszaak een kwekerij van bomen en heesters. De onderneming, die per 31 december 1998 is gestaakt, bestond sedert het begin van de jaren '60. Zij is steeds gedreven op het adres Alaan 1 te Y.
2.2. Aan de Alaan waren op één perceel gelegen de woning met ondergrond van belanghebbende en de gronden waarop de onderneming werd uitgeoefend, de kwekersgronden, in totaal circa 1,2 hectare. In het onderhavige jaar is een deel van het perceel aan de N.V. Nederlandse Spoorwegen (hierna: NS) verkocht in verband met de uitbreiding van het railtraject ter plaatse.
Belanghebbende heeft de gronden en de woning steeds aangemerkt als privé-vermogen en heeft die gronden en die woning niet opgenomen in de balansen van zijn onderneming.
2.3 In 1988 en 1997 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld respectievelijk voor de heffing van omzetbelasting 1983 tot en met 1986, en van inkomstenbelasting en omzetbelasting betreffende de jaren 1994 tot en met 1996. In de controlerapporten ten aanzien van de onroerende zaken is respectievelijk opgemerkt:
"Het gehele pand Alaan 1 Y is voor de inkomstenbelasting aangemerkt als privé-vermogen",
en:
"De kwekersgronden zijn steeds tot het privé-vermogen gerekend. Gezien de samenhang van de activiteiten met de grond/ondergrond dient deze dan ook tot het verplichte bedrijfsvermogen te worden gerekend. Voor de juiste balanswaarde ontvang ik gaarne de aankoopnota's van de gronden. Deze dienen op de balans per 01-01-1997 te worden opgenomen.".
De controlerapporten zijn gedateerd respectievelijk 20 september 1988 en 10 november 1997.
2.4. De aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1995 is opgelegd met dagtekening 17 december 1997. De aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1996 is opgelegd met dagtekening 31 december 1997.
2.5. In zijn brief van 17 september 2001 heeft de inspecteur aan belanghebbende bericht dat de door hem aangegeven stakingswinst over 1998 met f 516.975,-- zal worden gecorrigeerd in verband met de feitelijke gerealiseerde en belaste winst inzake de grondtransactie met de NS, en met (WEV f 390.000 - WEVAB f 200.200 =) f 189.800,-- in verband met de feitelijk gerealiseerde en belaste winst buiten de transactie met de NS.
De onderhavige aanslag is dienovereenkomstig opgelegd.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil het antwoord op de vraag of in het onderhavige jaar de onjuiste vermogensetikettering van de kwekersgronden mag worden gecorrigeerd.
Belanghebbende is van oordeel dat de Inspecteur na de ontdekking van de fout, in 1997, deze in het destijds oudste nog openstaande jaar, dat wil zeggen 1995, had moeten corrigeren en dat, nu de Inspecteur dat heeft verzuimd, in een later jaar geen correctie meer mogelijk is.
De Inspecteur is van mening dat aan een correctie in een eerder jaar dan het jaar 1998 ieder praktisch fiscaal belang ontbreekt. Dat belang was er pas in 1998.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting het volgende toegevoegd.
3.2.1. Belanghebbende:
Het door belanghebbende gedane beroep op het vertrouwensbeginsel moet als een zelfstandige klacht worden beschouwd. Deze klacht wordt door belanghebbende ingetrokken. De correctie van de vermogensetikettering had kunnen plaatsvinden door middel van de journaalpost grond aan privé. De aanwijzing in het controlerapport is door belanghebbende bij de aangiften over 1997 en 1998 niet opgevolgd, omdat hij van mening was dat door de inspecteur het vertrouwen was gewekt dat de gronden privé-vermogen vormden.
3.2.2. De Inspecteur:
Een eerdere correctie raakte de winst niet. De foutenleer is hier niet aan de orde. Er bestond geen recht op vermogensaftrek, omdat het landbouwgrond betreft. De aanwijzing in het controlerapport van 1997 was voldoende.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 63.313,--. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
4. Overwegingen omtrent het geschil
4.1. Partijen zijn het erover eens dat belanghebbende de kwekersgronden in het verleden ten onrechte tot zijn privé vermogen heeft gerekend. Zij zijn voorts beiden van mening dat dit in de jaren tot 1998 niet tot andere fiscale gevolgen heeft geleid dan bij een juiste vermogensetikettering het geval zou zijn geweest. Het Hof is niet gebleken dat deze eensluidende standpunten van partijen berusten op een onjuiste rechtsopvatting. Nu uit de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting ook overigens niet is gebleken van de onjuistheid van deze standpunten, neemt het Hof die over als de zijne.
4.2. Hiervan uitgaande is het Hof van oordeel dat de Inspecteur niet gehouden was van belanghebbende te verlangen dat hij eerder dan met ingang van het jaar 1997 de kwekersgronden in zijn fiscale balans zou opnemen. Nu belanghebbende voor dat jaar of eerdere jaren niet de balans heeft aangepast en de correctie eerst in het onderhavige jaar consequenties voor de belastbare winst heeft, is van een onjuiste toepassing van de foutenleer, zoals door belanghebbende verdedigd, geen sprake.
4.3. Gelet op het vorenoverwogene is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur zodat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
5. Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.
6. Beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door R.J. Koopman, voorzitter, A.J. van Soest en N. van Beelen, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 10 juli 2003
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 10 juli 2003
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een
beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.