Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2003, ECLI:NL:GHSHE:2003:BV6013 AL1850, 02/02453

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-07-2003, ECLI:NL:GHSHE:2003:BV6013 AL1850, 02/02453

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 juli 2003
Datum publicatie
25 september 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AL1850
Zaaknummer
02/02453

Inhoudsindicatie

Na verwijzing is tussen partijen enkel nog in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende het pand al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in gebruik heeft in de zin van de Verordening rioolrechten 1995 van de gemeente Tholen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/02453

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van de chef van de afdeling Financiën Belastingen en Automatisering van de gemeente Tholen (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende de hem bij één aanslagbiljet opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, rioolrechten en afvalstoffenheffing voor het jaar 1997, aanslagnummer 1.

1. Ontstaan en loop van het geding

De aanslagen bedragen aan onroerendezaakbelastingen, uitgaande van een WOZ-waarde van ƒ 60.000,--, eigenarenheffing ƒ 63,-- en gebruikersheffing ƒ 50,40, aan rioolrechten voor de eigenaar ƒ 56,80 en voor de gebruiker ƒ 56,80 en aan afvalstoffenheffing ƒ 362,40, totaal ƒ 589,40.

Na bezwaar heeft de ambtenaar de aanslag in de onroerendezaakbelastingen eigenarenheffing verminderd tot een naar een WOZ-waarde van ƒ 35.000, ofwel tot een bedrag van ƒ 36,75 en de aanslag in de onroerendezaakbelasting gebruikersheffing verminderd tot nihil, de aanslag in de rioolrechten voor de eigenaar gehandhaafd, die voor de gebruiker verminderd tot ƒ 27,40 en de aanslag in de afvalstoffenheffing verminderd tot nihil.

Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat die uitspraak heeft vernietigd voorzover het betreft de onroerendezaakbelastingen eigenarenheffing, voor het overige heeft bevestigd en daarbij heeft verstaan dat de ambtenaar opnieuw uitspraak doet ten aanzien van genoemde aanslag nadat de WOZ-beschikking met betrekking tot de waarde van de onroerende zaak Astraat 1 te Q (hierna: het pand) voor de jaren 1997 tot en met 2000 onherroepelijk is komen vast te staan.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage beroep in cassatie ingesteld.

De Hoge Raad heeft bij arrest van 3 mei 2002, nr. 36.808 (hierna: het arrest) de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

De ambtenaar heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het arrest een memorie ingediend.

Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, op de inhoud van die memorie niet gereageerd.

De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 14 mei 2003 te 's-Hertogenbosch. Aldaar is niemand verschenen.

De ambtenaar heeft bij faxbericht van 13 mei 2003 meegedeeld niet te zullen verschijnen.

De griffier heeft verklaard dat hij bij op 31 maart 2003 naar het door belanghebbende opgegeven adres verzonden uitnodiging met ontvangstbevestiging, waarvan een afschrift tot de stukken van het geding behoort, heeft kennis gegeven van plaats, dag en uur der mondelinge behandeling.

Uit de tot de stukken van het geding behorende ontvangstbevestiging blijkt dat evenbedoelde oproeping op 2 april 2003 aan het evenbedoelde adres is uitgereikt aan belanghebbende die voor ontvangst heeft getekend.

2. Feiten

Het Hof verwijst voor de feiten naar onderdeel 3 van de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Voorts stelt het Hof op grond van de stukken als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

Belanghebbende heeft het pand niet verhuurd of op andere wijze in gebruik afgestaan.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Na verwijzing is tussen partijen enkel nog in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende het pand al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht in gebruik heeft in de zin van de Verordening rioolrechten 1995 van de gemeente Tholen.

Belanghebbende beantwoordt die vraag, naar het Hof verstaat, ontkennend, de ambtenaar bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslagen in de rioolrechten tot nihil.

De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Overwegingen omtrent het geschil

4.1. Het Hof is van oordeel dat partijen blijkens het van de ambtenaar ontvangen faxbericht en de retourontvangen ontvangstbevestiging van belanghebbende op regelmatige wijze zijn opgeroepen. Met hetgeen overigens in het faxbericht van de ambtenaar staat vermeld houdt het Hof geen rekening nu dit buiten de procesorde is ingediend.

4.2. De ambtenaar, op wie te dezen de bewijslast rust, heeft gesteld dat belanghebbende gebruiker is van het pand nu hij het gebruik van het pand niet heeft afgestaan en door de waterleidingmaatschappij aan belanghebbende een afname van water in het onderhavige jaar van circa 2 m3 in rekening is gebracht. Belanghebbende stelt, naar het Hof verstaat, dat het pand geheel is vervallen en niet bij hem in gebruik is. Het Hof is van oordeel dat de ambtenaar, tegenover de betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende kan worden aangemerkt als gebruiker van het pand in de zin van artikel 2, lid 1, aanhef en onderdeel b, van de voor het onderwerpelijke jaar geldende Verordening rioolrechten 1995 van de gemeente Tholen. Het door de ambtenaar gestelde is daartoe onvoldoende. De in geschil zijnde vraag moet op grond van het vorenstaande ontkennend worden beantwoord.

4.3. Nu het onderzoek uitsluitend de verschuldigdheid van de rioolrechten gebruikersheffing betreft moet, gelet op het vorenoverwogene, worden beslist als hierna vermeld.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken nu gesteld noch gebleken is dat belanghebbende zodanige kosten heeft gemaakt.

6. Beslissing

Het Hof vernietigt de bestreden uitspraak voorzover die de aanslag in de onroerendezaakbelastingen ter zake van het genot krachtens zakelijk recht en de aanslag in de rioolrechten gebruikersheffing betreft, vernietigt de aanslag rioolrechten gebruikersheffing, bevestigt de bestreden uitspraak voor het overige, verstaat dat de ambtenaar ten aanzien van de aanslag in de onroerendezaakbelastingen ter zake van het genot krachtens zakelijk recht opnieuw uitspraak doet nadat de WOZ-beschikking met betrekking tot de waarde van het pand voor de jaren 1997 tot en met 2000 onherroepelijk is komen vast te staan, en gelast dat de ambtenaar aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 36,30 (ƒ 80,--).

Aldus vastgesteld op 16 juli 2003 door A.J. van Soest, voorzitter, A. Bijlsma en J.Th. Simons, en op die dag in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, griffier, in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 16 juli 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.