Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-07-2003, AL8173, 01/00650

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 31-07-2003, AL8173, 01/00650

Gegevens

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de volgende vragen.

3.1.1. Is de op 28 december 1995 aangeschafte fiets aangekocht door belanghebbende en voor het woon-werkverkeer aan haar directeur, de heer B, ter beschikking gesteld en door de heer B als zodanig aangewend?

3.1.2. Vormen de kosten van het huwelijk van de heer B, als vermeld onder 2.5, tot het door belanghebbende opgevoerde bedrag van fl. 3000,= een zakelijke uitgave?

3.1.3. Dient de hoogte van de door de Inspecteur opgelegde boete te worden gehandhaafd?

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/00650

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren, ondernemingen te P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Zuidwest van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende na te melden naheffingsaanslag en het daarbij gegeven kwijtscheldingsbesluit.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is onder aanslagnummer A, over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1997 een naheffingsaanslag in de loonbelasting opgelegd tot een bedrag van fl. 19.947,= aan enkelvoudige belasting alsmede een verhoging van - na kwijtschelding - 25% of, afgerond, 4.986,=.

Na tijdig daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken, de naheffingsaanslag verminderd tot een bedrag van fl. 11.924,= en de verhoging naar evenredigheid verminderd tot fl. 2.981,=.

1.2. Belanghebbende is tijdig tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van fl. 450,= (€ 204,20).

De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3.Het onderzoek ter zitting heeft voor wat betreft de enkelvoudige belasting met gesloten deuren en voor wat betreft de boete in het openbaar plaatsgevonden op 16 april 2003 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord

- gemachtigde van belanghebbende,

- en de Inspecteur.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij die pleitnota behorende bijlage. Het Hof rekent deze pleitnota met bijbehorende bijlage tot de stukken van het geding.

Het Hof heeft in deze zaak op 29 april 2003 te 's-Hertogenbosch mondeling uitspraak gedaan. Afschriften van het proces-verbaal van die uitspraak zijn op 9 mei 2003 aan partijen verzonden.

De Inspecteur heeft tijdig en op regelmatige wijze verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Ter zake van dit verzoek heeft de Inspecteur tijdig op 4 juli 2003 een recht van € 163,50 voldaan.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. De heer B (hierna: de heer B), geboren te C op 14 maart 1966, wonende voorheen D straat 1 te C, thans E straat 1te F, is enige directeur en

aandeelhouder van belanghebbende. Belanghebbende is opgericht op

30 maart 1992 en gevestigd op het adres G straat 1 te Y.

2.2. In 1995 heeft de heer B een ernstig auto-ongeluk gehad. In verband hiermee werkte hij van november 1995 tot maart 1996 één dag per week en vervolgens drie dagen per week.De huisarts van de heer B heeft hem, daar deze in de uitoefening van zijn beroep weinig lichaamsbeweging heeft, naar aanleiding van dat auto-ongeluk, geadviseerd om in ieder geval de afstand van zijn huis naar zijn werkplek vice versa per fiets af te leggen.

2.3. In de als bijlage 5 bij het verweerschrift in kopie tot de stukken behorende rekening van de in C gevestigde rijwielhandelaar H, blijkens welke rekening een fiets is gekocht voor een prijs van fl. 1.248,= incl. BTW, welke prijs is gelegen onder de prijs van fl. 1.500,= incl. BTW, waarvoor ingevolge de Fietsregeling, als neergelegd in het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 27 november 1995, nr. DB95/3614M, de werkgever aan zijn werknemer een fiets mag verstrekken, staat het volgende vermeld:

" Breda, 28-12-1995

Mej.

Mevr. B

REKENING voor de Heer G straat 1

Y

Multi Cycle f 1248 -

Incl. B.T.W. fl. 180,10 ".

2.4. Het in de onder 2.3 vermelde rekening genoemde adres is het adres van de tandartsenpraktijk van belanghebbende. Ten tijde van de aankoop van de fiets woonde de heer B op het adres D straat 1, postcode I te C. In de loop van het jaar 2000 is de heer B verhuisd naar E straat 1, postcode J te F. De Inspecteur heeft het bedrag van fl. 1.248,= gebruteerd met 150% en voor een bedrag van

fl. 1.872,= tot het loon van de heer B gerekend.

2.5. Ter zake van het huwelijk van de heer B op 5 mei 1995 heeft belanghebbende aan hem een kostenvergoeding verstrekt van fl. 4.250,=. Deze kostenvergoeding had betrekking op de receptiekosten van 82 van de 250 ter gelegenheid van het huwelijk genodigden. De kosten van deze 82 genodigden hadden naar de opvatting van belanghebbende een zakelijk karakter.

Van vorenbedoelde 82 genodigden, als vermeld op een als bijlage 6 bij het beroepschrift behorende lijst, heeft de Inspecteur 54 als zakelijke relaties aangemerkt. De totale kosten van de receptie bedroegen naar partijen ter zitting hebben verklaard fl. 9.145,=. Het aandeel van 82 genodigden in de totale kosten van de receptie bedroeg derhalve naar de opvatting van belanghebbende, zoals verwoord op pagina 3 van haar beroepschrift, 82/250 x fl. 9.145,=, dat is afgerond fl. 3.000,=. De Inspecteur heeft in de bezwaarfase een bedrag van

fl. 1.975,= geaccepteerd, zijnde 54/250 deel van fl. 9.145,=.

2.6. Tussen het opleggen van de naheffingsaanslag met een boete van 25% of fl. 4.986,=, gedagtekend 12 oktober 2000, en de datum van de zitting van 16 april 2003 is meer dan 2,5 jaar verlopen en van het beroepschrift van 6 maart 2001 tot de zitting meer dan 2 jaren.

2.7. Van de enkelvoudige belasting van de naheffingsaanslag, zoals deze bij de bestreden uitspraken is vastgesteld, ten bedrage van fl. 11.924,=, betrof een bedrag van fl. 6.805,= de navolgende door belanghebbende niet betwiste posten:

Loon Mw. K fl. 345,=

Werkkleding fl. 509,=

Werkkleding fl. 984,=

Hogere loonbelastingkaart (door kinderopvang 1997) fl. 4.317,=

Spaarregelingen 1996 fl. 323,=

Spaarregelingen 1997 fl. 327,=

Totaal fl. 6.805,=.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de volgende vragen.

3.1.1. Is de op 28 december 1995 aangeschafte fiets aangekocht door belanghebbende en voor het woon-werkverkeer aan haar directeur, de heer B, ter beschikking gesteld en door de heer B als zodanig aangewend?

3.1.2. Vormen de kosten van het huwelijk van de heer B, als vermeld onder 2.5, tot het door belanghebbende opgevoerde bedrag van fl. 3000,= een zakelijke uitgave?

3.1.3. Dient de hoogte van de door de Inspecteur opgelegde boete te worden gehandhaafd?

Belanghebbende beantwoordt de vragen 3.1.1 en 3.1.2 bevestigend en vraag 3.1.3 ontkennend. De Inspecteur beantwoordt al deze vragen in tegenovergestelde zin.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben hieraan, voor zover hiervoor niet vermeld, geen nieuwe stellingen en/of argumenten toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert, naar het Hof verstaat, tot vernietiging van de bestreden uitspraken, tot vermindering van de naheffingsaanslag met een bedrag van fl. 1.872,= (zijnde 150% van fl. 1.248,= inzake de fiets) en met een bedrag van fl. 1.537,= ,= (zijnde 150% van fl. 1.025,= inzake het zakelijk aandeel receptiekosten huwelijk) tot een bedrag van fl. 8.515,=. Hierbij is geen rekening gehouden met de vergissing bij de afwerking van het bezwaarschrift, als vermeld in de vierde en de derde volzin van onderen op bladzijde 1 van het verweerschrift, op grond van welke vergissing de vermindering van de naheffingsaanslag fl. 164,= te hoog is uitgevallen. Tevens concludeert belanghebbende tot het laten vervallen van de verhoging, daar naar haar mening in casu geen sprake is van grove schuld, respectievelijk sprake is van pleitbare standpunten.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraken.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van de feiten, vermeld onder 2.2, tezamen en in onderling verband beschouwd, acht het Hof aannemelijk, dat belanghebbende gebruikmakend van de Fietsregeling, als vermeld onder 2.3, voor de heer B een fiets heeft aangeschaft en aan hem ter beschikking heeft gesteld voor het woon-werkverkeer.

Dat de rijwielhandelaar, als vermeld onder 2.3, bij wie de heer B als bevoegde vertegenwoordiger van belanghebbende namens belanghebbende de fiets heeft aangekocht, op de factuur wel de complete naam en adres van belanghebbende heeft vermeld, doch per abuis de toevoeging "B.V." niet heeft opgenomen, doet, naar het oordeel van het Hof, aan het vorenstaande niet af.

Naar het oordeel van het Hof is het, in aanmerking nemende het advies van de huisarts vermeld onder 2.2, aannemelijk, dat de heer B de fiets zoveel mogelijk gebruikte voor het woon-werkverkeer.

Mitsdien dient vraag 3.1.1 in de door belanghebbende voorgestane zin te worden beantwoord.

4.2. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust daar het een aftrekpost betreft, niet aannemelijk gemaakt dat van de 250 bezoekers van het huwelijk van de heer B meer dan het door de Inspecteur toegestane aantal van 54 personen tot de "zakelijke bezoekers" moeten worden gerekend.

Mitsdien dient vraag 3.1.2 in de door de Inspecteur voorgestane zin te worden beantwoord.

4.3. Met betrekking tot de boete merkt het Hof, ter nadere precisering van de mondelinge uitspraak, het volgende op.

Grove schuld is een in verwijtbaarheid aan voorwaardelijk opzet grenzende onzorgvuldigheid/onachtzaamheid/onverschilligheid. Zoals is af te leiden uit de mondelinge uitspraak, is het Hof van oordeel, dat indien de situatie als beschreven onder 2.6 zich niet zou hebben voorgedaan, geen vermindering van de verhoging zou hebben plaatsgevonden, omdat naar

's Hofs oordeel, gelet op de aard en omvang van de uiteindelijk in stand gebleven correcties, sprake is van een zodanige als grove schuld aan te merken onzorgvuldigheid/onachtzaamheid/ onverschilligheid.

Belanghebbende heeft zoals is vermeld onder 2.5 zelf toegegeven een te hoge kostenvergoeding aan de heer B te hebben verstrekt, zodat in zoverre geen sprake kan zijn van een pleitbaar standpunt.

Op grond van het tijdsverloop vermeld onder 2.6, terwijl voor dit tijdsverloop geen bevredigende verklaring bestaat en er geen bijzondere omstandigheden bestaan, die dit tijdsverloop zouden kunnen rechtvaardigen, met name de tijd dat de zaak bij het Hof heeft stilgelegen, alsmede gelet op de totale duur van de procedure, op de procesgang in haar geheel en het gegeven dat het hier een relatief eenvoudige zaak betreft, moet worden geoordeeld, dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Het Hof vindt hierin aanleiding de boete kwijt te schelden tot op 10% van het aan enkelvoudige belasting na te heffen bedrag.

Het na te heffen bedrag aan enkelvoudige belasting is bij de bestreden uitspraak vastgesteld op fl. 11.924,=

Nu met betrekking tot de fiets moet worden beslist

in de door belanghebbende voorgestane zin moet

laatstvermeld bedrag worden verminderd met fl. 1.872,=

en het bedrag van de na te heffen enkelvoudige

belasting worden vastgesteld op fl. 10.052,=.

De boete van 10% hierover bedraagt mitsdien, afgerond, fl. 1.005,=. Het Hof acht deze boete gelet op alle omstandigheden van het geval passend en geboden.

5. Griffierecht en proceskosten

Nu het beroep gegrond is, dient de Staat der Nederlanden, als de rechtspersoon in de zin van artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht het door belanghebbende op grond van artikel 27b, eerste lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen betaalde griffierecht ad. € 204,20 (fl. 450,=) ingevolge genoemd artikel 8:74 aan belanghebbende te vergoeden.

In de omstandigheid dat het beroep gegrond is, vindt het Hof aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten van het geding. Het Hof stelt deze kosten met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht op 2 (punten) x € 322,= (waarde per punt) x 1 (gewicht van de zaak) is € 644,= (fl. 1.419,19) voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de bestreden uitspraak en het kwijtscheldingsbesluit;

vermindert de naheffingsaanslag tot op een bedrag aan enkelvoudige belasting van € 4.561,40 (fl. 10.052,=) met een verhoging van 100%;

scheldt de verhoging kwijt tot op een bedrag van € 456,05 (fl. 1.005,=);

gelast dat de Staat der Nederlanden belanghebbende het griffierecht ad € 204,20 (fl.450,=) vergoedt;

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding tot een bedrag van € 644,= (fl. 1.419,19) en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door J. Swinkels, lid van voormelde Kamer en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 31 juli 2003

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 31 juli 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van dit beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.