Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-09-2003, AN9082, 00/03048

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 15-09-2003, AN9082, 00/03048

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
15 september 2003
Datum publicatie
28 november 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AN9082
Zaaknummer
00/03048

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft uitsluitend het antwoord op de volgende vraag:

-is het door de Inspecteur gecorrigeerde bedrag aan rente van fl. 13.765,= aan te merken als in aftrek te brengen rente inzake eigen woning?

De berekening van de correctie als zodanig is niet in geschil.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr.00/03048

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dertiende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Oost-Brabant van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1997.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl. 92.465,=, welke aanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van fl. 60,= (€ 27,23).

De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 21 mei 2003 te Eindhoven.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord

- de gemachtigde van belanghebbende

- alsmede de Inspecteur.

Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij. Met instemming van partijen wordt de, voor de zitting aan het Hof overgelegde en aan de wederpartij verstrekte, pleitnota geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Het Hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende is sedert 1 januari 1993 100% aandeelhouder van A B.V. en B Beheer B.V, beide gevestigd te C. Belanghebbende ontvangt loon van B Beheer B.V.. Belanghebbende heeft over 1997 met een B-biljet aangifte voor de inkomsten-belasting/premie volksverzekeringen, hierna IB 1997, gedaan naar een belastbaar inkomen van fl. 78.700,=.

2.2. Belanghebbende bezit een eigen woning. Hij heeft in dit verband een hypothecaire lening, per 31 december 1997 groot fl. 855.378,=, bij A B.V.. De over voornoemd bedrag in 1997 betaalde rente bedraagt fl. 58.874,=. Belanghebbende heeft die fl. 58.874,= aan rente bij vraag 12d van zijn aangifte IB 1997 in aftrek gebracht. De Inspecteur, van mening zijnde dat de rente inzake voornoemde schuld van fl. 855.378,= slechts gedeeltelijk als rente eigen woning in aftrek kan worden gebracht, heeft ter zake bij de aanslagregeling een correctie aangebracht van fl. 13.765,= en deze post overgebracht naar de rente van schulden. Belanghebbende heeft in zijn aangifte IB 1997 het maximum van fl. 10.000,= aan persoonlijke verplichtingenrente in aftrek gebracht. Als gevolg van dit een en ander heeft de Inspecteur bij de aanslagregeling het bedrag van fl. 13.765,= niet als persoonlijke verplichtingenrente in aftrek toegelaten. Het belastbaar inkomen van belanghebbende is door de Inspecteur bij de onderhavige aanslag dientengevolge vastgesteld op fl. 92.465,=.

2.3. Belanghebbende heeft het in 1997 in zijn bezit zijnde pand, bestemd voor gebruik als eerste eigen woning, aan de D straat 1 te Y op 24 oktober 1995 gekocht voor fl. 651.132,79. De woning is op 1 mei 1996 als zodanig in gebruik genomen.

Op 30 juni 1995 heeft belanghebbende in dat kader een waarborgsom betaald van fl. 60.000,=. De notaris heeft in dat verband fl. 60.755,24 op de koopsom in mindering gebracht, zodat bij levering van de woning nog een te betalen bedrag resteerde van fl. 590.377,55.

2.4. Belanghebbende heeft met beide in onderdeel 2.2 genoemde B.V.'s

een rekening-courant verhouding. De waarborgsom van fl. 60.000,= en een bedrag van de resterende koopsom van fl. 590.377,= heeft belanghebbende (mede) voldaan uit opnamen ten laste van de rekening- courant van A B.V. op respectievelijk 30 juni 1995 en 24 oktober 1995. De bedragen van fl. 60.000,= en fl. 590.377,= zijn op respectievelijk 30 juni 1995 en 24 oktober 1995 als opname in rekening-courant van belanghebbende met A B.V. geboekt.

2.5. Belanghebbende heeft in 1995 zijn oude, eigen, woning verkocht. Ter zake van dit pand had belanghebbende een met hypotheek verzekerde lening bij A B.V.. Met de verkoopopbrengst van de oude woning is die hypothecaire lening bij A B.V. afgelost. Op 15 juli 1995 wordt in dit verband fl. 535.000,= uit privé van belanghebbende op de rekening-courant van A B.V. gestort. Verder stort belanghebbende uit de opbrengst van de oude woning tevens op 24 oktober 1995 vanuit privé fl. 200.000,= op de rekening-courant van A B.V..

2.6. In 1996 en 1997 werd de woning van belanghebbende aan de D straat 1 te Y verbouwd voor een bedrag van fl. 320.000,=. De verbouwingskosten zijn voor een bedrag van fl. 175.000,=, respectievelijk fl. 30.000.= gefinancierd door middel van opnamen van de rekening-courant van A B.V. en B Beheer B.V.. Het restant van fl. 115.000,= is betaald uit privé middelen.

De opnamen van de rekening-courant van A B.V. vonden plaats op respectievelijk 26 april, 1 mei en 7 oktober 1996 en 23 januari, 4 februari en 31 mei 1997.

2.7. Het saldo van belanghebbendes rekening-courant met A B.V. bedraagt per 31 mei 1997 negatief fl. 625.377,=. Bij het samenstellen van de jaarrekening 1997 van A B.V. en B Beheer B.V. wordt via een voorafgaande journaalpost een bedrag van fl. 230.000,= overgeboekt van de rekening-courant vordering van B Beheer B.V. op belanghebbende naar de rekening-courant vordering van A B.V. op belanghebbende. De vordering van A B.V. op belanghebbende bedraagt, gezien het door de Inspecteur gestelde in zijn verweerschrift, per ultimo 1997 fl. 855.378,=, zijnde fl. 625.377,= plus fl. 230.000,=. Voor het verloop van de rekening-courant van belanghebbende met A B.V. verwijst het Hof in dezen naar het overzicht opgenomen onder onderdeel 3, punt 6 van het verweerschrift van de Inspecteur.

Het saldo van de rekening-courant schuld van belanghebbende aan A B.V. van fl. 855.378,= is in 1997 omgezet in een hypothecaire schuld van belanghebbende aan A B.V.. Laatstgenoemde schuld heeft belanghebbende in zijn aangifte IB 1997 vermeld. In de jaarrekening van A B.V. is de betreffende hypothecaire vordering vermeld.

2.8. De opnamen uit de rekening-courant verhoudingen met A B.V. en B Beheer B.V. kwalificeren, zoals de Inspecteur aangeeft, als leningen aangewend ter verwerving, onderhoud en verbetering van de woning aan de D straat 1 te Y.

De Inspecteur geeft verder aan dat hij van mening is dat van de per ultimo 1997 bestaande hypothecaire schuld aan A B.V. van fl. 855.378,= voor een bedrag van fl. 655.378,= is besteed voor de aankoop en verbouwing van het pand aan de D straat 1 te Y.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft uitsluitend het antwoord op de volgende vraag:

-is het door de Inspecteur gecorrigeerde bedrag aan rente van fl. 13.765,= aan te merken als in aftrek te brengen rente inzake eigen woning?

De berekening van de correctie als zodanig is niet in geschil.

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Ik heb de stukken van de Inspecteur inmiddels gekregen. Mijn bewijsaanbod aan het slot van mijn pleitnota komt te vervallen.

De fl. 200.000,= heeft wel degelijk betrekking op de eigen woning. Door de B.V. werd rente vergoed over dat bedrag. De stelling van de Inspecteur dat met de storting van fl. 200.000,= de schuld van fl. 60.000,= is afgelost, en dat dat bedrag dus niet voor de woning is bestemd, lijkt mij onjuist.

In de in de pleitnota genoemde uitspraken werd het historisch verband geacht niet verbroken te zijn. Ook bij structureel opnemen uit de rekening-courant blijkt dat verband er toch te zijn. Een verschil van twee jaar als aan de orde is in de uitspraak van Hof 's-Gravenhage van 4 maart 2003 stond het aannemen van zo'n verband niet in de weg. Bij de fiscaliteit kijkt men toch meer naar het doel van de opnamen. De verwijzing naar het BW snijdt ons inziens minder hout dan de Inspecteur aangeeft.

De reactie van de Inspecteur verbaast me een beetje. Hoe zal het kabinet reageren op al die oude zaken?

Je moet uitgaan van het verband tussen lening en uitgaven en niet van het systeem zoals de Inspecteur hanteert.

De Inspecteur

De storting van fl. 200.000,= wordt aangemerkt als aflossing van de eerste schuld.

Ik weet niet of de door belanghebbende aangehaalde gevallen wel vergelijkbaar zijn. Er is in die zaken cassatie ingesteld.

Voor de belastingdienst geldt nog steeds dat er pas aftrek mogelijk is, als er een lening met hypotheek is. Er bestaat geen recht op aftrek, als je er eerst eigen geld in hebt gestoken.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 42b, vijfde lid, Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna de Wet) blijft de zogenoemde saldering van artikel 42b, tweede lid, onderdeel d, van de Wet buiten beschouwing voor rente van schulden welke zijn aangegaan ter verwerving van de eigen woning en zijn verzekerd door hypotheek op die woning. Tot voornoemde schulden aangegaan ter verwerving van de eigen woning worden ook gerekend schulden welke zijn aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning voor zover die verbetering of het onderhoud met schriftelijke bescheiden is te staven. Is sprake van zo'n lening dan bestaat zonder meer volledig recht op aftrek van de ter zake betaalde rente.

4.2. Gezien het vorenstaande rust naar het oordeel van het Hof op belanghebbende die in dezen aftrek claimt in principe de bewijslast om de relatie tussen de bron, de eigen woning van belanghebbende, en de lening van in totaal fl. 855.378,= verzekerd door hypotheek aan te tonen. Belanghebbende heeft derhalve de plicht aannemelijk te maken dat die lening, en derhalve de betaalde rente van fl. 58.874,=, verband houdt met de gestelde verbouwing/verbetering van de betreffende woning en dat door de leningen verkregen gelden daadwerkelijk zijn aangewend voor die verbouwing/verbetering. Verder dient de verbetering of het onderhoud met schriftelijke bewijzen te zijn gestaafd. Ook voor dat punt rust de bewijslast naar het oordeel van het Hof op belanghebbende.

4.3. In het onderhavige geval is blijkens het gestelde in het verweerschrift van de Inspecteur en het door hem ter zitting gestelde in dezen uitsluitend in geschil of belanghebbende ter zake van het deel van de door hem in 1997 betaalde rente, zijnde fl. 13.765,=, recht heeft op aftrek als rente inzake de eigen woning. Meer in het bijzonder is daarbij aan de orde of door de storting van fl. 200.000,=, zijnde een deel van de opbrengst van de oude woning van belanghebbende, vanuit privé op de rekening-courant met A B.V. de relatie tussen de lening en de besteding van het betreffende deel daarvan verbroken is dan wel niet tot stand is gekomen. De Inspecteur is van mening dat die relatie moet worden getoetst op basis van de zogenoemde historische methode. Er moet zijns inziens sprake zijn van een rechtstreeks historisch verband. Hij meent dat door de storting van fl. 200.000,= een deel van de oorspronkelijke schuld inzake de verwerving van de woning en/of verbouwing van de woning teniet is gegaan. Belanghebbende betoogt dat met name naar het doel van de opnamen uit de rekening-courant met A B.V. moet worden gekeken en dat de noodzakelijke relatie in stand is gebleven. Die vereiste relatie tussen de lening en de besteding van de gelden uit die lening wordt overigens gezien het vorenstaande voor het overblijvende bedrag van de lening door de Inspecteur wel aanwezig geacht.

4.4. Het Hof is van oordeel dat de in dezen vereiste relatie als hiervoor bedoeld tussen de lening en voornoemd bedrag van fl. 2000.000,= in dit geval aanwezig is. Het Hof neemt daarbij in aanmerking dat belanghebbende door de Inspecteur niet of onvoldoende weersproken heeft gesteld dat bedragen voor de betalingen van belanghebbende inzake de eigen woning telkens als opname in de rekening-courant met A B.V. zijn geboekt en dat de opgenomen bedragen daadwerkelijk waren bedoeld en zijn gebruikt voor de betalingen inzake verwerving, verbetering of onderhoud van de eigen woning. Ook de Inspecteur geeft overigens in zijn verweerschrift, zie onderdeel 3, punt 10, aan dat de "Desbetreffende opnamen uit de rekening-courant verhoudingen met A B.V. en B Beheer B.V. kunnen worden gekwalificeerd als leningen aangewend ter verwerving, onderhoud en verbetering van de woning D straat 1 te Y.". Doel en strekking van voornoemd artikel 42b van de Wet zouden naar het oordeel van het Hof worden miskend door alleen op basis van een strikte historische methode de vereiste relatie tussen de lening en de besteding van de gelden aan te nemen. Ook de bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel inzake meergenoemd artikel 42b van de Wet aan de orde gestelde uitvoerbaarheid brengt hier een zekere nuancering met zich.

4.5. Verder heeft het Hof meegewogen dat belanghebbende ook voor zijn oude woning een vergelijkbare hypothecaire schuld had bij A B.V.. Overigens heeft belanghebbende direct en zichtbaar gekozen voor gedeeltelijke inzet van eigen middelen voor een bedrag van fl. 115.000,=. De juridische positie van de rekening-courant heeft in zo'n geval niet tot gevolg dat belanghebbende geen ruimte zou hebben om, feitelijk ook zichtbaar en kenbaar gemaakt, zijn tijdelijk overtollige geldmiddelen te "stallen" bij zijn BV. Belanghebbende zou ook onnodig in zijn financiële positie worden geschaad en zijn vrijheid zou onnodig worden ingeperkt als hij vanwege de aftrek van rente inzake eigen woning zijn huidige handelwijze niet zou mogen toepassen. De rekeningen-courant die belanghebbende met zijn BV's heeft, en de uitwerking die hij daar aan heeft gegeven, is feitelijk vergelijkbaar met het hebben van een aantal rekeningen bij financiële instellingen. Rechten inzake leningen en rechten uit vorderingen en schulden uit rekening- courant moeten ook hier voor een belanghebbende, net als aan de orde bij een gewone financiële instelling, verschillende voorwaarden kunnen hebben. De boekingen in de rekeningen-courant per ultimo 1997, zie onderdeel 3, punt 11, van het verweerschrift, moeten in dit verband naar het oordeel van het Hof worden gezien als een administratieve ordening van een en ander. Het Hof is overigens van oordeel dat voor aftrek van rente inzake eigen woning wel vereist is dat tevoren duidelijk is wat belanghebbende en zijn B.V. zijn overeengekomen (zullen overeenkomen) inzake de leningen bij de B.V. voor de eigen woning. In het onderhavige geval kan dat worden afgeleid uit de opnamen in rekening-courant en de overige omstandigheden.

4.6. Nu gezien het vorenstaande naar het oordeel van het Hof de relatie tussen het bedrag van fl. 200.000,= van de lening verzekerd door hypotheek van 1997 en de verbeteringen of onderhoud van de eigen woning van belanghebbende aannemelijk is gemaakt, wordt door belanghebbende in dezen voldaan aan het gestelde in artikel 42b, vijfde lid, van de Wet. Belanghebbende heeft derhalve recht op aftrek van rente eigen woning van het in geding zijnde bedrag van fl. 13.765,=. Nu partijen het overigens eens zijn over de berekening van de Inspecteur dient het door de Inspecteur vastgestelde belastbare inkomen van belanghebbende te worden verlaagd met fl. 13.765,=.

4.7. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van belanghebbende.

5. Griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 2 (punten) x € 322,= (waarde per punt) x 1 (gewicht van de zaak) is € 644,=.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de bestreden uitspraak,

vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen

van fl. 78.700,=,

gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze

ter zake van de behandeling van het beroep betaalde

griffierecht ten bedrage van € 27,23,

veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de

zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644,=, en

wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht

en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door G.D. van Norden, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van Th.A.J. Kock, griffier, in het openbaar uitgesproken op 15 september 2003.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 19 september 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.