Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-10-2003, AO0050, 99/02567

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-10-2003, AO0050, 99/02567

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 oktober 2003
Datum publicatie
15 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO0050
Zaaknummer
99/02567

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Inspecteur op grond van artikel 42, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) terecht een bedrag van fl. 1.500,= in aanmerking genomen als zijnde bijtelling privé-gebruik auto?

Centraal bij het antwoord op deze vraag staat of de onderhavige Mitsubishi Pajero 2300 TD Van (hierna: de Mitsubishi) kan worden aangemerkt als een personenauto in de zin artikel 42, zevende lid van de Wet IB 1964.

II. Indien de onderhavige Mitsubishi dient te worden aangemerkt als een personenauto: voldoet de belanghebbende aan de op hem ingevolge het bepaalde in artikel 42, vijfde lid van de Wet IB 1964 rustende bewijslast dat deze auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt?

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 99/02567

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, tiende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: de belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de Voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van de belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan de belanghebbende opgelegde aanslag inkomstenbelasting over het jaar 1997.

De mondelinge behandeling

De eerste mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 15 november 2002 te Tilburg.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de belanghebbende zijn gemachtigde, alsmede, de Inspecteur.

Naar aanleiding van het ter zitting door het Hof tot de belanghebbende gerichte verzoek om schriftelijke nadere inlichtingen te verstrekken, heeft tussen het Hof en partijen een briefwisseling plaatsgevonden waarbij het bepaalde in de artikelen 14, eerste lid, aanhef en onderdeel 2º, en 16 van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken overeenkomstig toepassing heeft gevonden.

De tweede mondelinge behandeling heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 3 oktober 2003 te Tilburg.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de belanghebbende zijn gemachtigde, alsmede, de Inspecteur.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 17 oktober 2003, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof:

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vermindert de aanslag tot één naar een belastbaar inkomen van fl. 26.376,= (€ 11.968,90) en vermindert de toevoeging aan de FOR tot een bedrag van fl. 2.456,=;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten tot een bedrag van € 241,50 en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden; en

- gelast dat de Inspecteur aan de belanghebbende het door deze gestorte griffierecht ad € 38,57 vergoedt.

De gronden voor de beslissing

1. In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

I. Heeft de Inspecteur op grond van artikel 42, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) terecht een bedrag van fl. 1.500,= in aanmerking genomen als zijnde bijtelling privé-gebruik auto?

Centraal bij het antwoord op deze vraag staat of de onderhavige Mitsubishi Pajero 2300 TD Van (hierna: de Mitsubishi) kan worden aangemerkt als een personenauto in de zin artikel 42, zevende lid van de Wet IB 1964.

II. Indien de onderhavige Mitsubishi dient te worden aangemerkt als een personenauto: voldoet de belanghebbende aan de op hem ingevolge het bepaalde in artikel 42, vijfde lid van de Wet IB 1964 rustende bewijslast dat deze auto op jaarbasis voor minder dan 1000 kilometer voor privédoeleinden is gebruikt?

2. De belanghebbende heeft tijdens de eerste mondelinge behandeling gesteld dat geen sprake is van een personenauto zoals bepaald in artikel 42, zevende lid van de Wet IB 1964.

3. De belanghebbende schrijft over de onderhavige Mitsubishi in zijn verklaring van 11 december 2002 onder andere het volgende:

- de auto was niet ingericht voor het vervoer van personen;

- de auto had voorin 2 stoelen;

- in de auto kon geen bank of stoel worden bijgeplaatst en

- de auto had een geblindeerde laadbak en een verhoogd dak.

4. Desgevraagd heeft de belanghebbende tijdens de tweede mondelinge behandeling bevestigt dat hij daarmee bedoelt te stellen dat sprake is van een bestelauto in de zin van artikel 3, eerste lid, onderdeel b j( derde lid van de Wet belasting op personenauto's en motorrijwielen 1992 (hierna: BPM 1992).

5. Het Hof is van oordeel dat op de Inspecteur de bewijslast rust om aannemelijk dat sprake is van een personenauto in de zin van artikel 42, zevende lid Wet IB 1964 jº artikel 3 BPM 1992.

Immers, nu de Inspecteur van de aan het houden van een auto verbonden kosten, die afgezien van de toepassing van artikel 42, tweede lid Wet IB 1964 behoren tot de winst van de onderneming, tot een bedrag van 20% van de catalogusprijs op de voet van artikel 42, tweede lid Wet IB 1964 niet wil aanmerken als te zijn gemaakt ten behoeve van onderneming, brengt een redelijke verdeling van bewijslast mede dat hij aannemelijk maakt, dat sprake is van een personenauto. Het standpunt van de Inspecteur in zijn brief van 7 januari 2003, dat op de belanghebbende de bewijslast rust om "aan te tonen" dat geen sprake is van een personenauto berust derhalve op een verkeerd uitgangspunt ten aanzien van de verdeling van de bewijslast.

6. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur tegenover de gemotiveerde betwisting van de belanghebbende, niet aannemelijk heeft gemaakt dat wél sprake is van een personenauto als vorenbedoeld. Met name heeft de Inspecteur niet aan zijn bewijslast voldaan met de enkele stelling in zijn brief van 7 januari 2003, dat de belanghebbende de Mitsubishi in de jaren voor 1997 zelf wel als personenauto heeft aangemerkt, nu de belanghebbende voor het onderhavige jaar gemotiveerd stelt dat géén sprake is van een personenauto.

7. Uit het vorenoverwogene volgt, dat het gelijk aan de zijde van de belanghebbende is. Voor dit geval is niet in geschil dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd en dat het belastbaar inkomen nader moet worden vastgesteld op fl. 26.376,= (€ 11.968,90), waarin begrepen een toevoeging aan de FOR van fl. 2.456,=.

8. Vraag II behoeft dientengevolge geen beantwoording.

9. De omstandigheid dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, brengt met zich dat de Inspecteur, gelet op het bepaalde in artikel 5, zevende lid, eerste volzin, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken (hierna: Warb), aan de belanghebbende het door deze voor deze zaak gestorte griffierecht ad fl. 85,= (€ 38,57) dient te vergoeden.

De proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Warb jº artikel 1, aanhef, onderdeel a, van het Besluit proceskosten fiscale procedures. Het Hof stelt deze kosten vast op 3 x € 322,= (waarde per punt) x 0,25 (gewicht van de zaak) is € 241,50.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan op 17 oktober 2003 door P. Fortuin, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing op die datum in tegenwoordigheid van A.R. Veldt, griffier, in het openbaar uitgesproken.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 21 oktober 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.