Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-11-2003, AO1419, 01/00747

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-11-2003, AO1419, 01/00747

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 november 2003
Datum publicatie
8 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO1419
Zaaknummer
01/00747
Relevante informatie
Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8n, Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 36p

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil de afwijzing van de aanvraag energiepremie met betrekking tot de aanschaf van het isolatiemateriaal, omdat de aanvraag niet binnen de termijn van dertien weken na de aanschaf van het isolatiemateriaal is ingediend. Belanghebbende is van mening dat hij de premieaanvraag tijdig heeft ingediend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de premieaanvraag te laat is ingediend.

Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag energiepremie wel binnen dertien weken nadat het isolatiemateriaal is aangebracht is ingediend.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/00747

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Grote ondernemingen van de Belastingdienst te P, onderdeel Team Energiepremies te Z (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen na te melden beschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Belanghebbende heeft op een door hem op 20 november 2000 bij de Inspecteur ingediend verzoek om beoordeling van een door belanghebbende bij Essent (hierna: het energiebedrijf) ingediende aanvraag om energiepremie een negatieve beslissing d.d. 18 december 2000 gehad, welke beslissing de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar heeft gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 27,23,=.

De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 28 mei 2003 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de Inspecteur. Belanghebbende heeft voorafgaande aan de zitting schriftelijk aan de griffier bericht dat hij niet ter zitting zal verschijnen.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten en op 11 juni 2003 een mondelinge uitspraak gedaan. De Inspecteur heeft binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het Hof schriftelijk verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffierecht van € 174,= is door de Inspecteur tijdig voldaan.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende heeft ten behoeve van zijn woning op 17 maart 2000 dakisolatie en op 19 april 2000 spouwisolatie (hierna: het isolatiemateriaal) aangeschaft. In de periode daarna is belanghebbende het isolatiemateriaal gaan aanbrengen. Nadat belanghebbende het isolatiemateriaal had aangebracht heeft hij op 21 september 2000 de aanvraag voor toekenning energiepremie in verband met het isoleren van zijn woning ingediend bij het energiebedrijf.

2.2. Op 15 november 2000 werd de aanvraag voor energiepremie door het energiebedrijf afgewezen, omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil de afwijzing van de aanvraag energiepremie met betrekking tot de aanschaf van het isolatiemateriaal, omdat de aanvraag niet binnen de termijn van dertien weken na de aanschaf van het isolatiemateriaal is ingediend. Belanghebbende is van mening dat hij de premieaanvraag tijdig heeft ingediend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de premieaanvraag te laat is ingediend.

Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag energiepremie wel binnen dertien weken nadat het isolatiemateriaal is aangebracht is ingediend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben partijen daaraan geen argumenten meer toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en alsnog een toekenning van energiepremie ten aanzien van het door hem aangeschafte isolatiemateriaal.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In artikel 11 van de Regeling Energiepremie 2000 (hierna: de Regeling), is aangegeven wanneer een aanvraag tijdig is ingediend. De tekst van dit artikel luidt als volgt:

"Artikel 11 Tijdig indienen aanvraag

1. Een aanvraag is tijdig ingediend als de aanvraag is ingediend binnen dertien weken nadat de kosten zijn betaald en de apparaten of voorzieningen zijn geïnstalleerd of aangebracht en in gebruik genomen.

2. Indien een aanvraag niet tijdig is ingediend beslist het energiebedrijf de aanvraag af te wijzen."

In artikel 1 van de Regeling zijn definities opgenomen. In het tweede lid is het begrip aanschaf gedefinieerd. De tekst van bedoeld tweede lid luidt als volgt:

"2. aanschaf: het volledig in eigendom krijgen van een apparaat of voorziening, de kosten moeten zijn betaald en het apparaat of de voorziening moet zijn aangebracht of geïnstalleerd en in gebruik genomen;".

4.2. Gezien de hierboven vermelde tekstgedeelten uit de Regeling is het Hof van oordeel dat het moment van aanbrengen van de voorzieningen een mede-bepalend criterium vormt bij de beoordeling van de tijdigheid van de aanvraag van de energiepremie. Zowel in artikel 11 als in artikel 1, tweede lid, van de Regeling wordt het aanbrengen als criterium genoemd.

4.3. De Inspecteur beroept zich op artikel 8n, tweede lid, van de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (hierna: Ubm), welk artikel bepaalt dat het verzoek om toekenning van de energiepremie moet worden gedaan nadat de voorziening is aangebracht, doch ten hoogste dertien weken na aanschaf van de voorziening. Nu dit artikel echter een tegenspraak lijkt te behelzen met de onder 4 genoemde artikelen van de Regeling, mocht belanghebbende, die zich beroept op vorengenoemd artikel 11 van de Regeling, er van uitgaan dat zijn aanvraag tijdig was ingediend. In het door de energiebedrijven ten behoeve van het aanvragen van energiepremie gehanteerde aanvraagformulier wordt verwezen naar de Regeling en niet naar de Ubm. Het Hof is dan ook van oordeel dat belanghebbende er op mag vertrouwen dat zijn aanvraag van energiepremie zou worden getoetst aan de in de Regeling genoemde voorwaarden.

4.4. Gezien het vorenoverwogene is het gelijk aan belanghebbende. Het beroep is gegrond.

5. Griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Hoewel het beroep gegrond is, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Belanghebbende heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt, en het Hof is ook ambtshalve niet gebleken, dat hij voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak, gelast de Inspecteur opdracht te doen geven aan het energiebedrijf de premie ten bedrage van ƒ 4.189,= (€ 1900,88) uit te betalen aan belanghebbende, gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van ƒ 60,= (€ 27,22) en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden.

Aldus gedaan door J. Th. Simons, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 24 november 2003

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 24 november 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.