Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-11-2003, AO1421, 01/02632

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-11-2003, AO1421, 01/02632

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 november 2003
Datum publicatie
8 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2003:AO1421
Zaaknummer
01/02632
Relevante informatie
Uitvoeringsbesluit belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8n, Wet belastingen op milieugrondslag [Tekst geldig vanaf 01-07-2024 tot 01-01-2025] art. 36p

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is na de zitting uitsluitend nog in geschil de afwijzing van de aanvraag energiepremie ten aanzien van de 25,6 m2 vloerisolatie en de 138,2 m2 spouwisolatie (hierna: het isolatiemateriaal), omdat de aanvraag niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is van mening dat hij de premieaanvraag tijdig heeft ingediend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de premieaanvraag te laat is ingediend. Belanghebbende heeft ter zitting zijn verzet voor wat betreft de op 18 juli 2000 aangeschafte bodemisolatie laten varen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/02632

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Grote ondernemingen van de Belastingdienst te P, onderdeel Team Energiepremies te Z (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen na te melden beschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Belanghebbende heeft op een door hem op 14 mei 2001 bij de Inspecteur ingediend verzoek om beoordeling van een door belanghebbende bij Essent (hierna: het energiebedrijf) ingediende aanvraag om energiepremie een negatieve beslissing d.d. 1 juni 2001 gehad, welke beslissing de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar heeft gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 102,10,=.

De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 28 mei 2003 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de Inspecteur.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten en op 11 juni 2003 een mondelinge uitspraak gedaan. De Inspecteur heeft binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het Hof schriftelijk verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Het daarvoor verschuldigde griffierecht van € 174,= is door de Inspecteur tijdig voldaan.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende heeft ten behoeve van zijn woning de volgende energiebesparende voorzieningen aangeschaft:

18 juli 2000 110,0 m2 bodemisolatie

19 september 2000 25,6 m2 vloerisolatie

29 september 2000 138,2 m2 spouwisolatie

12 december 2000 23,0 m2 spouwisolatie

5 januari 2001 99,3 m2 dakisolatie

16 januari 2001 5,1 m2 HR++ glas

2.2. Belanghebbende heeft op 13 maart 2001 een zestal aanvragen voor energiepremie ingediend bij het energiebedrijf, direct nadat hij de onder 2.1. genoemde energiebesparende voorzieningen had aangebracht. Het energiebedrijf heeft de aanvragen met betrekking tot het HR++ glas, 99,3 m2 dakisolatie en de 23,0 m2 spouwisolatie toegewezen en de overige aanvragen afgewezen.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is na de zitting uitsluitend nog in geschil de afwijzing van de aanvraag energiepremie ten aanzien van de 25,6 m2 vloerisolatie en de 138,2 m2 spouwisolatie (hierna: het isolatiemateriaal), omdat de aanvraag niet tijdig is ingediend. Belanghebbende is van mening dat hij de premieaanvraag tijdig heeft ingediend. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de premieaanvraag te laat is ingediend. Belanghebbende heeft ter zitting zijn verzet voor wat betreft de op 18 juli 2000 aangeschafte bodemisolatie laten varen.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Belanghebbende heeft daar ter zitting geen argumenten aan toegevoegd.

De Inspecteur heeft daar ter zitting nog het volgende aan toegevoegd:

Er is hier geen sprake van een geheel van samenhangende werkzaamheden. Daarvan kan alleen sprake zijn als het gaat om het treffen van een aantal voorzieningen die in 1 geheel zijn afgesproken met de leverancier/aannemer, en er wordt in termijnen betaald. In dat geval kun je nog zeggen dat betaald is als de laatste termijn is betaald. Er is dan sprake van 1 opdracht die in 1 totaalbedrag is betaald.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en alsnog een toekenning van energiepremie ten aanzien van het door hem aangeschafte isolatiemateriaal.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Het Hof is van oordeel dat, gelet op het soort isolatiemateriaal en de onder 2.1. genoemde data van aanschaf van het isolatiemateriaal, het op 19 en 29 september 2000, 12 december 2000 en 5 januari 2001 aangeschafte isolatiemateriaal dient te worden gezien als één samenhangend isolatieproject, ofwel één voorziening in de zin van de Regeling Energiepremie 2001 en de Uitvoeringsregeling belastingen op milieugrondslag (hierna: Ubm).

4.2. Artikel 8n, tweede lid, van de Ubm bepaalt dat het verzoek om toekenning van de energiepremie wordt gedaan binnen dertien weken nadat de voorziening is aangebracht, doch ten hoogste dertien weken na aanschaf van de voorziening.

Nu belanghebbende de laatste factuur ten aanzien van de getroffen isolatievoorziening op 5 januari 2001 heeft betaald en de aanvraag voor energiepremie op 13 maart 2001 is ingediend, heeft belanghebbende binnen dertien weken na aanschaf van de voorziening de aanvraag om toekenning van energiepremie ingediend.

4.3. Gezien het vorenoverwogene is het gelijk aan belanghebbende. Het beroep is gegrond.

5. Griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van reis- en verletkosten voor het bijwonen van de zitting. De reiskosten worden becijferd op basis van het openbaar vervoer 2e klasse op een bedrag van € 24,30 en de verletkosten stelt het Hof in goed justitie vast op 3 uur à € 50,= is € 150,=, in totaal derhalve € 174,30.

7. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak, gelast de Inspecteur opdracht te doen geven aan het energiebedrijf de premie ten bedrage van € 371,65 (ƒ 819,=) uit te betalen aan belanghebbende, gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van ƒ 225,= (€ 102,10), veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 174,30, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door J. Th. Simons, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van C.A. Blokx-van Roosmalen, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 24 november 2003

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 24 november 2003

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.