Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-01-2004, AO4909, 01/00294

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 29-01-2004, AO4909, 01/00294

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
29 januari 2004
Datum publicatie
4 maart 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4909
Zaaknummer
01/00294

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de kosten van de haartransplantatie ad fl. 13.230,= aan te merken zijn als ziektekosten, zoals bedoeld in artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet IB).

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/00294

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vijfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Particulieren P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van fl. 40.483,=, welke aanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van fl. 60,= (€ 27,23).

De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 6 maart 2003 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, tot bijstand vergezeld van A, alsmede, de Inspecteur.

1.4. Het Hof heeft met toepassing van artikel 8:64 van de Awb het onderzoek ter zitting geschorst en daarbij bepaald dat het vooronderzoek wordt hervat. Vervolgens heeft het Hof met toepassing van artikel 8:45 van de Awb partijen schriftelijk verzocht inlichtingen te geven en/of onder hen berustende stukken in te zenden. Deze met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.

1.5. Het nadere onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 11 december 2003 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, tot bijstand vergezeld van A, alsmede, de Inspecteur.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende, geboren op 12 september 1972, is ongehuwd.

2.2. In 1998 heeft belanghebbende een haartransplantatie laten uitvoeren bij een kliniek van B te Q. Uit de door belanghebbende overgelegde factuur blijkt dat 700 transplantaten zijn ingebracht. De kosten die belanghebbende hiervoor in het onderhavige jaar heeft gemaakt bedragen fl. 13.230,=.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de kosten van de haartransplantatie ad fl. 13.230,= aan te merken zijn als ziektekosten, zoals bedoeld in artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet IB).

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd.

Belanghebbende

De haartransplantatie is uitgevoerd door een arts van de behandelkliniek. De huisarts heeft mij door verwezen naar het R ziekenhuis, nadat ik hem verteld had dat ik beperkt was in mijn doen en laten door de haaruitval. De huisarts heeft in zijn daaraan voorafgaande consulten geconstateerd dat er sprake was van psychisch leed.

Inspecteur

De behandelkliniek in Q wordt niet genoemd in de door belanghebbende overgelegde folder. Uit de doorverwijzing naar het ziekenhuis blijkt niet dat sprake is van psychisch leed. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat er sprake was van psychisch leed of een psychische stoornis.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 28.621,=.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van artikel 46, eerste lid, letter b, van de Wet IB worden, voor zover hier van belang, uitgaven ter zake van ziekte van de belastingplichtige in aanmerking genomen voor zover zij meer bedragen dan de in voormeld artikel genoemde drempel.

4.2. Partijen strijden erover of de door belanghebbende ondergane haartransplantatie haar oorzaak vindt in psychisch lijden of een psychische stoornis van belanghebbende.

4.3. Belanghebbende heeft ter ondersteuning van zijn standpunt dat sprake is geweest van psychisch lijden een verklaring overgelegd van zijn huisarts, gedagtekend 29 februari 2000, met de vermelding dat belanghebbende reeds in 1997 bij een collega heeft benadrukt ernstig mentaal leed te ondervinden van zijn kaalhoofdigheid.

4.4. Naar het oordeel van het Hof is te dezen echter slechts beslissend of een medicus voorafgaande aan de medische behandeling heeft vastgesteld dat zich als gevolg van de kaalhoofdigheid een psychisch lijden of een psychische stoornis voordoet of heeft voorgedaan.

4.5. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt met zich mee dat belanghebbende zulks aannemelijk maakt.

4.6. Het Hof hecht geloof aan de desgevraagd ter zitting door belanghebbende afgelegde verklaringen dat zijn huisarts voorafgaande aan de transplantatie heeft vastgesteld dat sprake was van psychisch lijden.

4.7. Uit het voorgaande volgt dat het gelijk is aan de zijde van belanghebbende, zodat de uitgaven voor de haartransplantatie als buitengewone lasten in aanmerking kunnen worden genomen. Gelet op de drempel van artikel 46 van de Wet IB dient het belastbaar inkomen conform belanghebbendes conclusie verminderd te worden met fl. 11.862,= en vastgesteld te worden op een bedrag van fl. 28.621,=.

5. Het griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Een veroordeling in de proceskosten kan uitsluitend betrekking hebben op de in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) genoemde kosten. Verletkosten kunnen in beginsel onder artikel 1, aanhef en letter d, van het Besluit worden gevat. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende onvoldoende heeft gesteld, en het Hof is ook ambtshalve niet gebleken, dat hij voor vergoeding in aanmerking komende verletkosten heeft gemaakt.

Het Hof is van oordeel dat alleen de reiskosten van belanghebbende zelf, voor een vergoeding in aanmerking komen. Deze kosten worden becijferd op basis van het openbaar vervoer 2e klasse op een bedrag van € 30,04.

Het Hof acht deze kosten redelijk en in overeenstemming met het bepaalde in het Besluit.

7. Beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond,

- vernietigt de bestreden uitspraak,

- vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van fl. 28.621,= (€ 12.988,=),

- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van fl. 60,= (€ 27,23),

- veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 30,04, en

- wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door P.J.M. Bongaarts, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.H.W.N. Lammers, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 29 januari 2004

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 29 januari 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.