Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:BV5930 AO7622, 02/00530

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 24-03-2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:BV5930 AO7622, 02/00530

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
24 maart 2004
Datum publicatie
15 april 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AO7622
Zaaknummer
02/00530
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 20, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

Nu belanghebbende na het parkeren van zijn auto eerst zijn kantoor is binnengegaan om de parkeermeter te halen, alwaar hij vervolgens gedurende twee minuten een klant telefonisch te woord heeft gestaan, kan worden geconcludeerd dat belanghebbende niet conform het bepaalde in artikel 6, vijfde lid van de Verordening, de parkeermeter direct achter de voorruit heeft aangebracht.

Weliswaar dient belanghebbende een redelijke tijd te worden gelaten om de parkeermeter in werking te stellen echter het telefonisch te woord staan van een klant valt niet onder deze handeling.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/00530

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van de Heffingsambtenaar parkeerbelastingen van de gemeente Q (hierna: de verweerder) op het bezwaarschrift betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting de dato 19 november 2001, aanslagnummer 1.

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 10 maart 2004 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de verweerder.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 24 maart 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De gronden voor de beslissing

1. Op 19 november 2001 om 18:04 uur stond belanghebbendes personenauto, merk Mercedes Benz, met het kenteken 1, op een parkeerplaats in de Astraat in de gemeente Q geparkeerd. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders op grond van de Verordening aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd. Belanghebbende heeft de voor het onderhavige parkeren verschuldigde belasting niet bij de aanvang van het parkeren betaald.

2. Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij, na het parkeren van zijn auto om 18:00 uur recht voor zijn kantoor in de Astraat, zijn kantoor is binnengegaan om zijn parkeermeter te halen. In het kantoor ging de telefoon over en heeft hij gedurende twee minuten een klant te woord gestaan. Op het moment van terugkomst bij zijn auto om 18:04 uur was hij reeds bekeurd.

3. Op grond van artikel 6, vijfde lid, van de Verordening dient, ter zake van parkeren waarbij voor het voldoen van de parkeerbelasting gebruikt wordt gemaakt van een persoonlijke parkeermeter, deze parkeermeter met de tijdsaanduiding duidelijk leesbaar direct achter de voorruit te worden aangebracht.

4. Nu belanghebbende na het parkeren van zijn auto eerst zijn kantoor is binnengegaan om de parkeermeter te halen, alwaar hij vervolgens gedurende twee minuten een klant telefonisch te woord heeft gestaan, kan worden geconcludeerd dat belanghebbende niet conform het bepaalde in artikel 6, vijfde lid van de Verordening, de parkeermeter direct achter de voorruit heeft aangebracht.

Weliswaar dient belanghebbende een redelijke tijd te worden gelaten om de parkeermeter in werking te stellen echter het telefonisch te woord staan van een klant valt niet onder deze handeling.

5. Gelet op het vorenstaande dient, nu het bedrag van de naheffingsaanslag als zodanig niet in geschil is, het beroep van belanghebbende ongegrond te worden verklaard.

De proceskosten.

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.R. Veldt, griffier, in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2004.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 30 maart 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 51,=.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 204,50 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.