Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2004, AO8079, 01/00703

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 05-03-2004, AO8079, 01/00703

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
5 maart 2004
Datum publicatie
22 april 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AO8079
Zaaknummer
01/00703
Relevante informatie
Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2022 tot 01-01-2025] art. 4, Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 14

Inhoudsindicatie

In geschil is of de Inspecteur terecht het verzoek van belanghebbende heeft afgewezen om - op voet van artikel 4, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 juncto artikel 2 van de Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 (Pb EG 1983, nr. L 105; hierna de Verordening) - vrijstelling van belasting van personenauto's en motorrijwielen te verlenen voor vorengenoemde, tot belanghebbendes persoonlijke goederen behorende personenauto.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/00703

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, achtste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid Douane district P van de rijksbelastingdienst te P (hierna, evenals de Voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst Douane Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de beschikking van de Inspecteur inzake de vrijstelling van belasting van personenauto's en motorrijwielen.

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 20 februari 2004 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, belanghebbende, alsmede, de Inspecteur.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 5 maart 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De gronden

1. Belanghebbende heeft op 30 oktober 2000 een aanvraagformulier vrijstellingsvergunning "verhuisgoederen" bij de eenheid Douane van de rijksbelastingdienst ingediend. Het verzoek om vrijstelling van belanghebbende heeft betrekking op een auto, merk Saab. Bij brief van 1 december 2000 wordt de aanvraag voor een vrijstellingsvergunning afgewezen. Belanghebbende is bij brief van 3 december 2000 tegen deze afwijzing in bezwaar gekomen. De Inspecteur heeft bij brief van 2 februari 2001 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende. Waarna belanghebbende op 13 maart 2001 in beroep is gekomen tegen deze uitspraak op bezwaar.

2. Belanghebbende is werkzaam als consultant bij een internationale onderneming. Hij woonde met zijn gezin (echtgenote en kind) in Nederland (Y). Vanaf 23 augustus 1999 verbleef en werkte hij in A, Duitsland, aanvankelijk op uurbasis, vanaf 15 oktober 1999 op basis van een contract dat eindigde op 14 oktober 2000. Zijn gezin verhuisde op 15 oktober 1999 naar Duitsland, waar belanghebbende woonruimte had gehuurd. In de huurovereenkomst is vermeld dat de huur ingaat op 15 oktober 1999 en eindigt op 14 oktober 2000. In de periode van 23 augustus 1999 tot en met 15 oktober 2000 verbleef belanghebbende gedurende de werkweek in Duitsland, de meeste weekenden bracht hij bij zijn gezin in Nederland door.

Echtgenote en kind van belanghebbende zijn op 16 september 2000 teruggekeerd naar Nederland. Op 18 september 2000 zijn zij ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Y.

Belanghebbende heeft in het weekeinde van 16 september 2000 geholpen bij de verhuizing van zijn gezin naar Nederland, en een nacht in Y doorgebracht.

Het weekeinde van 30 september 2000 heeft hij in Nederland doorgebracht, aansluitend aan een vergadering van zijn werkgever in Noordwijk op 29 september 2000.

De daaropvolgende weekeinden heeft belanghebbende in Duitsland doorgebracht, tot 1 november 2000. Op die datum is hij zelf teruggekeerd naar Nederland, en ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Y.

Op 31 maart 2000 heeft belanghebbende een personenauto van het merk Saab, type 9-2 S Cabriolet, gekocht. Het 'Fahrzeugschein' vermeld dat op 5 april 2000 het kenteken 1 is toegekend.

3. In geschil is of de Inspecteur terecht het verzoek van belanghebbende heeft afgewezen om - op voet van artikel 4, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 juncto artikel 2 van de Verordening (EEG) nr. 918/83 van de Raad van 28 maart 1983 (Pb EG 1983, nr. L 105; hierna de Verordening) - vrijstelling van belasting van personenauto's en motorrijwielen te verlenen voor vorengenoemde, tot belanghebbendes persoonlijke goederen behorende personenauto.

4. Voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 10 van de Verordening dient met voorbijgaan aan nationale wettelijke bepalingen, zoals in het bijzonder artikel 75, tweede lid, van de Douaneregeling, te worden bepaald waar belanghebbende het permanente centrum van zijn belangen heeft, alle relevante feitelijke elementen in aanmerking genomen (HR 20 december 2002, Douanerechtspraak 2003/26*).

5. Gelet op de onder punt 2 genoemde feiten is het Hof van oordeel dat belanghebbende zowel in het jaar 1999 als in het jaar 2000 het permanente centrum van zijn belangen daar had, waar zijn gezin verbleef. De omstandigheid dat belanghebbende gedurende korte perioden voor het vertrek van zijn gezin naar Duitsland en na de terugkeer daarvan naar Nederland nog in Duitsland werkte en verbleef, noch de overigens door belanghebbende aangevoerde omstandigheden kunnen aan dit oordeel afdoen.

6. Uit het onder punt 5 overwogene volgt dat belanghebbende zijn normale verblijfplaats niet eerder dan 15 oktober 1999 naar Duitsland heeft overgebracht, en niet later dan 18 september 2000 weer heeft overgebracht naar Nederland.

7. Op grond van artikel 3, aanhef en onderdeel a, van de Verordening geldt als een van de voorwaarden voor het verlenen van de onderhavige vrijstelling, dat de personenauto ten minste zes maanden vóór de datum waarop de belanghebbende zijn normale verblijfplaats in het buitenland heeft opgegeven, in zijn bezit moet zijn geweest en door hem aldaar moet zijn gebruikt.

De periode tussen de aanvang van het bezit en het gebruik van de personenauto in Duitsland op 5 april 2000en het opgeven door belanghebbende van zijn normale verblijfplaats in Duitsland is korter dan zes maanden; aan de gestelde voorwaarde heeft belanghebbende derhalve niet voldaan.

Dat sprake is van een door de omstandigheden gerechtvaardigd bijzonder geval, dat verkorting van de zes maanden zou rechtvaardigen, is gesteld noch gebleken.

8. Uit al het vorenoverwogene volgt dat de Inspecteur het verzoek om vrijstelling terecht heeft afgewezen. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door A. Bijlsma, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.H.W.N. Lammers, griffier, in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2004.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 12 maart 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 102,50.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 204,50 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.