Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-04-2004, AP0569, 02/00790

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 19-04-2004, AP0569, 02/00790

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
19 april 2004
Datum publicatie
3 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AP0569
Zaaknummer
02/00790
Relevante informatie
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 1

Inhoudsindicatie

Op 14 maart 2001 woonde belanghebbende te Q, Nederland. Op die dag is hij door twee ambtenaren van de Inspecteur aangetroffen op de openbare weg te Q, rijdend in een personenauto van het merk Mercedes, type ML 270 CDI, met (Frans) kenteken 1, zonder in het bezit te zijn van een vrijstellingsvergunning, en zonder dat voor de personenauto bpm was betaald.

Naar aanleiding van deze constatering zijn de hem een aanslag en bestuurlijke boete opgelegd. Hij is niet in de gelegenheid gesteld de auto alsnog in Nederland te registreren en de bpm te voldoen, of de auto weer buiten Nederland te brengen. (...)

Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 30 januari 2001, nr. CPP 2000/1835, V-N 2001/11.27 (inmiddels vervangen door het Besluit van 13 december 2002, nr. CPP 2002/1574M, V-N 2003/10.25). Dit beroep slaagt.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/00790

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, achtste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (België), (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Hoofd van het Douanedistrict P van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden naheffingsaanslag en de gelijktijdig opgelegde bestuurlijke boete.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn onder aanslagnummer 1 een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (hierna: bpm) opgelegd ten bedrage van fl. 25.059,--, en een bestuurlijke boete van fl. 6.264,--.

De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 109,--.

De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft voor wat de belasting betreft met gesloten deuren en voor wat de boete betreft in het openbaar plaatsgehad op 24 maart 2004 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, zijn vader, zijn gemachtigde, alsmede, de Inspecteur.

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Op 14 maart 2001 woonde belanghebbende te Q, Nederland. Op die dag

is hij door twee ambtenaren van de Inspecteur aangetroffen op de openbare weg te Q, rijdend in een personenauto van het merk Mercedes, type ML 270 CDI, met (Frans) kenteken 1, zonder in het bezit te zijn van een vrijstellingsvergunning, en zonder dat voor de personenauto bpm was betaald.

2.2. Naar aanleiding van de sub 2.1. vermelde constatering zijn de

sub 1.1. vermelde aanslag en bestuurlijke boete aan belanghebbende opgelegd.

Hij is niet in de gelegenheid gesteld de auto alsnog in Nederland te registreren en de bpm te voldoen, of de auto weer buiten Nederland te brengen.

2.3. In 1996 is aan belanghebbende vrijstelling van bpm verleend voor twee personenauto's, in verband met de overbrenging van zijn normale verblijfplaats van België naar Nederland.

Bij die gelegenheid of nadien is hem niet een zogenoemd informatieformulier uitgereikt.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de vraag of de naheffingsaanslag en de bestuurlijke boete terecht aan belanghebbende zijn opgelegd. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Inspecteur bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan geen argumenten toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak, de naheffingsaanslag en de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende heeft een beroep gedaan op het Besluit van de

Staatssecretaris van Financiën van 30 januari 2001, nr. CPP 2000/1835, V-N 2001/11.27 (inmiddels vervangen door het Besluit van 13 december 2002, nr. CPP 2002/1574M, V-N 2003/10.25). Dit beroep slaagt. Ingevolge dit Besluit had belanghebbende eerst in de gelegenheid moeten worden gesteld de onderwerpelijke personenauto in Nederland te laten registreren of buiten Nederland te brengen.

Nu vaststaat dat zulks niet is geschied, kunnen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking niet in stand blijven (HR 28 februari 2003, nr. 36 829, V-N 2003/13.20).

Aan dit oordeel doet niet af dat belanghebbende in 1996 een zogenoemde verhuisboedelvrijstelling van bpm voor twee personenauto's heeft verkregen. Die enkele omstandigheid rechtvaardigt niet de gevolgtrekking dat hij uit hoofde van zijn functie of de door hem ontplooide activiteiten bekend was met de toepassing van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992, in welk geval hij niet in de termen zou vallen voor toepassing van de in het Besluit van 30 januari 2001 omschreven gedragslijn (HR 10 augustus 2001, nr. 36 317, V-N 2001/61.27).

4.2. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van belanghebbende; hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, behoeft geen bespreking.

5. Griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed.

6. Proceskosten

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op 2 (punten) x € 322,--(waarde per punt) x 1 (gewicht van de zaak) = € 644,--.

8. Beslissing

Het Hof:

* verklaart het beroep gegrond,

* vernietigt de bestreden uitspraken,

* vernietigt de naheffingsaanslag en de beschikking waarbij de bestuurlijke boete is opgelegd,

* gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 109,--,

* veroordeelt de Inspecteur in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644,--, en

* wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan door A. Bijlsma, lid van voormelde Kamer, en voor wat de beslissing betreft in tegenwoordigheid van A.W.J. Strik, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 19 april 2004

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 19 april 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.