Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-03-2004, AP0972, 02/02136

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-03-2004, AP0972, 02/02136

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 maart 2004
Datum publicatie
7 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AP0972
Zaaknummer
02/02136

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de door belanghebbende gemaakte kosten aftrekbaar zijn als buitengewone lasten terzake van een opleiding of studie voor een beroep in de zin van artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1999)(hierna: de Wet).

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/02136

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zesde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren Z van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst ZZ van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1999.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 69.992,--, welke aanslag, na daartegen tijdig gemaakt bezwaar, is gehandhaafd.

1.2. Tegen die uitspraak is belanghebbende tijdig en op regelmatige wijze in beroep gekomen bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een recht geheven van € 29,--. De Inspecteur heeft bij verweerschrift het beroep bestreden.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 22 januari 2004 te Roermond. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende alsmede, namens de Inspecteur, de heer R. tot bijstand vergezeld van mevrouw E.

1.4. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

2.1. Belanghebbende is geboren op 12 februari 1952 en was in het onderhavige jaar (1999) werkzaam als administratief medewerker bij A. Zijn bruto-jaarinkomen bedroeg in dat jaar ƒ 82.567,--.

2.2. Belanghebbende heeft op 6 januari 1998 een aanvang gemaakt met een cursus EHBO, georganiseerd door het Centraal Bureau van Het Oranje Kruis welke hij op 27 december 1999 heeft afgerond. Tijdens een bespreking met de Inspecteur heeft belanghebbende medegedeeld dat hij de studie als hobby is begonnen. Omstreeks april 1999 komt het bericht dat het Ministerie van Economische Zaken ƒ 30 miljoen gulden dient te bezuinigen en als gevolg daarvan de werkgever van belanghebbende, mogelijk uit AA zal vertrekken. Belanghebbende stelt dat hij dan het voornemen heeft opgevat om op commerciële basis EHBO en BHV cursussen te geven. In het derde kwartaal van het jaar 1999 wordt bekend gemaakt dat A in afgeslankte vorm blijft bestaan in AA. Op 18 september 2000 is belanghebbende binnen A overgeplaatst naar een andere afdeling. Hij heeft daarna geen actie ondernomen om van zijn hobby (EHBO) zijn beroep te maken. Hij heeft in het jaar 2000 tegen vergoeding wel enige EHBO lessen gegeven. Belanghebbende is lid van de EHBO-vereniging G. Hij is belast met de begeleiding van evenementen maar heeft daarnaast geen speciale functies. Belanghebbende volgt maandelijks herhalingscursussen.

2.3. Als bijlagen 5 en 7 bij het verweerschrift van de Inspecteur zijn twee brieven, gedagtekend 7 november 2001, gevoegd. Hierin wordt door bestuursleden van de EHBO vereniging G, en door het bureau C Advies te S verklaard dat belanghebbende in het najaar van 1999 heeft gesolliciteerd naar een fulltime dienstverband als EHBO-docent. Tevens is vermeld dat men niet met belanghebbende in zee is gegaan omdat geen behoefte bestond aan een fulltime docent. Daarnaast vermeldt de brief van de EHBO Vereniging Dr. S te Q, gedagtekend 8 november 2001, (bijlage 6 bij het verweerschrift) dat belanghebbende eind 1999 bij hen heeft geïnformeerd naar de mogelijkheden om op commerciële basis tegen een uurtarief van ƒ 60,-- exclusief reiskosten als instructeur les te kunnen gegeven. De vereniging heeft daarvan geen gebruik gemaakt aangezien zij, blijkens de inhoud van de brief, kon beschikken over instructeurs die pro deo de oefenavonden verzorgden.

2.4. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999 een bedrag van ƒ 8.455,--, na aftrek van de drempel van ƒ 800,--, als buitengewone lasten wegens studiekosten in aftrek gebracht op zijn onzuiver inkomen. Belanghebbende heeft dit bedrag als volgt gespecificeerd:

ƒ

- opleiding EHBO docent 3.475,--

- boeken, copieerkosten, presentatiemid. 498,--

- verband- en hulpmiddelen 70,--

- Reiskosten: Opl G 292,--

- Stage G 292,--

- Stage H 776,--

- Kosten studiedag 68,--

- reiskosten Gez. oef. G 3.784,--

Totaal kosten 9.255,--

Niet-aftrekbaar 800,--

Aftrekbaar bedrag 8.455,--

2.5. Belanghebbende had de keuze om de kosten van de opleiding te laten vergoeden en daartegenover tien jaar belangeloos lessen te geven of om de kosten van de cursus zelf te dragen. Belanghebbende heeft ervoor gekozen zelf de kosten te dragen.

2.6. Bij de aanslagregeling over het onderhavige jaar heeft de Inspecteur de aftrek wegens studiekosten volledig gecorrigeerd en het belastbaar inkomen dienovereenkomstig verhoogd.

2.7. Belanghebbende heeft in het jaar 2000, een netto-opbrengst genoten van ƒ 720,-- en deze in de aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 verwerkt.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. In geschil is het antwoord op de vraag of de door belanghebbende gemaakte kosten aftrekbaar zijn als buitengewone lasten terzake van een opleiding of studie voor een beroep in de zin van artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1999)(hierna: de Wet).

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

- Met betrekking tot punt 1 van het beroepschrift inhoudende dat door de Inspecteur ten tijde van de aanslagregeling onvoldoende rekening is gehouden met aangevoerde bescheiden, bedoel ik dat ik de Inspecteur niet heb kunnen overtuigen.

- Desgevraagd verklaar ik dat ik de cursus heb gevolgd om later op commerciële basis EHBO cursussen te geven en het EHBO gedeelte van BHV cursussen te verzorgen. Volgens de verklaring van de heer B van de Nederlandse Organisatie Docenten EHBO (hierna: NODE), opgenomen in bijlage 25 bij het beroepschrift, was dit ook mogelijk.

- Zoals aangegeven in het emailbericht (bijlage 26) van de heer Van L van de EHBO, heeft hij geen uitspraken richting de Inspecteur gedaan met betrekking tot de aftrekbaarheid van de kosten van de opleiding. Ik betwist dat de Inspecteur contact heeft opgenomen met de EHBO.

- In het verweerschrift is de Inspecteur voorbijgegaan aan mijn antwoord nummer 4c op bladzijde 2 van bijlage 13 t.w. dat ik na de opleiding inkomsten wilde verwerven.

- In 1999 gold bij A een wachtgeldregeling; ik weet niet of neveninkomsten werden gekort op een uitkering ingevolge die regeling.

- In het voorgaande jaar zijn de kosten bij de aanslagregeling in aftrek toegelaten. De Inspecteur heeft toen geen vragen gesteld.

- Bij één persoon t.w. de heer J. die ook in de emailcorrespondentie is vermeld, zijn de studiekosten in aftrek toegestaan door de Inspecteur; in totaal waren er negen deelnemers aan de opleiding; ik handhaaf mijn beroep op het gelijkheidsbeginsel.

- Ik heb tot nog toe in één jaar op commerciële basis cursus gegeven t.w. in het jaar 2000.

De Inspecteur

- Ik handhaaf mijn standpunt, zoals vermeld in het verweerschrift, dat ik wel degelijk met het Oranje Kruis (EHBO) heb gebeld om te informeren welke mogelijkheden er zijn om na voltooiing van de opleiding een betaalde baan te krijgen. Men deelde mij mede dat de kans op een betaalde baan nagenoeg nihil is aangezien de meeste verenigingen met vrijwilligers werken. Ik bestrijd de verklaring van belanghebbende op dit punt.

- Ik handhaaf mijn standpunt dat het beroep op het gelijkheidsbeginsel dient te worden verworpen, nu niet is voldaan aan de meerderheidsregel.

- Ik bestrijd tevens dat met de cursus is begonnen om op commerciële basis les te geven. Belanghebbende had recht op een vergoeding van de gemaakte kosten. Deze vergoeding dient in mindering te worden gebracht op de gemaakte kosten. Daarnaast zijn de kosten niet juist berekend. Voor de eerste tien kilometer per enkele reisafstand bestaat geen recht op aftrek van reiskosten. Daarboven is ƒ 0,34 per kilometer aftrekbaar. Belanghebbende rekent ten onrechte ƒ 0,60 per gereisde kilometer.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 61.467,--

(ƒ 69.922,-- minus ƒ 8.455,--). De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van de tekst van artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet kunnen uitgaven terzake van de opleiding voor een studie of beroep als buitengewone lasten op het onzuiver inkomen in mindering worden gebracht. Volgens vaste jurisprudentie is voor aftrek vereist dat de belastingplichtige in redelijkheid kon verwachten dat hij na de afronding van de opleiding de na de studie verworven kennis productief kon maken en daarmee zijn maatschappelijke positie in financieel opzicht kan verbeteren. Studiekosten gemaakt terzake van hobby of verbetering van de persoonlijke uitrusting zijn van de aftrek uitgesloten.

4.2. Belanghebbende op wie de bewijslast rust heeft tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de door hem in zijn aangifte voor het jaar 1999 opgevoerde kosten kwalificeren als uitgaven als bedoeld in artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet. Het Hof baseert dit oordeel op de, in het verweerschrift opgenomen en onweersproken verklaring van de Inspecteur, dat belanghebbende tijdens een bespreking heeft verteld dat hij als hobby met de studie is begonnen, de onder 2.3 vermelde verklaringen, de omstandigheid dat belanghebbende in de periode na afronding van de opleiding tot en met de datum van de zitting slechts in het jaar 2000 cursussen heeft gegeven, daarbij slechts ƒ 720,-- heeft verdiend en in de EHBO branche voornamelijk met vrijwilligers wordt gewerkt. Belanghebbende had de keuze tussen het betalen van de cursuskosten of in plaats daarvan gedurende een periode van tien jaar belangeloos les te geven. Onder deze omstandigheden is het niet aannemelijk dat belanghebbende in redelijkheid kon verwachten na voltooiing van de cursus de verworven kennis productief te maken en aldus zijn maatschappelijks positie in financieel opzicht te verbeteren. De verklaring van de heer B, penningmeester van NODE, dat hem bekend is dat er veel collega's zijn die verdienen aan het geven van lessen doet daaraan niet af.

4.3. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan belanghebbende evenmin baten. Belanghebbende heeft, nu hij heeft gesteld dat van het totaal van negen personen slechts in het geval van de heer J., waarbij overigens ter zitting niet duidelijk is geworden of de heer J. onder dezelfde eenheid van de belastingdienst ressorteert als belanghebbende, de aftrek wegens studiekosten is toegestaan niet aannemelijk gemaakt dat de Inspecteur een begunstigende behandeling heeft toegepast in de meerderheid van de met zijn geval vergelijkbare gevallen. Van enig begunstigend beleid van de Inspecteur ten aanzien van de aftrek als studiekosten van de voormelde EHBO cursus, is evenmin gebleken.

4.4. Voorzover belanghebbende met zijn opmerking ter zitting dat de studiekosten bij de aanslagregeling van de aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1998 in aftrek zijn toegestaan een beroep heeft willen doen op het vertrouwensbeginsel, faalt dit beroep. Belanghebbende heeft namelijk geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht die bij hem de indruk zouden kunnen wekken dat ten aanzien van deze aftrek sprake is van een zogenaamde bewuste standpuntbepaling door de Inspecteur.

4.5. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de zijde van de Inspecteur, zodat dient te worden beslist als hierna vermeld.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door J.W.J. Huige, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.J.J. van Oorschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 9 maart 2004

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 9 maart 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie

is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.