Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2004, AP4473, 00/02358

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-04-2004, AP4473, 00/02358

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 april 2004
Datum publicatie
28 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AP4473
Zaaknummer
00/02358
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 67f

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft gesteld dat de boete dient te vervallen nu zij wel wil maar niet kan betalen. Op belanghebbende rust de wettelijke verplichting om de verschuldigde aangifte periodiek af te dragen. Andere bijzondere omstandigheden dan hiervoor aangegeven, zijn in het onderhavige geval echter niet gesteld of gebleken. Het Hof verwerpt derhalve belanghebbendes stelling, aangezien deze geen steun vindt in het recht.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 00/02358

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dertiende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X Reclame te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen Z van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur), op het bezwaarschrift betreffende de aan hem bij de naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1 augustus 1999 tot en met 31 augustus 1999, aanslagnummer 0000.00.0000.A.0000 bij beschikking opgelegde vergrijpboete ex artikel 67k van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad in het openbaar ter zitting van het Hof van 23 maart 2004 te Eindhoven. Aldaar is toen verschenen en gehoord, de heer mr. N. tot bijstand vergezeld van de heer R., namens de Inspecteur. Belanghebbende is niet verschenen.

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 6 april 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de bestreden uitspraak,

vermindert de boete tot ƒ 1.335,--,

gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 204,20,--, en

wijst de Staat aan als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden.

De gronden

1. Belanghebbende heeft zijn aangifte omzetbelasting over het augustus 1999 op 30 september 1999 en derhalve tijdig ingediend. Belanghebbende heeft echter nagelaten het op deze aangifte verschuldigde bedrag, groot ƒ 1.780,-- tijdig te voldoen. De Inspecteur heeft bij deze naheffingsaanslag een vergrijpboete opgelegd van 100%.

2. Met betrekking tot de tijdvakken in het jaar 1997 en 1998 heeft belanghebbende respectievelijk zeven maal en tien maal de verschuldigde belasting niet op tijd betaald. De Inspecteur heeft met betrekking tot deze tijdvakken een verhoging respectievelijk boete opgelegd van 10%. In het jaar 1999 zijn voor ieder, aan het onderhavige tijdvak voorafgaande, tijdvak bij naheffingsaanslag boetes opgelegd van 10%, met uitzondering van de maanden mei en juli. Met betrekking tot deze maanden zijn boetes opgelegd ter grootte van 50%.

3. In geschil is het antwoord op de vraag of de vergrijpboete ad

ƒ 1.780,-- terecht is opgelegd.

4. Belanghebbende heeft gesteld dat de boete dient te vervallen nu zij wel wil maar niet kan betalen. Op belanghebbende rust de wettelijke verplichting om de verschuldigde aangifte periodiek af te dragen. Andere bijzondere omstandigheden dan hiervoor aangegeven, zijn in het onderhavige geval echter niet gesteld of gebleken. Het Hof verwerpt derhalve belanghebbendes stelling, aangezien deze geen steun vindt in het recht.

5. Belanghebbende heeft voorts nog gesteld dat de Inspecteur een inconsequent beleid heeft gevoerd door nu eens een verzuimboete en dan weer een vergrijpboete op te leggen. Het Hof verwerpt deze grief aangezien zij feitelijke grondslag mist. Immers, gelet op de onder 2 weergegeven verzuimenreeks heeft de Inspecteur over mei en juli 1999 een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van 50% omdat het aan de opzet van belanghebbende te wijten is dat de verschuldigde belasting niet tijdig is voldaan. De Inspecteur heeft zich, desgevraagd, ter zitting bereid verklaard de boete te verminderen tot 75% (ƒ 1.335,--) van de nageheven belasting. Het Hof acht deze boete, gelet op het vorenoverwogene, ook passend en geboden.

6. Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als eerder vermeld.

Het griffierecht

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) dient aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht ad ƒ 450,-- (€ 204,20)te worden vergoed.

De proceskosten

Hoewel het beroep gegrond is, acht het Hof geen termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. Belanghebbende heeft aannemelijk niet verzocht om een proceskostenvergoeding, en het Hof is ook ambtshalve niet gebleken dat hij voor vergoeding in aanmerking komende kosten heeft gemaakt als bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door G.D. van Norden, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.J.J. van Oorschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op 6 april 2004.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 8 april 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 101,50.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 200,= verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.