Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-06-2004, AQ5338, 02/04826

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-06-2004, AQ5338, 02/04826

Gegevens

Inhoudsindicatie

Belanghebbende reisde gedurende de onder 2.1. genoemde tournee naar diverse Europese steden met een privé-vliegtuig.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Kunnen de hiervoor onder 2.3. bedoelde kosten ter zake van het privé-vliegtuig van belanghebbende, en de hiervoor onder 2.4. bedoelde kosten van de Nederlandse belastingadviseur tot het namens belanghebbende gestelde bedrag worden gerekend tot de kosten?

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/04826

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste meervoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer X te Y, Verenigde Staten van Amerika, ten deze de negen overige leden van zijn band - belanghebbende en de bedoelde overige bandleden gezamenlijk aan te merken als gezelschap in de zin van artikel 5b, eerste lid, van de Wet op loonbelasting 1964, hierna: de Wet - als leider daarvan mede vertegenwoordigende (hierna: belanghebbende), tegen de uitspraak d.d. 15 oktober 2002 van het hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen Buitenland Heerlen van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Limburg, kantoor Buitenland, van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden gezelschapskostenvergoedingsbeschikking.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Bij zijn op 24 mei 2002 bij de Inspecteur ingediend verzoek met betrekking tot een optreden op 5 juni 2002 heeft belanghebbende verzocht om afgifte van een gezelschapskostenvergoedingsbeschikking voor een bedrag aan kosten in de zin van artikel 12a, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 (hierna: de kosten) van maximaal € 50.997. Bij beschikking van 29 mei 2002, nummer 437, heeft de Inspecteur aan belanghebbende het bovenvermelde verzoek ingewilligd de kosten vast te stellen op het gevraagde bedrag van maximaal € 50.997. In het op 10 juni 2002 bij de Inspecteur ingekomen bezwaarschrift heeft belanghebbende verzocht om een herziening van de afgegeven beschikking in die zin, dat het daarin genoemde bedrag van de kosten wordt verhoogd tot maximaal € 67.026. Bij de bestreden uitspraak heeft de Inspecteur het bedrag dat als de kosten in aanmerking mag worden genomen, vastgesteld op een bedrag van € 61.287.

0.0.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 29.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 2 april 2004 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer drs. D., als gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van mevrouw A., beiden verbonden aan A Belastingadviseurs te Z, alsmede, namens de Inspecteur, mevrouw M. en de heer C..

1.4. Partijen hebben ieder voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof en (door tussenkomst van de griffier) aan de wederpartij, welke pleitnota's met instemming van partijen worden geacht ter zitting te zijn voorgedragen. Het hof rekent deze pleitnota's tot de stukken van het geding.

1.5. De gemachtigde van belanghebbende heeft te dezer zitting bovendien een (tweede) pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan, met een bijlage, overgelegd aan het hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage. Het hof rekent ook deze pleitnota en haar bijlage tot de stukken van het geding.

1.6. Het hof heeft, nadat partijen hun standpunten nader hebben toegelicht het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende is een internationaal bekende popartiest, die in het kader van zijn Europese tournee, welke plaatsvond gedurende de periode 27 april 2002 tot en met 6 juni 2002, op 5 juni 2002 samen met zijn band een optreden in Nederland heeft verzorgd. Ter zake van dit optreden werd door inhoudingsplichtige Q Concerts B.V. te NN, een overeenkomst gesloten met een door belanghebbende volledig beheerste vennootschap naar Amerikaans recht, X Productions LLC, hierna: de LLC, op grond waarvan de gage ter zake van het hiervoor bedoelde optreden aan de LLC toekwam, en de ter zake gemaakte kosten door de LLC worden gedragen. De LLC maakt, naar de gemachtigde van belanghebbende ter zitting desgevraagd uitdrukkelijk heeft verklaard, geen deel uit van het hiervoor bedoelde gezelschap. Tussen partijen is niet in geschil dat de bedoelde gage, respectievelijk de kosten, in het kader van artikel 35, vierde lid, van de Wet, aan belanghebbende, in gemelde hoedanigheid, moeten worden toegerekend. Bij beschikking van 29 mei 2002 heeft de Inspecteur een daartoe strekkend, namens belanghebbende gedaan, verzoek om een gezelschapskostenvergoedingbeschikking in de zin van artikel 35, vierde lid, van de Wet jo. artikel 12a, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, volledig gehonoreerd. Namens belanghebbende is vervolgens op basis van een nadere kostenbegroting bezwaar gemaakt tegen de bedoelde beschikking, waarop de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar van 15 oktober 2002 deels aan het bezwaar is tegemoetgekomen. Het te belasten bedrag bedraagt uiteindelijk € 24.183. De inhoudingsplichtige heeft over de gage, minus de in de uitspraak op het bezwaar genoemde belastingvrije vergoedingen loonbelasting afgedragen.

2.2. Tot de hiervoor onder 2.1. genoemde kosten behoren onder meer de kosten van het privé-vliegtuig van belanghebbende en de kosten van de Nederlandse belastingadviseur.

2.3. Belanghebbende reisde gedurende de onder 2.1. genoemde tournee naar diverse Europese steden met een privé-vliegtuig. Er zijn ter zake van de aan deze vliegreizen verbonden kosten door of namens belanghebbende geen nota's of andere bewijsstukken overgelegd. Namens belanghebbende zijn de bedoelde vliegkosten, betrekking hebbende op het concert in Nederland, begroot op € 11.123. Daarbij werd namens belanghebbende uitgegaan van het totale aantal aan het Nederlandse concert toe te rekenen vlieguren van zowel de heenreis (Hamburg-Rotterdam) als de terugreis (Rotterdam-Parijs). De kosten van deze vlieguren werden namens belanghebbende geschat op basis van de begroting van de gehele Europese tournee. Door de Inspecteur is in totaal een bedrag van € 7.334 aan kosten ter zake van het vliegen met bedoeld privé-vliegtuig in aanmerking genomen.

2.4. De kosten van de Nederlandse belastingadviseur bedroegen € 1.950, en betreffen de door de LLC gemaakte kosten ter zake van (de advisering met betrekking tot) de Nederlandse loonbelasting waarvoor belanghebbende, in de gemelde hoedanigheid, belastingplichtig was.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vraag:

Kunnen de hiervoor onder 2.3. bedoelde kosten ter zake van het privé-vliegtuig van belanghebbende, en de hiervoor onder 2.4. bedoelde kosten van de Nederlandse belastingadviseur tot het namens belanghebbende gestelde bedrag worden gerekend tot de kosten?

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

De gemachtigde van belanghebbende

Hij benadrukt dat anders dan eventueel uit zijn pleitnota zou kunnen worden afgeleid, het beroepschrift moet worden geacht te zijn ingediend namens X in de hoedanigheid van natuurlijk persoon. De LLC maakt geen deel uit van het artiestengezelschap X.

Belanghebbende is van mening dat bewijsstukken van de kosten waarvoor een gezelschapskostenvergoedingsbeschikking is aangevraagd niet behoeven te worden overgelegd, maar dat een schatting in dat kader voldoende is. Hij stelt zich op het standpunt dat de Inspecteur ter zake maar marginaal mag toetsen. De kosten van de vlieguren kunnen niet in Frankrijk of Duitsland in aftrek worden gebracht. Desgevraagd verklaar ik dat het onder andere omstandigheden mogelijk terecht zou zijn geweest om de kosten van de onderwerpelijke vlieguren voor de helft toe te rekenen aan het daaraan voorafgaande respectievelijk het daarop volgende concert van belanghebbende, maar in casu zijn die kosten door middel van een schatting gebaseerd op de begroting van de gehele Europese tournee. De Inspecteur gaat er voorts aan voorbij dat belanghebbende niet alleen in het vliegtuig reisde maar vergezeld was van een gezelschap van zo'n 5 à 10 andere personen, zoals zijn manager en veiligheidsagenten.

De Inspecteur

Hij heeft geen enkele reden om er aan te twijfelen dat in casu door belanghebbende volmacht is verleend aan de gemachtigde.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en afgifte van een herziene gezelschapskostenvergoedingsbeschikking voor een bedrag van de kosten van € 67.026. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Op grond van het bepaalde in artikel 35, vierde lid, van de Wet, behoort mede niet tot de gage, als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet, het aan de artiest toe te rekenen deel van hetgeen blijkens de beschikking van de Inspecteur als een niet tot de gage behorende vergoeding kan worden aangemerkt (kostenvergoedingsbeschikking). Artikel 12a, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 bepaalt vervolgens, voor zover hier relevant, dat een gezelschapskostenvergoedingsbeschikking, zoals in casu in geschil, betrekking heeft op hetgeen geacht kan worden te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van het optreden door het gezelschap of de leden van het gezelschap.

4.2. Naar het oordeel van het hof is door belanghebbende, op wie de bewijslast met betrekking tot de omvang van de gestelde - onder 2.3. bedoelde - kosten van het privé-vliegtuig van belanghebbende rust, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de vergoeding van deze kosten tot een hoger bedrag dan € 7.334 in de beschikking hadden moeten worden opgenomen. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat bij de namens belanghebbende bepleite toerekening van de geschatte (kosten van de) vlieguren aan het Nederlandse optreden zowel de heen- als de terugreis volledig is meegenomen, en dus niet voor de helft zijn toegerekend aan het daaraan voorgaande respectievelijk het daarop volgende concert in het buitenland.

4.3. De kosten ter zake van de diensten van een Nederlandse belastingadviseur komen, naar het oordeel van het hof, niet in aanmerking om van de belaste gage te worden uitgezonderd in de zin van artikel 35, vierde lid, van de Wet jo. artikel 12a, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Kosten ter zake van de diensten van een belastingadviseur met betrekking tot de loonbelasting van een werknemer worden voor die werknemer niet geacht te strekken tot bestrijding van kosten, lasten en afschrijvingen ter behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking. De Wet en haar totstandkomingsgeschiedenis bieden, naar het oordeel van het hof, onvoldoende aanknopingspunten om voor een (gezelschap van) artiest(en) een uitzondering op de hiervoor bedoelde hoofdregel aan te nemen. De omstandigheid dat de gage en de gemaakte kosten, onder meer ter zake van de Nederlandse belastingadviseur, voor rekening en risico van de LLC zijn gekomen, doet daaraan naar de mening van het hof niet af, aangezien, nog daargelaten het feit dat de LLC geen deel uitmaakt van het door belanghebbende vertegenwoordigde gezelschap als bedoeld in art. 5a, eerste lid, van de Wet, ook voor als artiest aangemerkte rechtspersonen geldt dat sprake is van de heffing van loonbelasting waarbinnen voor de belastingvrije vergoeding van de kosten ter zake van de diensten van een belastingadviseur met betrekking tot de loonbelasting van een (fictieve) werknemer geen plaats is.

4.4. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vraag aan de zijde van de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door G.J. van Muijen, voorzitter, J.W.J. Huijge en P. van der Wal, leden, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van R.O.J.M. de Windt, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 23 juni 2004

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 23 juni 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.