Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-06-2004, AQ5907, 03/00622

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 16-06-2004, AQ5907, 03/00622

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
16 juni 2004
Datum publicatie
2 augustus 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AQ5907
Zaaknummer
03/00622
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2024 tot 01-09-2024] art. 8:41

Inhoudsindicatie

Op de aan belanghebbende gezonden acceptgirokaart stond het juiste betalingskenmerk vermeld. Indien belanghebbende bij de betaling van het griffierecht gebruik zou hebben gemaakt van deze acceptgirokaart, was de betaling juist geschied. Nu belanghebbende de betalingsopdracht zelf via de computer door middel van telebankieren heeft verwerkt en daarbij het verkeerde betalingskenmerk heeft vermeld, komen de gevolgen daarvan, naar het oordeel van het hof, voor risico van belanghebbende. Belanghebbende, in de persoon van de gemachtigde, heeft de mogelijkheid gehad te kiezen voor een rekening-courantverhouding met justitie, waardoor de betalingen altijd tijdig worden gedaan, maar de gemachtigde heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 03/00622

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het verzet van X B.V. te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), van de tweede enkelvoudige Belastingkamer van dit hof van 26 september 2003, op het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen Y van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/ZZ van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aanslag in de vennootschapsbelasting voor het jaar 1996.

De behandeling van het verzet

Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 17 maart 2004 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord drs. P als gemachtigde van belanghebbende.

De Inspecteur is niet opgeroepen.

De gronden

1. Bij de uitspraak is belanghebbende niet-ontvankelijk in het beroep verklaard uit overweging dat het ter zake van het instellen van het beroep verschuldigde griffierecht niet is betaald binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de griffier belanghebbende op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.

2. Belanghebbende is tegen deze uitspraak tijdig in verzet gekomen.

3. Artikel 8:41, tweede lid, van de Awb schrijft op straffe van niet-ontvankelijkverklaring voor dat het griffierecht binnen vier weken na de dag van de mededeling van de verschuldigdheid van het griffierecht dient te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerechtshof, dan wel ter griffie dient te zijn gestort.

4. De nota griffierecht met notanummer 0140006223 is, voorzien van een voorgedrukte acceptgirokaart, op of omstreeks 13 mei 2003 per gewone post aan de gemachtigde van belanghebbende verzonden. De gemachtigde heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat hij deze nota heeft ontvangen.

5. Vanwege het uitblijven van een betaling van griffierecht op de in 4 bedoelde nota is op 17 juni 2003 een tweede nota griffierecht met notanummer 0140006223 aangetekend aan de gemachtigde van belanghebbende verzonden. Vóór of uiterlijk op de uiterste betaaldatum van de tweede nota, te weten 15 juli 2003, is evenmin een betaling ontvangen. Het griffierecht is op 6 augustus 2003 ontvangen.

6. Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, tweede lid, van de Awb kan in dat geval niet-ontvankelijkverklaring van het beroep nog slechts achterwege blijven, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.

7. Belanghebbende stelt dat hij op 9 juli 2003 het griffierecht heeft betaald, maar een onjuist betalingskenmerk, namelijk 2770021095625001, behorende bij notanummer 140004273 van de zaak met kenmerknummer BK-03/00427, heeft vermeld. Op 25 juli 2003 heeft belanghebbende het griffierecht teruggestort gekregen van het arrondissement Den Bosch, aangezien er voor de zaak met kenmerknummer BK-03/00427 van belanghebbende reeds griffierecht was betaald. Op 6 augustus 2003 betaalt belanghebbende het griffierecht voor onderhavige zaak, met het juiste betalingskenmerk 3770021105426001 behorende bij notanummer 140006223.

8. Op grond van artikel 43, eerste lid, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) vindt bij een betaling, die zou kunnen worden toegerekend op twee of meer verbintenissen jegens een zelfde schuldeiser, toerekening plaats op de verbintenis welke de schuldenaar bij de betaling aanwijst. Belanghebbende wijst een zaak met kenmerknummer 03/00427 aan, waardoor de betaling ten behoeve van deze zaak plaatsvindt. Voor deze tweede betaling op de zaak met kenmerk 03/00427 is weliswaar sprake van onverschuldigde betaling, maar deze roept, gezien artikel 203 van Boek 6 van het BW, reeds direct op het moment van die betaling voor de ontvanger een verbintenis op tot ongedaanmaking van de verrichte betaling, waaraan, zoals in 7 is overwogen, op 25 juli 2003 is voldaan.

Voor het geval belanghebbende bedoelt te stellen dat haar vordering uit onverschuldigde betaling verrekend had dienen te worden met het voor de onderhavige zaak verschuldigde griffierecht, kan die stelling haar naar het oordeel van het hof niet baten, reeds omdat de in artikel 127, eerste lid, van Boek 6 van het BW bedoelde verklaring van belanghebbende ontbreekt.

9. Op de aan belanghebbende gezonden acceptgirokaart stond het juiste betalingskenmerk vermeld. Indien belanghebbende bij de betaling van het griffierecht gebruik zou hebben gemaakt van deze acceptgirokaart, was de betaling juist geschied. Nu belanghebbende de betalingsopdracht zelf via de computer door middel van telebankieren heeft verwerkt en daarbij het verkeerde betalingskenmerk heeft vermeld, komen de gevolgen daarvan, naar het oordeel van het hof, voor risico van belanghebbende. Belanghebbende, in de persoon van de gemachtigde, heeft de mogelijkheid gehad te kiezen voor een rekening-courantverhouding met justitie, waardoor de betalingen altijd tijdig worden gedaan, maar de gemachtigde heeft van die mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

10. Belanghebbende kan redelijkerwijs niet van het arrondissement Den Bosch verwachten dat deze iedere betaling controleert op vermelding van het juiste kenmerk, aangezien er tientallen betalingen per dag geschieden. Belanghebbende moet waken voor een juiste betaling, waardoor een onjuiste betaling voor haar risico komt.

De proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

De beslissing

Het hof verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gedaan door J.W. van der Voort, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van P.J.A.M. van Sleuwen, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 16 juni 2004

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 16 juni 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen

van een beroepschrift bij dit gerechtshof (Postadres: Postbus

70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden

uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is een griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.