Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2004, AQ9826, 02/01752

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 09-06-2004, AQ9826, 02/01752

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
9 juni 2004
Datum publicatie
7 september 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AQ9826
Zaaknummer
02/01752
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 20, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

Op 14 februari 2002 om 13:30 uur stond belanghebbendes personenauto, merk Peugeot, met het kenteken 1, op een parkeerplaats aan de Astraat in P geparkeerd. Deze locatie is door burgemeester en wethouders op grond van de Verordening aangewezen als plaats welke bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders. Voor het aldaar parkeren dient de parkeerder te beschikken over een vergunning of de parkeerbelasting te voldoen door een dagkaart of via een persoonlijke parkeermeter (hierna: PPM).

In geschil is de vraag of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/01752

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar parkeerbelastingen van de gemeente P (hierna: de verweerder) op het bezwaarschrift betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting de dato 14 februari 2002, aanslagnummer 1.

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 mei 2004 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van haar gemachtigde, alsmede, de verweerder.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 9 juni 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de bestreden uitspraak alsmede de naheffingsaanslag;

- gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 29,-;

- veroordeelt de verweerder in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 229,66 en

- wijst de gemeente Roosendaal aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

De gronden voor de beslissing

1. Op 14 februari 2002 om 13:30 uur stond belanghebbendes personenauto, merk Peugeot, met het kenteken 1, op een parkeerplaats aan de Astraat in P geparkeerd. Deze locatie is door burgemeester en wethouders op grond van de Verordening aangewezen als plaats welke bestemd is voor het parkeren door vergunninghouders. Voor het aldaar parkeren dient de parkeerder te beschikken over een vergunning of de parkeerbelasting te voldoen door een dagkaart of via een persoonlijke parkeermeter (hierna: PPM).

2. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

3. Belanghebbende heeft, kort weergegeven, het volgende verklaard. Zij maakt het huis van de gemachtigde, gelegen aan de Astraat, regelmatig schoon. Hij heeft voor haar een PPM gekocht voor het parkeren in de Astraat, wanneer zij het huis komt schoonmaken. Toen zij op 14 februari 2002 parkeerde in de Astraat heeft zij de PPM, die, aldus belanghebbende, zichtbaar achter de voorruit in de auto was aangebracht, in werking gesteld. Toen zij later die dag de naheffingsaanslag aantrof, is zij direct met de bekeuring en de PPM naar Parkeerbeheer gegaan, welke bij de gemachtigde om de hoek was gesitueerd. De PPM heeft zij toen laten lopen. Vervolgens is bij Parkeerbeheer een uitdraai van de PPM gemaakt. Hieruit blijkt dat deze op 14 februari 2002 om 12:05 in werking is gesteld en 276 minuten heeft gelopen, dat is tot ongeveer half vijf in de middag.

4. De verweerder heeft belanghebbendes stellingname betwist, daartoe aanvoerende dat twee parkeercontroleurs, na uitvoerige controle van het voertuig, geconstateerd hebben dat geen parkeerbelasting was betaald, hetzij door middel van een vergunning c.q. dagkaart, hetzij door middel van een persoonlijke parkeermeter. Ook al blijkt uit de uitdraai van de PPM dat ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag parkeerbelasting was voldaan, dat wil, aldus de verweerder, nog niet zeggen dat de PPM op dat moment in de auto van belanghebbende was geplaatst.

5. Het Hof acht de verklaring van belanghebbende geloofwaardig en zodanig overtuigend dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd. Aan de stelling van de verweerder gaat het Hof voorbij en het Hof houdt het ervoor dat de parkeercontroleurs de PPM over het hoofd hebben gezien.

6. Gelet op het vorenstaande dient te worden beslist zoals hiervoor vermeld.

Het griffierecht en de proceskosten.

Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Awb dient aan belanghebbende het betaalde griffierecht ad € 29,- te worden vergoed.

Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig de verweerder te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken.

Belanghebbende heeft verzocht om vergoeding van de door de gemachtigde gemaakte kosten voor het bijwonen van de zitting, te weten 4 uur x € 125,- aan verletkosten en € 32,- aan reiskosten (per auto).

Het Hof stelt deze kosten, mede gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht, op 4 uur x € 53,09 (maximum) is € 212,36 aan verletkosten en € 17,30 aan reiskosten, op basis van openbaar vervoer tweede klasse Y-'s-Hertogenbosch v.v., totaal derhalve € 229,66.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door J.Th. Simons, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 9 juni 2004.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 17 juni 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 51,-.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 204,50 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.