Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-08-2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:BV6023 AR3528, 02/02772

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-08-2004, ECLI:NL:GHSHE:2004:BV6023 AR3528, 02/02772

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 augustus 2004
Datum publicatie
8 oktober 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AR3528
Zaaknummer
02/02772
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:84, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:83, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:81

Inhoudsindicatie

In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsmiddelen waarbij niet tegen elke fiscale beschikking bezwaar en, na uitspraak op bezwaar, beroep bij de belastingrechter mogelijk is, maar alleen tegen die beschikkingen waartegen de belastingwet door de vermelding "voor bezwaar vatbare beschikking" dat bezwaar expliciet opent. Beslissingen van de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar omtrent het al dan niet verlenen van uitstel van betaling in het kader van artikel 25, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geschieden niet bij een "voor bezwaar vatbare beschikking" die ingevolge enige bepaling van de belastingwet is genomen. Er kan dan geen twijfel over bestaan dat het gerechtshof ten aanzien van die kwestie niet bevoegd is en ook nimmer kan worden in de hoofdzaak. Nu ter zake geen toegang tot de administratieve rechter in belastingzaken bestaat, betekent dit dat de voorzieningenrechter van een gerechtshof, in zijn hoedanigheid van administratieve rechter in belastingzaken, niet bevoegd is daarover te oordelen.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 02/02772

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

UITSPRAAK

Uitspraak van de Voorzieningenrechter van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch als bedoeld in artikel 8:84, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op na te melden verzoek als bedoeld in artikel 8:81 van de Awb van X te Y (hierna: verzoeker).

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan verzoeker zijn voor de jaren 2000, 2001 en 2002 aanslagen in de afvalstoffenheffing van de gemeente Y opgelegd.

1.2. Bij schrijven van 13 maart 2001 heeft verzoeker bezwaar aangetekend tegen de hem voor het jaar 2001 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing. In dit schrijven heeft verzoeker de heffingsambtenaar verzocht hem uitstel van betaling te willen verlenen voor het gehele bedrag van de aanslag tot op het moment dat de uitspraak op het bezwaarschrift zal zijn gedaan.

Bij schrijven van 28 april 2001 heeft verzoeker bezwaar aangetekend tegen de hem voor het jaar 2000 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing. Ook in dit schrijven heeft verzoeker de heffingsambtenaar verzocht hem uitstel van betaling te willen verlenen voor het gehele bedrag van de aanslag tot op het moment dat de uitspraak op het bezwaarschrift zal zijn gedaan.

Bij schrijven van 5 maart 2002 heeft verzoeker bezwaar aangetekend tegen de hem voor het jaar 2002 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing en de heffingsambtenaar verzocht hem uitstel van betaling te verlenen tot op het moment dat de uitspraak op het bezwaarschrift zal zijn gedaan.

1.3. Bij uitspraken op bezwaar van 30 mei 2001 respectievelijk 11 maart 2002 heeft het Hoofd van de afdeling Middelen van de gemeente Y de hierboven genoemde aanslagen over de jaren 2000 tot en met 2002 gehandhaafd.

Verzoeker is tegen de uitspraken van 30 mei 2001 bij op 10 juli 2001 ter griffie van het hof ingekomen beroepschriften in beroep gekomen bij het hof.

1.4. Bij brief van 8 maart 2002, verzonden 11 maart 2002, heeft het Hoofd van de afdeling Middelen van de gemeente Y verzoeker - voor zover hier van belang - het volgende bericht:

"Het indienen van een beroep- of bezwaarschrift heft de betalingsverplichting ten aanzien van deze aanslagen niet op. Dit betekent dat de aanslag afvalstoffenheffing 2000, 2001 en 2002 binnen de gestelde termijnen betaald moeten worden.".

1.5. Bij brief van 21 maart 2002 heeft verzoeker - voor zover hier van belang - als volgt gereageerd op eerdergenoemde brief van 8 maart 2002:

"2. De betalingsverplichting......

Hetgeen u stelt is ons bekend.

Toch verzoeken wij u beleefd uitstel van betaling te willen verlenen tot op het moment dat de uitspraken in de beroepschriften c.q. het bezwaarschrift zullen zijn gedaan.

(...)".

1.6. Bij brief van 3 april 2002, verzonden 4 april 2002, heeft de Comptabele van de gemeente Y verzoeker - voor zover hier van belang - het volgende bericht:

Zoals in de brief van 8 maart jl. aan u is vermeld, heeft het indienen van een beroep- of bezwaarschrift tegen een aanslag gemeentelijke belastingen, geen gevolgen voor de betalingsverplichting. Het gestelde in uw brief van 21 maart jl. geeft geen aanleiding dit standpunt te herzien.

Om deze reden deel ik u mede dat uw verzoek om uitstel van betaling te verlenen voor de aanslag afvalstoffenheffing 2002 niet wordt gehonoreerd.".

1.7. Bij schrijven van 14 mei 2002, met bijlagen, door de Voorzieningenrechter ontvangen op 15 mei 2002, aangevuld bij schrijven van 4 juni 2002, met bijlagen, door de Voorzieningenrechter ontvangen op 5 juni 2002, heeft verzoeker op de voet van het bepaalde in artikel 8:81 van de Awb - naar de Voorzieningenrechter begrijpt - verzocht met betrekking tot de hiervoor bedoelde weigering van uitstel van betaling, een voorlopige voorziening te treffen, waarbij hij verzoekt tot het (doen) verlenen van uitstel van betaling van de aanslagen over de jaren 2000 tot en met 2002 totdat het hof heeft beslist op het met betrekking tot die jaren ingestelde beroep.

Ter zake van dit verzoek heeft de Griffier van verzoeker een recht geheven van € 29,=.

1.8. De Comptabele van de gemeente Y heeft met dagtekening 3 juli 2002, bij de Voorzieningenrechter binnengekomen op 4 juli 2002, een verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.9. Bij brief van 18 maart 2003, bij de Voorzieningenrechter binnengekomen op 19 maart 2003, heeft verzoeker - voor zover hier van belang - het volgende bericht:

"Daaruit stellen wij vast dat wij alsnog akkoord kunnen gaan met de opgelegde aanslag over het belastingjaar 2002.

(...)

Op grond van het bovenstaande verzoeken wij u dan ook beleefd de aanslag over het jaar 2002 te schrappen uit het Verzoek voorlopige voorziening.".

2. Beoordeling van het verzoek

2.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 27, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen jo. het bepaalde in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan indien tegen een besluit bij het gerechtshof beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij het gerechtshof, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van het gerechtshof dat bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2.2. Verzoeker heeft - naar de Voorzieningenrechter begrijpt - verzocht te bepalen dat uitstel van betaling van de hem voor de jaren 2000 en 2001 opgelegde aanslagen in de afvalstoffenheffing zal worden verleend totdat door het hof uitspraak zal zijn gedaan in de hoofdzaak.

2.3. In het belastingrecht geldt een gesloten stelsel van rechtsmiddelen waarbij niet tegen elke fiscale beschikking bezwaar en, na uitspraak op bezwaar, beroep bij de belastingrechter mogelijk is, maar alleen tegen die beschikkingen waartegen de belastingwet door de vermelding "voor bezwaar vatbare beschikking" dat bezwaar expliciet opent. Beslissingen van de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaar omtrent het al dan niet verlenen van uitstel van betaling in het kader van artikel 25, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 geschieden niet bij een "voor bezwaar vatbare beschikking" die ingevolge enige bepaling van de belastingwet is genomen. Er kan dan geen twijfel over bestaan dat het gerechtshof ten aanzien van die kwestie niet bevoegd is en ook nimmer kan worden in de hoofdzaak. Nu ter zake geen toegang tot de administratieve rechter in belastingzaken bestaat, betekent dit dat de voorzieningenrechter van een gerechtshof, in zijn hoedanigheid van administratieve rechter in belastingzaken, niet bevoegd is daarover te oordelen.

2.4. Nu de Voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is, doet de Voorzieningenrechter, met toepassing van de in artikel 8:83, derde lid, van de Awb daartoe verleende bevoegdheid, uitspraak zonder voorafgaande mondelinge behandeling.

3. Proceskosten en griffierecht

3.1. De Voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

3.2. De Voorzieningenrechter gelast de griffier van het Gerechtshof om het door verzoeker gestorte griffierecht ad € 29,= aan deze terug te betalen.

4. Beslissing

Gelet op al het vorenstaande moet worden beslist als volgt:

De Voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd tot het treffen van de verzochte voorziening en gelast de griffier het door verzoeker gestorte griffierecht ad € 29,= aan deze terug te betalen.

Aldus gedaan door mr. J.A. Meijer, voorzieningenrechter, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van mr. Th.A.J. Kock, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 6 augustus 2004

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 6 augustus 2004