Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-08-2004, AR3530, 03/00352

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 11-08-2004, AR3530, 03/00352

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
11 augustus 2004
Datum publicatie
8 oktober 2004
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2004:AR3530
Zaaknummer
03/00352
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 20, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft gesteld dat hij met zijn micro compact auto heeft geparkeerd op een plaats waar ook twee vuilcontainers staan. Alleen een dergelijk kleine auto kan daar parkeren. Omdat deze auto's pas enkele jaren op de markt zijn heeft de gemeente hier bij aanleg van het parkeerterrein in de jaren 1970/1980 geen rekening mee kunnen houden. Voor het parkeren op zo'n kleine plaats is derhalve geen parkeerbelasting verschuldigd, aldus belanghebbende.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 03/00352

HET GERECHTSHOF TE 'S-HERTOGENBOSCH

PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Z (hierna: de verweerder) op het bezwaarschrift betreffende de naheffingsaanslag in de parkeerbelasting de dato 9 december 2002, aanslagnummer 1.

Het onderzoek ter zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 28 juli 2004 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de verweerder.

Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 11 augustus 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

De beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

De gronden voor de beslissing

1. Op 9 december 2002 om 12.36 uur stond belanghebbendes personenauto, merk Smart, met het kenteken 2, geparkeerd op de Astraat in de gemeente Z geparkeerd. Deze locatie is door het college van burgemeester en wethouders op grond van de Verordening aangewezen als plaats waar tegen betaling van parkeerbelasting mag worden geparkeerd.

2. In geschil is of de onderhavige naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

3. Belanghebbende heeft gesteld dat hij met zijn micro compact auto heeft geparkeerd op een plaats waar ook twee vuilcontainers staan. Alleen een dergelijk kleine auto kan daar parkeren. Omdat deze auto's pas enkele jaren op de markt zijn heeft de gemeente hier bij aanleg van het parkeerterrein in de jaren 1970/1980 geen rekening mee kunnen houden. Voor het parkeren op zo'n kleine plaats is derhalve geen parkeerbelasting verschuldigd, aldus belanghebbende.

4. Tussen partijen is niet in geschil dat op het betreffende parkeerterrein alleen mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting. Belanghebbende is van mening dat dit echter alleen geldt voor de parkeervakken die duidelijk zijn afgebakend middels witte strepen.

5. Ingevolge artikel 225, tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 1, onderdeel a, van de Verordening wordt onder parkeren verstaan: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden.

6. Het parkeren op de door belanghebbende bedoelde plaats bij de vuilcontainers is niet ingevolge een wettelijk voorschrift verboden. Nu deze plaats voorts is gelegen in een gebied waar alleen mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting, is de naheffingsaanslag terecht opgelegd. Dat bij de aanleg van het parkeerterrein auto's als die van belanghebbende nog niet bestonden, doet hier niet aan af.

7. Gelet op het vorenstaande dient, nu het bedrag van de naheffingsaanslag als zodanig niet in geschil is, het beroep ongegrond te worden verklaard.

De proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door J.Th. Simons, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van M.A.M. van den Broek, griffier, in het openbaar uitgesproken op 11 augustus 2004.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden

op: 11 augustus 2004

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ

's-Hertogenbosch).

Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 51,-.

Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 204,50 verschuldigd.

De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.