Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-01-2005, AS8596, 03/00126

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 17-01-2005, AS8596, 03/00126

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
17 januari 2005
Datum publicatie
4 maart 2005
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2005:AS8596
Zaaknummer
03/00126
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 8

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft de vraag of belanghebbende ter zake van de winst behaald bij verkoop van het pand Astraat 1 per ultimo 1998 terecht een vervangingsreserve heeft gevormd.

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 03/00126

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het beroep van X B.V. te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst Oost Brabant/kantoor Z (hierna aan te duiden als: de inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van fl. 3.073.441,= welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 218,=.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 29 oktober 2004 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de inspecteur.

1.4. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:

2.1. Belanghebbende is de moedermaatschappij van een concern dat zich in hoofdzaak bezighoudt met het ontwerpen, produceren en verhandelen van innovatieve leg- transport- en huisvestingssystemen voor pluimvee. Het concern is vanaf de start van de onderneming gevestigd geweest in diverse panden waarvan een aantal eigendom was van belanghebbende en een aantal gehuurd werd. Naarmate de werkzaamheden toenamen, is het concern telkens verhuisd naar een groter pand.

2.2. Vanaf 1994 was het concern gevestigd in één pand, zijnde Astraat 1 te Y. Dat pand was eigendom van belanghebbende. In juli 1998 zijn overeenkomsten opgemaakt waarbij drie met belanghebbende in een fiscale eenheid gevoegde vennootschappen P B.V., Q B.V. en R B.V., het pand Bstraat 1 te Y huren van M, die samen met zijn echtgenote alle aandelen in belanghebbende bezit. De huur is aangegaan voor vijf jaren met een optie tot verlenging met vijf jaren ingaande 1 januari 1998 of zoveel later als de nieuwbouw gereed zou komen. Voor rekening en risico van de huurders zijn met betrekking tot de afbouw van Bstraat vijf investeringen verricht tot een bedrag van in totaal fl. 2.124.759,=. Deze investeringen worden in tien jaar afgeschreven.

2.3. Op 8 september 1997 is aan Makelaarskantoor N B.V. opdracht gegeven tot bemiddeling inzake een voorgenomen verhuur van het pand Astraat 1. Deze opdracht heeft niet tot resultaat geleid. Op 20 april 1998 is door O, makelaars in zakelijk vastgoed, een verhuur-verkoopadvies gegeven betreffende het pand Astraat 1.

2.4. In oktober 1998 is het pand Astraat 1 aan een derde verkocht voor fl. 3.300.000,=. Daarbij is een boekwinst gerealiseerd van fl. 1.163.696,=. Uit notulen van een bespreking van 5 november 1998 blijkt dat is besloten voor deze boekwinst een vervangingsreserve te vormen. In deze notulen wordt gesteld dat de vervangingsreserve eventueel gebruikt kan worden voor aankoop van het pand Bstraat door de B.V. of aankoop van een ander pand van bijvoorbeeld een van de werkmaatschappijen.

2.5. Bij het bepalen van de winst over 1998 is de in 2.4. bedoelde vervangingsreserve gevormd.

2.6. In juli 2001 is door belanghebbende 75% gekocht van het pand Cstraat 1 te V. Dit pand is gebruikt om de productie van P B.V. te voorzien van voldoende huisvesting. Op de aanschafwaarde van dit pand is de vervangingsreserve in mindering gebracht.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft de vraag of belanghebbende ter zake van de winst behaald bij verkoop van het pand Astraat 1 per ultimo 1998 terecht een vervangingsreserve heeft gevormd.

Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. De inspecteur verdedigt de tegenovergestelde opvatting.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Belanghebbende

Het pand Astraat 1 was bestemd om te worden aangehouden om de groei van het concern in de toekomst op te vangen. Toen verhuur niet vlotte, is het pand verkocht om de opbrengst voor die groei te gebruiken. De ontwikkelingen in het concern geven ook ultimo 1998 duidelijk aan dat in de nabije toekomst meer behoefte aan huisvesting zou ontstaan. Daarnaast bestond ultimo 1998 het voornemen het van de aandeelhouder gehuurde pand Bstraat 1aan te kopen. Dat zulks uiteindelijk niet is geschied, doet aan het bestaan van het vervangingsvoornemen niet af.

De inspecteur

Uit de omstandigheid dat het pand Bstraat 1 voor een periode van vijf jaren met een optie tot verlenging met vijf jaren is gehuurd en dat de huurders in het gehuurde aanzienlijke bedragen hebben geïnvesteerd valt af te leiden dat belanghebbende ultimo 1998 niet het voornemen heeft gehad dit pand aan te kopen ter vervanging van het pand Astraat 1. Het pand Astraat 1 is in 1998 geheel ontruimd en de gehele productie is overgebracht naar het gehuurde pand aan de Bstraat 1. Dat een deel van de productie in 2001 is ondergebracht in het in 2001 (voor 75%) aangeschafte pand te P wil niet zeggen dat dit pand dient ter vervanging van het pand Astraat 1.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een opgelegd naar een belastbaar bedrag van fl. 1.909.745,=. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Niet in geschil is dat de productie verplaatst is van het pand Astraat 1 naar het pand Bstraat 1.

4.2. Naar het oordeel van het Hof maakt belanghebbende - op wie te dezen de bewijslast rust - met hetgeen zij ter zake aanvoert niet aannemelijk dat ultimo 1998 het voornemen bestond tot vervanging van het verkochte pand Astraat 1, in het bijzonder door het in concernverband van haar aandeelhouder gehuurde pand Bstraat 1aan te kopen. De inhoud van de huurovereenkomsten en de investeringen door de huurders wijzen veeleer op het tegendeel.

4.3. De stelling dat de opbrengst van het pand Astraat 1 bedoeld was om de toekomstige behoefte aan huisvesting voor de productie op te vangen, is geen rechtvaardiging voor de vorming van een vervangingsreserve. De faciliteit van de vervangingsreserve is niet bedoeld om de financiering van uitbreidingsinvesteringen te faciliëren.

4.4. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door N. van Beelen, voorzitter, A.J. van Soest en J.W. Zwemmer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van J.W.J. van der Heijden, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 17 januari 2005

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 17 januari 2005

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.