Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2005, ECLI:NL:GHSHE:2005:BV6014 AT3860, 02/02459
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2005, ECLI:NL:GHSHE:2005:BV6014 AT3860, 02/02459
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Datum uitspraak
- 18 maart 2005
- Datum publicatie
- 14 april 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHSHE:2005:AT3860
- Zaaknummer
- 02/02459
Inhoudsindicatie
Het hof is van oordeel dat het onderhavige chalet naar verkeersopvattingen moet worden beschouwd als duurzaam met
de grond verenigd, en derhalve als een onroerende zaak moet worden aangemerkt. (...)
Aan het voorgaande doet naar het oordeel van het hof niet af dat het chalet rust op stalen stempels en derhalve een fundering ontbreekt. Evenmin doet aan het voorgaande af dat het chalet uitsluitend wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden, dat de hoogten van de ruimten binnen het chalet afwijken van de hoogten van de ruimten binnen een woning en dat geen sprake is van een goede isolatie.(...)
Het hof is van oordeel dat de verweerder niet gebonden is aan het door andere gemeenten gevoerde beleid. Nu vaststaat dat door de verweerder alle objecten op camping "A" heeft aangemerkt als een onroerende zaak, en ook overigens gesteld noch gebleken is dat in de meerderheid van de zich in de gemeente S bevindende en met belanghebbende geval vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven, moet het beroep op het geiljkheidsbeginsel worden verworpen.
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 02/02459
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dertiende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Sectorhoofd Middelen van de gemeente S op het bezwaarschrift betreffende na te melden beschikking.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) een beschikking gezonden waarbij de waarde van de onroerende zaak Astraat 1-5 te S (hierna: het object) per de peildatum 1 januari 1999 voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 is vastgesteld op ƒ 148.000 (€ 67.159,--). Na daartegen gemaakt bezwaar is die waarde bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 29,--.
De verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.3. Belanghebbende heeft schriftelijk gerepliceerd en de verweerder schriftelijk gedupliceerd.
1.4. Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht heeft belanghebbende vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij en behoren tot de stukken van het geding.
1.5. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 21 januari 2005 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, alsmede, de verweerder en de taxateur.
1.6. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast:
2.1. Het object betreft een vrijstaand chalet, met een inhoud van circa 178 m3 en een oppervlakte van circa 254 m2. Bij het object behoort een tuinhuisje. Het object is gelegen op camping "A" te S. Op deze camping zijn recreatiemogelijkheden, waaronder een zwembad en een tennisbaan, aanwezig.
2.2. Het chalet wordt gevormd door een tweetal aan elkaar bevestigde sta-caravans. Het beschikt over een woonkamer, twee slaapkamers, een open keuken, een badkamer en een CV-combinatie.
2.3. Kort nadat het chalet in 1997 in opdracht van belanghebbende is geplaatst, is rondom het chalet een stenen muurtje geplaatst. Dit muurtje is op betonplaten bevestigd. Het chalet rust op stalen stempels, welke zijn geplaatst op trottoirtegels.
2.3. Het perceel en het daarop geplaatste chalet en tuinhuisje zijn in eigendom bij belanghebbende. Op het perceel is een met name uit bestrating bestaande tuin aangelegd. Tevens bestaat de mogelijkheid tot parkeren op het perceel. Het chalet is aangesloten op het rioleringssysteem en heeft een vaste aansluiting op het gas-, water- en elektriciteitsnet.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft primair het antwoord op de vraag of het object dient te worden aangemerkt als een onroerende zaak. Indien die vraag bevestigend wordt beantwoord is in geschil het antwoord op de vraag of de verweerder het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden.
Belanghebbende is van oordeel dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. De verweerder is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:
Belanghebbende
Het chalet is aangesloten op de riolering en op het gas-, water en electriciteitsnet. Wij dragen zelf zorg voor de afvoer van het huisvuil, het huisvuil wordt niet door de gemeente opgehaald. Het chalet bestaat uit twee aan elkaar gebouwde sta-caravans, waaromheen al vrijwel meteen na het plaatsen van het chalet een muurtje van steen is gebouwd. Het muurtje staat op betonplaten. De foto's die ik voor de zitting heb toegezonden zijn recent genomen, maar het chalet heeft altijd al gerust op stempels. De verweerder verwijst naar het portacabin-arrest, maar dat is niet vergelijkbaar. Een portacabin is met betonpoeren in de grond bevestigd, bij mijn chalet is daarvan geen sprake.
Het chalet voldoet bouwtechnisch niet aan de eisen die aan een woning worden gesteld. De hoogten van de ruimten binnen het chalet zijn anders dan de hoogten van de ruimten binnen een woning, er is geen fundering en het chalet is niet goed geïsoleerd.
De verweerder
Het chalet is aangesloten op alle gangbare nutsvoorzieningen, en is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven. Dat het chalet rust op stempels doet niet af aan het feit dat het chalet onroerend is. Alle objecten op deze camping zijn aangemerkt als onroerend.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en naar het hof begrijpt, vernietiging van de beschikking.
De verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Voor de betekenis van het begrip "onroerende zaak" dat in de Wet WOZ is opgenomen moet aansluiting worden gezocht bij de definitie van dat begrip in het Burgerlijk Wetboek. Op grond van art. 3:3 BW zijn - onder meer - onroerend de grond, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd.
4.2. Een gebouw kan duurzaam met de grond verenigd, en derhalve onroerend, zijn doordat het naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven. Niet van belang is dan meer dat technisch de mogelijkheid bestaat om het bouwsel te verplaatsen.
4.3. Voor de beantwoording van de vraag of een gebouw bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven moet worden gelet op de bedoeling van de bouwer - waaronder te begrijpen degene die opdracht heeft gegeven het bouwwerk te plaatsen - voorzover die bedoeling naar buiten kenbaar is.
4.4. De verkeersopvattingen vormen geen zelfstandige maatstaf voor de beoordeling van de vraag of een zaak roerend of onroerend is. Zij kunnen echter wel in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de vraag of een object kan worden beschouwd als duurzaam met de grond verenigd en wat in een gegeven geval als "duurzaam" en "verenigd" en in verband daarmee als "bestemming" en "naar buiten kenbaar" heeft te gelden.
4.5. Het hof is van oordeel dat het onderhavige chalet naar verkeersopvattingen moet worden beschouwd als duurzaam met
de grond verenigd, en derhalve als een onroerende zaak moet worden aangemerkt. Het hof baseert dit oordeel op de
volgende overwegingen:
a. Het chalet heeft een inhoud van circa 178 m3 en een oppervlakte van circa 254 m2. Het chalet heeft de uiterlijke verschijningsvorm van een (niet mobiele) woning.
b. Het terrein om het chalet is aangelegd als een hoofdzakelijk betegelde tuin met enkele groenvoorzieningen, en deze tuin sluit zodanig aan op de bungalow aan dat niet (meer) te zien
is of en op welke wijze het chalet met de grond is verankerd.
c. Vrijwel direct nadat het chalet is geplaatst, is rondom dit chalet een stenen muurtje geplaatst. Het hof acht ten aanzien van dit muurtje aannemelijk de stelling van belanghebbende dat daaraan geen dragende functie kan worden toegekend. Het hof ziet echter in de omstandigheid dat spoedig na het plaatsen van het chalet het muurtje is geplaatst een aanwijzing dat belanghebbende de bedoeling heeft gehad het chalet duurzaam op het perceel te plaatsen.
d. Het chalet is ingedeeld als een normale vakantiewoning met afzonderlijke (slaap)kamers, een keukenblok en
sanitair. Het chalet kan vele jaren als zodanig ter plaatse functioneren.
e. Het chalet is duurzaam aangesloten op alle voorzieningen (gas, water, elektriciteit en riolering).
4.6. Aan het voorgaande doet naar het oordeel van het hof niet af dat het chalet rust op stalen stempels en derhalve een fundering ontbreekt. Evenmin doet aan het voorgaande af dat het chalet uitsluitend wordt gebruikt voor recreatieve doeleinden, dat de hoogten van de ruimten binnen het chalet afwijken van de hoogten van de ruimten binnen een woning en dat geen sprake is van een goede isolatie.
4.7. Belanghebbende beroept zich er kennelijk op dat in de meerderheid van de met zijn geval vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing is achterwege gelaten. Het hof is van oordeel dat de verweerder niet gebonden is aan het door andere gemeenten gevoerde beleid. Nu vaststaat dat door de verweerder alle objecten op camping "A" heeft aangemerkt als een onroerende zaak, en ook overigens gesteld noch gebleken is dat in de meerderheid van de zich in de gemeente S bevindende en met belanghebbende geval vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven, moet het beroep op het geiljkheidsbeginsel worden verworpen.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
8. Beslissing
Het hof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door G.D. van Norden, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 18 maart 2005
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 18 maart 2005
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.