Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2005, ECLI:NL:GHSHE:2005:BI0115 AT5852, 01/01916

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 23-03-2005, ECLI:NL:GHSHE:2005:BI0115 AT5852, 01/01916

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
23 maart 2005
Datum publicatie
19 mei 2005
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2005:AT5852
Zaaknummer
01/01916

Inhoudsindicatie

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

- Is een deel van de onroerende zaak, te weten gronden en schuren, ter beschikking gesteld aan L, dochter van belanghebbende (hierna: de dochter)?

- Zijn de door belanghebbende aangegeven buitengewone lasten inzake ziektekosten, te weten de dieetkosten, de vervoerskosten, kosten huishoudelijke hulp en huisapotheek, aftrekbaar?

Uitspraak

BELASTINGKAMER

Nr. 01/01916

HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH

U I T S P R A A K

Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, eerste enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heer x te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Particulieren/Ondernemingen Z van de rijksbelastingdienst (hierna, evenals de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/ZZ van de rijksbelastingdienst, die thans ten aanzien van belanghebbende bevoegd is, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende na te melden aanslag.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1999 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 21.000,- (€ 9.529,-), welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

1.2. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het hof.

Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van ƒ 60,- (€ 23,27).

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 23 juni 2004 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer L, verbonden aan M B.v.b.a. te U, als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heer K.

1.4. Belanghebbende heeft ter zitting, zonder bezwaar van de wederpartij, kopieën overgelegd van een blad met als titel "w.o.z. waarde", twee grondgebruikverklaringen 1999 en een dieetverklaring.

1.5. Het hof heeft met toepassing van artikel 8:64 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het onderzoek ter zitting geschorst om de Inspecteur in de gelegenheid te stellen een reactie te geven op de door belanghebbende in punt 1.4 overgelegde stukken. De met partijen gevoerde correspondentie behoort tot de stukken van het geding.

1.6. Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 17 februari 2005 te 's-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de Inspecteur, de heer K. De gemachtigde heeft bij op 17 januari 2005 gedagtekende brief het hof meegedeeld niet te zullen verschijnen.

1.7. Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.

2. Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een van hen gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende weersproken, het volgende vast.

2.1. Belanghebbende is ongehuwd en enig bewoner van de onroerende zaak gelegen aan de P-straat 00 te Y (hierna: de onroerende zaak). De gemeente Y heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak vastgesteld op een bedrag van ƒ 174.000,-, met als waardepeildatum 1 januari 1995. Het perceel heeft een oppervlakte van 1.092 m² en de woning heeft een inhoud van 720 m³.

2.2. Belanghebbende heeft aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 18.428,-. Belanghebbende heeft als WOZ-waarde een bedrag van ƒ 95.000,- aangegeven, waardoor het huurwaardeforfait ƒ 712,- bedraagt. Als buitengewone lasten inzake ziektekosten heeft belanghebbende onder andere een bedrag van ƒ 690,- aan dieetkosten, van ƒ 260,- aan kosten voor hulp in de huishouding, en van ƒ 500,- aan autokosten afgetrokken. Als drempel ter zake van de buitengewone lasten ziektekosten heeft belanghebbende een bedrag van ƒ 3.024,- aangegeven.

2.3. Belanghebbende heeft met dagtekening 17 april 2000 een aanvulling op de aangifte ingediend. Belanghebbende hanteert in deze aanvulling een drempel ter zake van de buitengewone lasten ziektekosten van ƒ 2.489,- waardoor het aangegeven belastbaar inkomen een bedrag van ƒ 17.893,- wordt.

2.4. Bij brief van 9 april 2001 deelt de Inspecteur belanghebbende mee dat hij van plan is van de ingediende aangifte af te wijken. De Inspecteur heeft het belastbaar inkomen vastgesteld op een bedrag van ƒ 21.000,-. De Inspecteur heeft de WOZ-waarde gecorrigeerd naar een waarde van ƒ 174.000,-, waardoor het huurwaardeforfait ƒ 1.388,- hoger wordt. Ter zake van de buitengewone lasten in verband met ziektekosten heeft de Inspecteur onder andere de aftrek dieetkosten, huishoudelijke hulp en autokosten volledig gecorrigeerd, zodat ter zake van deze kosten geen aftrek kan worden geclaimd. Met betrekking tot de huisapotheek is een bedrag van ƒ 100,- gecorrigeerd. De drempel ter zake van de buitengewone lasten ter zake van ziektekosten is verhoogd met ƒ 169,-.

3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

- Is een deel van de onroerende zaak, te weten gronden en schuren, ter beschikking gesteld aan L, dochter van belanghebbende (hierna: de dochter)?

- Zijn de door belanghebbende aangegeven buitengewone lasten inzake ziektekosten, te weten de dieetkosten, de vervoerskosten, kosten huishoudelijke hulp en huisapotheek, aftrekbaar?

Belanghebbende is van oordeel dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting van 23 juni 2004 hebben zij hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Gemachtigde

Uit de door mij overgelegde grondgebruikverklaringen 1999 kan worden afgeleid dat de grond wordt gebruikt door een ander, namelijk de dochter. Als men een grondgebruikverklaring heeft, dan hoeft men geen pachtovereenkomst of verhuurovereenkomst te hebben. Er is ook geen pachtovereenkomst of huurovereenkomst. De grond is niet in gebruik bij belanghebbende. Het is niet de eerste keer dat ik bij het hof kom met een grondgebruikverklaring. Het is vreemd dat er nu een onderzoek naar wordt ingesteld.

De Inspecteur

Aanhorigheden behoren tot de eigen woning. Het is niet duidelijk waarvoor de grond door de dochter wordt gebruikt. De grondgebruikverklaringen zeggen mij niets. Ik voel me overvallen door dit stuk en wil er graag nader onderzoek naar doen. De door belanghebbende overgelegde dieetverklaring is dezelfde verklaring als is overgelegd voor het jaar 1997 en zegt niets over het jaar 1999. Belanghebbende dient aannemelijk te maken dat hij door zijn ziekte meer kilometers maakt. Belanghebbende stelt, maar bewijst niet. Er zijn geen gedagtekende facturen welke betrekking hebben op de gezinshulp.

Ter zitting van 17 februari 2005 heeft de Inspecteur hieraan nog het volgende, zakelijk weergegeven, toegevoegd:

Ik heb telefonisch contact gehad met Bureau heffingen. Mij is meegedeeld dat de dochter niet bekend is.

3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van het belastbaar inkomen naar een bedrag van ƒ 17.893,-.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Belanghebbende voert de navolgende grieven aan. Er is geen huurwaarde verschuldigd voor de overige gronden en schuren, omdat deze in gebruik zijn bij de dochter en niet bij belanghebbende zelf. Hetzelfde probleem speelde bij zaken waarin door het hof een oordeel is gegeven. De huisarts van belanghebbende wilde geen nieuwe dieetverklaring afgeven ter zake van het door belanghebbende gevolgde dieet. Belanghebbende woont achteraf, waar geen bus of trein komt, en is daarom, mede gezien zijn gezondheid, leeftijd en gezichtsverlies, aangewezen op taxivervoer. In de wet is voor deze autokosten een stelpost in het leven gebracht, waardoor deze kosten aftrekbaar zijn. Belanghebbende is niet in staat zijn huishouding te doen. Hij krijgt huishoudelijke hulp van een bevriende vrouw uit het dorp. De vrouw wordt betaald door belanghebbende, waardoor de kosten aftrekbaar zijn. Met betrekking tot de huisapotheek is een bedrag van ƒ 50,- veel te laag. Een bedrag van ƒ 150,- is nog niet eens toereikend, gelet op de door belanghebbende aan te schaffen injectienaalden met betrekking tot de suikerziekte.

Inkomsten uit eigen woning

4.2.1. Gelet op het door de Inspecteur overgelegde taxatierapport heeft het perceel van belanghebbende een kadastrale oppervlakte van 1.092 m², waaronder de ondergrond van de woning en de schuren. Belanghebbende heeft ter zitting twee grondgebruikverklaringen 1999 overgelegd waarin staat vermeld dat 400 m² respectievelijk 700 m² landbouwgrond aan de dochter in gebruik zijn gegeven. Het hof is van oordeel dat het zeer onwaarschijnlijk is dat 1.100 m² grond in gebruik wordt gegeven, terwijl belanghebbende beschikt over een perceel grond, waaronder de ondergrond van de opstallen, van in totaal 1.092 m². Op de grondgebruikverklaring staat immers vermeld:

"Let op! Voor het bepalen van de oppervlakte gaat u uit van de gemeten maat. De gemeten maat verschilt van de kadastrale maat. Bij gemeten maat telt u onder meer niet mee: bedrijfsgebouwen, wateroppervlaktes, erf wegen, kavelpaden en de oppervlakte waarop de gebouwen zich bevinden."

Het hof hecht geloof aan de verklaring van de Inspecteur ter zitting dat bij Bureau heffingen de dochter niet bekend is.

Naar het oordeel van het hof maakt belanghebbende met hetgeen hij heeft gesteld, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk dat hij grond en schuren aan de dochter in gebruik heeft gegeven.

4.2.2. Voorzover belanghebbende bedoeld heeft te stellen dat de Inspecteur het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden, is het hof van oordeel dat belanghebbende die stelling niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Met name is niet gebleken dat het gaat om met belanghebbende vergelijkbare gevallen.

4.2.3. Gelet op het in 4.2.1 en 4.2.2 overwogene, dient de eerste in geschil zijnde vraag ontkennend te worden beantwoord.

Buitengewone lasten inzake ziektekosten

4.3.1. Ingevolge artikel 46, derde lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: Wet IB 1964) worden als uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling aangemerkt, voorzover hier van belang, de daarmee verband houdende uitgaven voor vervoer. Gesteld noch gebleken is dat de taxikosten betreffen kosten van vervoer die zijn gemaakt in rechtstreeks verband met het verkrijgen van genees-, heel- of verloskundige hulp, of als kosten ter zake van regelmatig ziekenbezoek als is bedoeld in artikel 46, derde lid, aanhef en onderdeel e, van de Wet IB 1964. Naar het oordeel van het hof heeft belanghebbende, met hetgeen hij in het beroepschrift en de correspondentie na de eerste zitting heeft gesteld, niet aannemelijk gemaakt dat de door belanghebbende gemaakte kosten van vervoer meer bedragen dan de kosten welke gezonde en valide mensen die in vergelijkbare financiële en maatschappelijke omstandigheden verkeren kwijt zijn aan vervoer. Belanghebbendes grief met betrekking tot de autokosten faalt.

4.3.2. Ingevolge artikel 46, derde lid, aanhef en onderdeel a, onder 3°, van de Wet IB 1964 worden als uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling aangemerkt de daarmee verband houdende totale kosten van farmaceutische en andere hulpmiddelen die niet zijn verstrekt op voorschrift van een arts tot een bedrag van ƒ 50,- per persoon. Nu dit bedrag wettelijk is bepaald en belanghebbendes huishouden uit één persoon bestaat, kan niet meer dan ƒ 50,- in aanmerking worden genomen. Belanghebbendes grief met betrekking tot de huisapotheek faalt.

4.3.3. Ingevolgde artikel 46, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 1964 in verbinding met artikel 10a van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 1990 worden als uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling aangemerkt de daarmee verband houdende uitgaven voor extra gezinshulp, voorzover zij blijken uit gedagtekende facturen waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze de naam en het adres van de gezinshulp zijn vermeld. Nu belanghebbende geen door de wet vereiste gedagtekende facturen heeft overgelegd, heeft belanghebbende niet aan zijn bewijslast voldaan. Belanghebbendes grief met betrekking tot de gezinshulp faalt.

4.3.4. Ingevolge artikel 46, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 1964 worden als uitgaven ter zake van ziekte, invaliditeit en bevalling aangemerkt uitsluitend daarmee verband houdende extra uitgaven voor een op medisch voorschrift gehouden dieet voorzover zij meer bedragen dan ƒ 750,-, tot een bedrag bepaald volgens bij ministeriële regeling te stellen regels. Nu belanghebbende een medisch voorschrift van het jaar 1997 heeft overgelegd en in de nadere stukken heeft verklaard dat de huisarts van belanghebbende niet mee wilde werken aan het verlenen van een dieetverklaring voor het jaar 1999, heeft belanghebbende niet voldaan aan de in de wet gestelde voorwaarde. Belanghebbendes grief met betrekking tot de dieetkosten faalt.

4.4. Gelet op het vorenstaande is het gelijk met betrekking tot de in geschil zijnde vragen aan de zijde van de Inspecteur.

5. Proceskosten

Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

6. Beslissing

Het hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door J.W. van der Voort, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van P.J.A.M. van Sleuwen, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 23 maart 2005

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 23 maart 2005

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in

cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.

Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.